De eerste druk van het essay van Bas Heijne Moeten wij van elkaar houden? Het populisme ontleed kwam uit in 2011 maar is nu nog steeds actueel. In 2017 verscheen het interview De contra-verlichting is weer terug waarin hij indirect naar het essay terug verwijst: ‘De grote leugen van deze tijd is te doen alsof je altijd kunt krijgen wat je wilt. Vervolgens krijg je dan nul op het rekest. Maar in onze cultuur wordt het realiteitsprincipe steeds meer weggemoffeld. Daar krijg je uiteindelijk boze mensen van.’ Dit artikel geeft een indruk van een deel van Heijnes essay, met een uitstapje naar het boek uit 2020 Mijn meningen zijn feiten. De wording van Thierry Baudet van Harm Ede Otje en Mischa Cohen.
‘Het proces van globalisering heeft krachten losgemaakt waarvan men dacht dat die na 1945 voorgoed uit de westerse wereld waren verbannen,’ aldus de auteur Bas Heijne in het hoofdstuk Twee moderniteiten? In dit hoofdstuk komen de verschillende lijnen uit de hoofdstukken van zijn essay tezamen.
Mond vol tanden
In de ogen van de nieuwrechtse populisten is de gewone man de dupe van de globalisering en de immigratie, die hem dreigen weg te vagen. Deze taal verstaan de progressieven niet en ze staan met een mond vol tanden. Dit populisme gaat over identiteit en gemeenschap en dit bezorgt weldenkenden koude rillingen, aldus de auteur. Ook hierdoor werden de uitwassen van de globalisering en de immigratie niet ingezien. Deze populisten richten hun pijlen dan ook op de ‘de zelfgenoegzame, progressieve elite’, die een betere wereld had willen bewerkstelligen, maar ‘intussen de gewone man doodgemoedereerd aan zijn lot overliet,’ zie bladzijde 102.
Twee moderniteiten
In het hoofdstuk Twee moderniteiten? van zijn essay bespreekt Heijne kort de studie Les anti-lumières (2006) (The Anti-Enlightenment Tradition), van de historicus Zeev Sternhell (1935-2020).
Sternhell vermeldt in de inleiding van zijn lijvige boek: ‘Terwijl de 18de eeuw gewoonlijk wordt gezien als de ultieme periode van de rationele moderniteit, was het ook de wieg van een tweede en een totaal verschillend moderniteit.’ Deze tweede moderniteit wordt de Contraverlichting genoemd en twee van de belangrijkste vertegenwoordigers zijn Edmund Burke (1729-1797) en Gotfried Herder (1744-1803). De Verlichting en zijn tegenbeweging de Contraverlichting bestaan al eeuwenlang naast elkaar en botsen. De historicus schrijft op bladzijde 8: ‘If the enlightened modernity was that of liberalism which led to democracy, the other modernity coming down into the streets at the turn of the twentieth century, took the form of an intellectual and political movement that was revolutionary, nationalistic, communitarian, and a sworn enemy of universal values.’ Hij ziet een directe lijn van de Contraverlichting naar de verschrikkingen van de 20ste eeuw.
Burke en Herder
De Brits-Ierse filosoof en politicus Edmund Burke en de Duitse ‘Sturm und Drang’-dichter, theoloog en filosoof Gotfried Herder waren twee van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Contraverlichting. Burke was al vanaf het begin van zijn politieke en intellectuele loopbaan van mening dat de Verlichting een intellectuele samenzwering is om de christelijke cultuur en de politieke orde, die het had voorgebracht te vernietigen, stelt de historicus Sternhell. Wikipedia ziet Burke als de grondlegger van het moderne conservatisme. Hij vertegenwoordigde voor meer dan 30 jaar de liberale Whigs in het Britse House of Commons.
