Voormalig begeleider van psychiatrische patiënten Kees Kort (nu 70) uit Leiden wilde hun geest beroeren. Door ze liefde te geven. En voor ze te spelen op zijn Shakuhachi, de Japanse bamboefluit. Met lange tonen, pril en soms krachtig als het leven zelf. De mensen reageren er op, ademen rustiger en langzamer. Ze kijken omhoog, worden door iets geraakt.
‘De mensen waar ik mee werk zijn psychisch verwond. Ze lijden niet zozeer omdat ze ziek zijn, maar door de voor hen onbegrijpelijke dingen in het leven. Zo bijvoorbeeld raken ze in verwarring door de vele fusies van de afgelopen tien jaar binnen onze organisatie, met steeds weer andere psychiaters en begeleiders. Maar ze lijden het meest door hun angst voor eenzaamheid. Bang dat hun fantasiewereldje wordt afgepakt, en dat ze daardoor verschrikkelijk alleen zijn.’
Kees Kort voelt zich een zwerver met een fluit. Een man die op straat kan leven. Hij zegt geen woorden nodig te hebben om te kunnen communiceren. Zijn magische muziek, de prachtige tonen uit een eenvoudig stuk bamboe, bindt en ontroert mensen. Soms speelt hij op straat, in een drukke stad. Amsterdam, New York. De meeste mensen lopen jachtig voorbij, maar vooral kinderen staan bij hem stil. Ze zijn klein en Kees zit laag, met gekruiste benen op de grond. En zo speelt hij soms ook op zijn werk. Voor patiënten, en een enkele keer in de pauze voor de staf van het psychiatrische ziekenhuis Rivierduinen in Noordwijkerhout, het vroegere Sint-Bavo. Zijn werk is belangrijk voor hem. Al twijfelt hij soms of hij wel echt iets voor hen kan betekenen. Maar hij blijft aan boord. Ook uit solidariteit, omdat de geestelijke gezondheidszorg ‘zo afstandelijk lijkt te worden en de betrokkenheid steeds minder’.
Ooit had hij zich voorgenomen dat rond zijn vijftigste zijn muziek voor hem belangrijker zou zijn dan zijn baan. Vier jaar na dato is hij nog steeds begeleider van psychiatrische patiënten, maar ook een muzikant die zich met hart en ziel overgeeft aan zijn grote passie: de Shakuhachi. Hij verzorgt optredens, brengt cd’s uit. En is muziekdocent met een eigen centrum in Leiden. Zo heeft Kees twee banen waarin hij zijn boeddhistische visie kwijt kan. Met muziek traint hij het verstand en de adem. Van zijn patiënten ontvangt hij aandacht en onbaatzuchtige liefde. Hij kan er onuitsprekelijk dankbaar voor zijn.
Kees heeft niet stilgezeten in het leven. Hij wilde als jongen priester worden, maar trok in de jaren zeventig de Beatles achterna, naar India. Hij maakte er kennis met het Hindoeïsme, dat hem door het spirituele en het mystieke een gevoel van thuiskomen gaf. Immers, hij zocht altijd al de levensbeschouwelijke kant van dingen. Hij studeerde Nederlands, drie jaar Sanskriet en inrichtingswerk aan de sociale academie De Horst in Driebergen. Hij werkte met zwakzinnigen en jeugdige criminelen. En na de scheiding van zijn eerste vrouw, in de jaren tachtig, trok hij van Friesland naar Zuid-Holland waar hij uiteindelijk in Noordwijkerhout in de psychiatrie zijn stek vond. Het waren moeilijke jaren voor hem, in die periode stierf ook zijn vader. Sinds 1989 bespeelt hij de Shakuhachi. In het begin elke dag een uurtje. Lange tonen maken. Het sleepte hem door die moeilijke tijd heen. In 1996 richtte hij het Nederlands Shakuhachi Genootschap ‘Kaito’ op. Na zelf les te hebben gekregen van beroemde Japanse meesters, zoals Ichiro Seki en Yoshikazu Iwamoto.
Er zijn maanden dat Kees niet denkt aan het boeddhistische juiste levensonderhoud. Wat is dat, vraagt hij. Kies je daar bewust voor? Maar tijdens het interview: ‘Mijn werk wordt duidelijk beïnvloed door het boeddhisme, ik beschouw het in mijn leven als erg geïntegreerd. Dharma en karma zijn voor mij zeer belangrijk. Mijn visie op het lijden is die van de Boeddha. In mijn werk probeer ik een vriend voor die mensen te zijn. Net zoals de Boeddha de beste vriend van velen is. En probeer ze vooral veel liefde en aandacht te geven, naar ze te luisteren. Met hun emoties om te gaan. Vooral ’s nachts, als de eenzaamheid groot is. Dan rook ik een shaggie met ze en ben er gewoon. Meer kan ik niet doen. Ik denk in termen van energie en niet in wat wel en niet mag. De ene dag gaat dat beter dan de andere. Een paar weken geleden had ik tijdens de nachtdienst een verschrikkelijk goed contact met een van de patiënten. Die avond ontmoette ik thuis een vriend die ik al een tijdje niet had gezien en van wie ik op spiritueel gebied veel heb geleerd. Hij was indertijd mijn gids bij holotropische sessies. Die inspiratie gaf ik blijkbaar door. Op zo’n moment besef ik dat ik patiënten veel liefde en geduld kan geven. ’s Morgens ging ik naar huis met het gevoel dat ik zo veel terug krijg. Nog meer dan dat je geeft. Dan heb ik wel het idee dat ik het juiste beroep heb. Maar het is natuurlijk niet altijd zo. Boeddhisten zijn ook maar mensen. Soms ben ik geïrriteerd, door verschillende oorzaken. Het is net als jaren achtereen mediteren. Dat je het gevoel hebt dat het niet opschiet. En ineens heb je dat vakantiegevoel. Daar doe je het voor. Net als met de Shakuhachi, net zo lang oefenen tot dat het gaat. Als ik een muziekstuk echt goed speel, ervaar ik een vorm van hoger bewustzijn.’
