Om zijn leer aanschouwelijk te maken gebruikte de Boeddha in zijn voordrachten filosofische en religieuze begrippen die gangbaar waren onder de bevolking. De Boeddha herdefinieerde deze begrippen en gebruikte ze als metaforen om zijn leer te verduidelijken. Eén van deze begrippen is samsara. Samsara is de cyclus van de wedergeboorten. In de Veda’s verstond men onder samsara de reïncarnatie van de wezens. De herbevlezing. De zielsverhuizing. Het is de opvatting dat het niet-lichamelijke deel van een levend wezen (de ziel of de geest) na de dood niet ophoudt maar steeds opnieuw in een ander levend wezen geboren wordt.
Reïncarnatie vindt géén énkele grond in de buddhasasana. In de Dhamma is geen plaats voor een ‘zelf’, een ‘ik’, een ‘ziel’ (P. atta) dat de dood overleeft. Alle fenomenen, dingen, verschijnselen zijn immers ‘zelfloos’ (P. anatta), d.i. ze bezitten geen enkele stabiliteit, geen ‘zelf’, geen ‘ik’, geen ‘ziel’.
De Boeddha gebruikte samsara slechts als metafoor om aan te geven dat de mens op élk moment en van moment-tot-moment verandert. Nooit één ogenblik gelijk blijft. Metaforisch elk moment sterft om het volgende moment a.h.w. herboren te worden. Het is in deze figuurlijke betekenis dat samsara (wedergeboorte) moet beschouwd worden in de sutta’s.
Bhikkhu Buddhadasa (1) analyseerde ‘wedergeboorte’ magistraal als volgt:
‘ De Boeddha zei:
“In het verleden, zowel als in het heden, onderwijs ik maar één ding: dukkha en de beëindiging van dukkha.”
Dát is het. Dat is álles waar het in Boeddha’s leer om draait: dukkha en de beëindiging ervan.
We hoeven dus niet veel tijd te verspillen met te redeneren over de vraag of er sprake is van wedergeboorte of niet. Dat is immers geen fundamentele vraag.
De fundamentele kwestie is dukkha en het einde van dukkha, de eliminatie van dukkha—het doven van dukkha.
Als er een geboorte is, zal er dukkha zijn. Of het nu geboorte is of wedergeboorte, het leidt tot dukkha.
Dus het doet er niet toe hoe je het noemt. Waar het om draait is dat dukkha ontstaat. Dat dukkha ‘geboren’ wordt.
Als dus de fundamentele zorg of vraag of doelstelling dukkha en het einde van dukkha is, hoeven we ons geen zorgen te maken over de trivialiteiten van wedergeboorte. Het énige dat belang heeft, is dat je dukkha dooft, dat je dukkha beëindigt.
En dit is de reden waarom de Boeddha anatta onderwees. De Boeddha onderwees anatta als de manier om deze waarheid volledig in jezelf te realiseren. Anatta is dé manier om dukkha te beëindigen, de manier om dukkha te doven.
Dus de Boeddha onderwees anatta omdat het cruciaal en centraal staat voor de beëindiging van dukkha.
Dit is waar de leer van de Boeddha over gaat: hoe kunnen we dukkha uitdoven? Daarvoor is het dus noodzakelijk om anatta te begrijpen.
Argumenteren of discussiëren over wedergeboorte is een louter academisch item. Het staat niet centraal. Het is niet het primaire probleem.
Deze discussie kan gesloten worden door te zeggen dat, als je anatta correct en volledig begrijpt, je voor jezelf zult ontdekken dat er geen wedergeboorte is. En evenmin reïncarnatie. En dat is het einde van het verhaal.’
(Bhikkhu Buddhadasa, Anatta and Rebirth, Dhammatalk, dd. 13 Januari 1988). Het integrale transcript van deze voordracht kan je hier vinden: https://www.suanmokkh.org/retreat_talks/67
(1) Bhikkhu Buddhadasa (1906-1993) is één van de meest invloedrijke boeddhistische monniken van de Theravadastroming. Ajahn Buddhadasa streefde naar een terugkeer naar een oorspronkelijke zuivere vorm van boeddhisme, niet alleen omdat hij het boeddhisme te sterk geritualiseerd vond, maar ook als tegenkracht tegen het westerse imperialisme. Hij baseerde zich hierbij op eigen studies van het Pali-canon.
Bhikkhu Buddhadasa streefde ernaar om het boeddhisme toegankelijk te maken voor een lekenpubliek, in plaats van de traditionele beperking van de boeddhistische beoefening tot monniken. De meeste van zijn boeken werden in het Engels vertaald en zijn vlot verkrijgbaar (o.m. via bol.com). Het zijn juweeltjes van inzicht.