‘Net als Herder in dezelfde tijd en onafhankelijk van hem, ontzegde Burke de rede het recht om vraagtekens te zetten bij de bestaande orde. Mensenrechten en het feit dat de samenleving het resultaat is van de wil van het individu en alleen bestaat om zijn welzijn te verzekeren, zijn een gevaarlijke misvatting en een openlijke aanval op de christelijke samenleving.’ Volgens hem zijn de bestaande sociale en politieke orde geheiligd door de ervaring, door de collectieve wijsheid en heeft een raison d’être die niet vanzelfsprekend is voor ieder individu in iedere tijd. Het is echter het resultaat van de goddelijke wil in de geschiedenis. Tot aan het einde van de 19de eeuw zette de ontwikkeling van de uitgangspunten van Burke en Herder zich voort, met name wat betreft het cultureel determinisme en de rassenleer van Arthur de Gobineau in zijn Essai sur l’inégalité des races humaines, die lang voor het Sociaal Darwinisme werden geaccepteerd, aldus Sternhell.
Selectief verwijt
Het meest voorkomende verwijt dat de verlichters constant over zich heen krijgen, is dat zij kamergeleerden zonder realiteitszin zouden zijn. ‘The most common reproach that the Anti-Enlightment thinkers continually made to the people of the Enlightenment was that of never having left their study or the realm of abstractions, and, as a result, being ignorant of the realities of the world as it was. It was Burke, one of the best parliamentary orators of his time, who originated this idea, but in fact it was a myth.’ De realiteit is volgens Sternhell echter dat: ‘Verre van zich te verliezen in zuiver theoretische problemen, waren de grote denkers van de Verlichting vooral betrokken bij de tastbare sociale en politieke vragen van hun tijd. Velen van hen hadden een belangrijke openbare functie.’ Zij dienden hun stad, hun provincie en hun land. De historicus vindt het interessant dat een gebrek aan realiteitszin nooit de 18de eeuwse Duitse intellectuele elite werd verweten, die opkwam voor de bestaande macht. Als bij uitstek een intellectuele elite aantoonbaar was uitgesloten van de politieke realiteit, dan was deze intellectuele elite dit wel. Van hen werd echter zonder meer aangenomen dat ze vanwege hun kritiek dan ook wel praktisch ingestelde lieden zouden zijn.
In het hoofdstuk Moeten wij van elkaar houden? ziet Heijne de twee moderniteiten nu vaak in elkaar overlopen, waarbij de verworvenheden van de Verlichting worden gebaseerd op culturele eigenheid en niet langer op algemeen menselijke waarden. ‘De westerse verworvenheden worden in stelling gebracht als stok om de islamitische hond te slaan, maar voor de rest keert men zich juist tegen vrijwel alle artikelen van de Verlichting,’ bladzijde 127.
Spoken uit het verleden
De antiverlichtingsdenkers zien de rede en de individuele vrijheid niet als zaligmakend. Voor hen is de relatie van een mens met zijn gemeenschap belangrijker. Heijne licht toe: ‘De banden die een mens heeft met zijn naaste omgeving, met de geschiedenis van zijn volk, zijn belangrijker dan de voor hen de abstractie van humaniteit.’ In het eerder genoemde Trouw-interview zegt hij dat de verlichtingsfilosofen zeer zeker oog hadden voor deze complexiteit, maar ‘het gaat mij om de erfenis van de Verlichting zoals wij die in onze tijd hebben meegekregen. Ik wil er ook niet voor pleiten de ratio opzij te schuiven, laat staan het belang van de wetenschap bagatelliseren, maar het is wel belangrijk te beseffen dat de mens nooit helemaal samenvalt met zijn ratio.’
De auteur noemt het boek van de historicus Sternhell even interessant als onevenwichtig en de historicus zelf ‘een fervent verlichtingsdenker’. Hij oordeelt dat nergens in zijn boek de historicus open lijkt te staan voor de argumenten van de kritiek op het verlichtingsdenken, ‘verlichtingskritiek doet Sternhell consequent af als heulen met de vijand.’ Ieder begrip voor de filosofen van de antiverlichting zou volgens gelijkstaan aan een levensgevaarlijk relativisme. Dat de Verlichting zelf beperkingen heeft, is niet de conclusie die de historicus trekt. Het zijn als het ware de spoken uit het verleden in de weg staan bij het begrip van het huidige nieuwrechtse populisme.