We worden allemaal moe van het systeem dat ons gevangen houdt, vindt Kees Kort. Al voelen we ons vrije vogels. Het gaat tegenwoordig om prestaties en marktgericht denken. ‘We hebben een economische kijk op zaken. Wat kost het en wat levert het op? Ook in de psychiatrie. In de jaren zestig en zeventig waren patiënten bewoners, die in leefgemeenschappen verbleven. Ze waren anders, maar geen patiënt. Dat gaf ze rust. Nu zijn het weer patiënten en de leefgemeenschap heet nu weer een psychiatrisch ziekenhuis. Er wordt door sommigen neerbuigend neergekeken op die tijd. Maar die gaf wel liefde en geborgenheid. De psychiatrie was humaan. Nu zijn vooral protocollen en reglementen belangrijk. Er is een kwaliteitswetgeving, maar je kunt toch ook aan de mensen vragen: hoe gaat het er mee? Hoe voel je je? Deze organisatie heeft sinds 1992 zo’n zes of zeven verschillende namen gehad. Er zijn patiënten die al die fusies hebben meegemaakt. Die hier al hun hele leven verblijven. Eigenlijk is het hun woning, ze leven hier. Maar zo mag je het niet noemen. Dan lijkt het net alsof ze altijd kunnen blijven. Een asielfunctie behoort niet tot de taken van een ziekenhuis. Soms vertrekken ze ook, maar komen na een tijdje weer terug. Ze redden het niet in de maatschappij.’
Patiënten houden Kees Kort op de been, vindt hij. ‘Ze inspireren mij, laten me nadenken. Zoals je in het boeddhisme kunt leren van je ergste vijand. Wij, hulpverleners, menen altijd een oplossing klaar te hebben. Maar wat weten we nu eigenlijk van het functioneren van de menselijke geest? Er zijn hier mensen die het de hele dag over uitwerpselen of bloed hebben. Dat is een obsessie. Waar komt die vandaan? Wat speelt zich af in die geest? Is het een waan of is het ontstaan tijdens de geboorte, voor sommigen een traumatische ervaring. We plakken die mensen wel etiketjes op en proberen ze te behandelen, zelfs te genezen. De vraag blijft voor mij: in hoeverre mag je binnendringen in hun privé leven? Hoe vreemd zijn we zelf? Soms zijn die patiënten míjn leraar. Ze leren me bescheidenheid, geven onbevangen liefde. En laten me nadenken over karma. Het gaat om zoveel zaken. Ze doen mij beseffen dat het vaak anders is dan het lijkt. Dat ik ook soms een hulpvrager ben en zij me die hulp kunnen geven. Omdat ze heel anders tegen dingen aankijken. Een eigen logica hebben.’
Kees Kort zegt tot geen enkele boeddhistische stroming te behoren. Het door hem opgerichte Shakuhachigenootschap heeft wel een innige band met het Leids zencentrum Suiren-Ji van de monnik Zeshin van der Plas. Kees treedt daar regelmatig op. De meditatieve stilte van het publiek en het broze, en soms verscheurende geluid van de Shakuhachi, in combinatie met het geluid van klankschalen, is indrukwekkend. Als hij met de Japanse bamboefluit boeddhistische muziek speelt, traint hij het verstand en de adem. Hij wil zijn Shakuhachi overwinnen. Kees: ‘Boeddhistische muziek lijkt eenvoudig. Het gebruikt geen groot scala aan octaven of imponerende muzikale technieken. Eigenlijk kan men binnen enkele maanden al met een eerste boeddhistische muziekstuk beginnen. Je kunt echter de rest van je leven bezig zijn om dit stuk te perfectioneren.’
Asymmetrie en nuance zijn de essenties van boeddhistische muziekcomposities. Hun klanken hebben een natuurlijkheid van de wind door de bomen of de aanrollende golf op het strand. Er bestaat geen begeleidend ritme of de zorg voor een melodie. Kees Kort: ‘Boeddhistische muziek verwijst naar de realiteit die alleen je innerlijke zelf kent. Voor de oprechte speler verschaft het een weg naar dit innerlijke mysterie. Luister, en merk hoe zijn schaduwrijke natuur je leven streelt.’