De Boeddha beperkte zich niet tot één meditatietechniek. Als Vrij Onderzoeker was trial & error zijn geëigende manier van werken. Hij gebruikte alles wat dienstig was om tot Zelfrealisatie te komen. In de Pali-canon zijn er een veertigtal meditatietechnieken beschreven. Maar in feite zijn er oneindig veel meer. Elk verschijnsel, elk fenomeen, elke gewaarwording, elke gedachte, elk ding kan (moet) het voorwerp van meditatie zijn. En uiterst belangrijk: elke meditatie leidt tot dezelfde finaliteit, namelijk tot inzicht in de tilakkhana—vergankelijkheid (P. anicca); onbevredigdheid (P. dukkha) en zelfloosheid, onstabiliteit (P. anatta).
Voor de Boeddha waren al deze technieken slechts hulpmiddelen (P. upaya) om tot Ontwaken te komen. Dus om de tilakkhana te ervaren. Het lijkt me onjuist om aan deze ‘technieken’ méér belang toe te dichten dan ze hebben, namelijk vaardige hulpmiddelen om tot Zelfrealisatie te komen.
Maar ondanks het feit dat het slechts hulpmiddelen zijn kan het belang van meditatiebeoefening niet genoeg benadrukt worden: het mediteren over de sutta-teksten, het verzadigen, het doordringen, het penetreren, de innerlijke beleving ervan is zoveel belangrijker dan loutere intellectuele kennis. Om het proeven van wijsheid is het te doen. Om het experiëntieel ervaren van het proces van ontstaan en vergaan van alle fenomenen. Pativedha.