Bevrijding ontstaat wanneer handelingen niet langer intentioneel gebeuren, maar spontaan én in overeenstemming zijn met de situatie. Zo worden handelingen vrij van voornemens, vrij van ‘worden’. Zo bevrijden ze zichzelf. Zo worden ze een ‘stroom’. Ruimte. Akasa.
Bevrijding (P. vimutti) is gebouwd op inzicht (P. vipassisum). Door inzicht realiseert de dhammanuvatti de tilakkhana—vergankelijkheid (P. anicca), onbevredigdheid (P. dukkha) en zelfloosheid (P. anatta)—in zichzelf. Anicca, dukkha en anatta als experiëntiele ervaring (P. bhavana-maya panna). Niet als ‘van horen zeggen’ (P. sutta-maya panna) of als intellectuele verworvenheid (P. cinta-maya panna).
Konkreet komt het hierop neer: de gevorderde beoefenaar is zich helder bewust en realiseert met diep inzicht (P. sampajana) dat niets in zijn geest/lichaam-complex blijvend of vast is. Hij wéét dat alles onderhevig is aan ziekte, ouderdom en dood. Hij zíet de ‘zo-heid’ van de fenomenen. De natuurwet. De kosmische wet.
De natuurwet vormt het uitgangspunt van de Leer van de Boeddha: ❛ Alles wat onderhevig is aan ontstaan, is onderhevig aan vergaan. ❜ Deze tien woorden vatten de Dhamma gecondenseerd samen. Blijf standvastig bij de essentie van de Leer. De Buddhadhamma is door de Boeddha ontzettend duidelijk en uitvoerig uitgelegd. Sla dus geen dwaalwegen in. Laat Dhamma niet verwateren. Voeg er niets aan toe. Infecteer de woorden van de Meester niet. Hou je ver van allerlei experimenten. Laat je niet verleiden tot syncretisme. Maak het jezelf en je spirituele vrienden (P. kalyanamitta) niet nodeloos moeilijk.
Laat het onderzoek naar de werkelijke aard van de dingen (P. yatha bhuta) nooit aan anderen over. Vermijd dat je ingebakken conditionering leidt tot méér begoocheling. Tot méér twijfel. Onderzoek en stop elke indoctrinatie. Ontmasker elke illusie. Leg je lot niet in de handen van zelfverklaarde profeten.
Bevrijding is een persoonlijke opdracht. De Boeddha predikte in de Dhammapada:
‘ Atta hi attano natho—ieder is zijn eigen beschermer.’
Niemand anders kan je bevrijden. Dat moet je zelf doen. Zelf. Maak er dus werk van. Stel met je eigen ogen vast dat dood en wederopstanding nooit tot verlossing leiden. Bevrijding is géén post mortem-verhaal. Bevrijding is uitsluitend mogelijk in dit leven. In dit moment. Door jezelf. Niet door een externe kracht.
Ontstaan en vergaan (P. udayabbaya) is de natuur der dingen. In eerste instantie zal dit inzicht je ontgoochelen en ontnuchteren (P. nibbida). Maar tezelfdertijd doen inzien dat ziekte, ouderdom en dood niets is om je angstig over te maken. Nibbida zal je passieloos (P. viraga) maken. Je tot rust brengen (P. upasama) en je bestendige ‘worden’ uitdoven (P. nibbana).
Aan de dood moet je dus niet méér aandacht toekennen dan aan de andere dingen van dit cyclische proces. Observeer alle dingen met dezelfde penetrerende aandacht en aanvaarding. Oefen. Beoefen. Bouw je praktijk systematisch op. Volhardend. Zie de permanente transformatie en mutatie van de dingen. Zie hun futiliteit. Hun vluchtige karakter. En aanvaardt dit proces gelijkmoedig. Hecht je niet aan metafysische sprookjes. Zij wijzen niet naar bevrijding. Zij belemmeren slechts je inzicht. Het zijn ‘hindernissen’ (P. nivarana). Richt je blik op het ‘proces’. Zie hoe alles verandert maar niets verloren gaat. Ervaar het Ongeborene (P. ajata). En het Doodloze (P. amata).
Daarvoor moet je ‘slechts’ twee zaken ‘doen’: observeren én aanvaarden. Sati en upekkha. De combinatie van beiden is vipassana. Dit is: zien hoe de dingen wérkelijk zijn en dit gelijkmoedig accepteren.
Deze praktijk noemde de Boeddha in de Mahasatipatthana-Sutta:
‘ Een ongeëvenaarde weg (P. ekayana magga) die leidt tot zuivering van de wezens; tot het overstijgen van verdriet en zorgen; tot het beëindigen van dukkha en angst en tot het verkrijgen van de juiste methode voor het realiseren van nibbana.’
Door je praktijk op deze manier eenvoudig te houden én volhardend te beoefenen zal je dukkha begrijpen; de oorzaak van dukkha vernietigen; de beëindiging van dukkha realiseren en het pad dat leidt tot de beëindiging van dukkha cultiveren.
De Boeddha, in één van de oudste teksten uit de Pali-canon, de Atthakavagga, Guhatthaka Sutta, Sn 4.2, (vv. 773-774):
‘ Moeilijk is het om hen te bevrijden die—verweven met de charme van het bestaan—vastgeklonken zijn aan het lokkende ‘worden’. Voorwaar, bevrijdt wordt men niet door anderen!
Verlangend naar wat geweest is én naar wat tot ‘worden’ komt, hongeren zij naar zintuiglijk genot. Begerig, inhalig, gehecht en geobsedeerd door verlangens, verstrikt in onvrede.
Getooid in ellende, weeklagen zij: ‘Wat zal er van ons geworden wanneer wij sterven ?’