Individu en ratio aan de ene kant en gemeenschap en gevoel aan de andere, een mens wordt constant heen en weer geslingerd tussen deze uitersten. Ieder wereldbeeld dat een ervan benadrukt, wordt bovendien geconfronteerd met zijn tegenbeeld, aldus de auteur op bladzijde 109.
Er wordt veel gescholden op internet, maar dit volgens hem nooit onderzocht. Wie een steekproef doet komt er echter snel achter dat de woede in een forum zich vrijwel altijd richt ‘op de ander die niet meedoet; de ander die de gemeenschap hautain de rug toekeert, de ander die veel te graag anders wil zijn. Het is, kortom, de ander die geen verantwoordelijkheid wil nemen, waardoor een gemeenschap onmogelijk wordt.’ Zelfkritiek, ho maar. Op zulke sites zie je dat naar de mening van de auteur de mondige burger smacht naar gemeenschap, maar niet in staat is daaraan deel te nemen en dus dan maar met de vinger naar de Ander wijst. Hij signaleert: ‘Zijn mondigheid lijkt vooral in dienst te staan van zijn woede. Achter die woede gaat een groot gevoel van onmacht schuil. Het gaat erom die onmacht te begrijpen, zonder haar klakkeloos te vergoelijken.’
Zwelgen
Misschien ging het wel mis door de neiging om de Verlichting op te vatten als een geloofsleer, oppert de auteur. Het is in plaats daarvan ‘een levenshouding, een moeizaam en onzeker streven om onze al te menselijke aanvechtingen in goede banen te leiden,’ zie bladzijde 126. De geloofsartikelen van de Verlichting werden dogma’s en men verzuimde ze te toetsen aan de werkelijkheid van de globalisering en immigratie. Oogkleppen op voor het verlangen naar gemeenschap en identiteit in een versnipperde wereld, zelfgenoegzaamheid en hypocrisie ontstonden en hiermee groeide de kloof tussen de beleden idealen en de werkelijkheid. Het resultaat was ontzetting en ongeloof.
Je kunt weliswaar de nieuwrechtse mediagerichte populistische elite zien als slechts een noodzakelijke correctie op ‘het gestolde idealisme van een progressieve elite – maar dan ga je voorbij aan de ware aard ervan,’ concludeert de auteur op bladzijde 128. Hierachter gaat onder andere de roep schuil om ‘de verlosser van buiten’ en ‘het verlangen niet om af te rekenen met de politiek correcte uitwassen van het verlichtingsdenken, maar met het verlichtingsdenken zelf. Wat telt is niet langer de wereld, maar alleen nog je eigen belevingswereld. Daarbinnen kun je jezelf het middelpunt van alles wanen – en je hoeft jezelf geen rekenschap te geven van de rest van de wereld.’
Volgens Bas Heijne, die in 2017 de P.C. Hooftprijs ontving voor zijn beschouwend proza, botsen de twee moderniteiten van Sternhell voortdurend, omdat ze beide horen bij de menselijke verlangens. Misschien hoeven we ook niet van elkaar te houden, of elkaar zelfs niet aardig te vinden, schrijft hij. ‘De ware humanist laat zich geen knollen voor citroenen verkopen. Die weet namelijk waarmee hij te maken heeft. De menselijke natuur ontkennen, weet hij, is even gevaarlijk als erin zwelgen. Tussen die twee smadelijke uitersten moet hij nu ferm positie kiezen.’
Geschiedschrijving
Het boek uit 2020 van Harm Ede Botje en Mischa Cohen Mijn mening zijn feiten. De wording van Thierry Baudet is een journalistiek verslag van de loopbaan en de politieke ontwikkeling van Thierry Baudet. Zij noemen hun boek een poging tot eerstelijns geschiedschrijving, het is geen portret van FvD en haar aanhang. Een jaar lang voerden zij tientallen gesprekken met betrokkenen en moesten het doen zonder de medewerking van de hoofdpersoon. ‘Verontrustend was tijdens onze rondgang de kennelijke angst van Baudets politieke tegenstanders voor zijn fanatieke volgers,’ bladzijde 11.
Elite
Baudet verdiepte zich al jong in het conservatieve gedachtegoed en liet zich hierbij onder andere inspireren door zijn Leidse docent Paul Cliteur. ‘Hoewel Baudet zich ooit als conservatief presenteerde, is hij inmiddels een rechtse revolutionair die ontwrichting van de gevestigde maatschappelijke ordening nastreeft om op de resten daarvan een nieuwe orde op te bouwen. Om dat te bereiken wil hij afrekenen met de vertegenwoordigers van de ‘zelfhatende elite’ die het, behalve in de politiek, met name voor het zeggen zou hebben in de wetenschap, het onderwijs, de media en de rechterlijke macht,’ aldus Botje en Cohen. Overigens stamt Baudet af van hoogleraren en musici. Hij groeide op in ’een keurig D66 gezin’, ging naar het gymnasium en is ‘het intellectuele product van de Leidse universiteit’.
Het tweetal schrijft dat hij voor zichzelf bij de tegenrevolutie een belangrijke rol ziet weggelegd. ‘Ik denk niet voor mezelf, niet voor mijn eigen individuele belangetje, ik denk voor Nederland.’ En ‘de opdracht van mijn leven is een antwoord te formuleren op de zelfdestructie in de westerse beschaving.’
De rechts-radicale koers van de partij FvD ontmoette veel verzet. De anonieme brief van Forum-jongeren met screenshots van appgroepen aan de besturen aan van de FvD en JFvD ging dit keer niet over ‘boreaal gelul’, maar over ‘uitingen die overeenkomen met autoritaire, fascistische en/of nationaalsocialistische denkbeelden, inclusief anti-semitisme, homofobie en racistisch imperialisme.’ De jongeren vonden het een zorgwekkende ontwikkeling en vreesden voor ‘serieuze electorale schade.’ Het artikel van Ton F. van Dijk had enig effect. Onderzoek werd toegezegd en het JFvD-bestuur liet weten dat ze ‘geen zicht hadden’ op wat er in de app-groepen gebeurde en dus ook ‘niets wisten’. ‘Baudet had al die tijd niet van zich laten horen,’ aldus Botje en Cohen, zie bladzijde 288 tot en met 290.
Harm Ede Botje en Mischa Cohen kregen tijdens het werk aan het boek geregeld de vraag hoe het verder zou gaan met Thierry Baudet en dat vragen zij zichzelf ook af. Ze kennen het antwoord niet, maar zullen Baudet en het grotere verhaal waarin hij een rol speelt blijven volgen.
Opmerkingen
Heijnes essay waarvan de zesde druk in 2016 verscheen, telt tien hoofdstukken. Een opvallend hoofdstuk ervan is Identiteit is een mysterie, dat hij schreef naar aanleiding van zijn reis in Bosnië eind 2010. Hij werd er geconfronteerd met een raadsel. ‘Overal hetzelfde beeld: mensen die smachtten te ontsnappen aan de greep van de groepsidentiteit, overal mensen die luid verkondigden dat de identiteitspolitiek van de machthebbers idioot en gevaarlijk was. Tegelijkertijd leek men niet in staat zich ervan te bevrijden. Het bleek sterker dan hun rationele argumenten, sterker dan hun verlangen, sterker dan hun politieke wil.’
Ook in de tijd van de Verhevene bestond er twijfel en onzekerheid. Op een gegeven moment vroegen de Kalama’s zijn advies over wat te doen. Zij hadden te maken met brahmanen en contemplatieven, die hun eigen opinies aanprezen en die van anderen beschimpten. De Boeddha adviseerde de Kalama’s een beroep te doen op hun humaniteit en hun kritisch vermogen om onderscheid te maken tussen wat heilzaam is en wat niet.