In de voorgaande afleveringen hebben we kennis gemaakt met het metafysisch realisme, de leer die zegt dat de waarheid van de wereld buiten deze wereld te vinden is, en met het fysisch realisme, de leer die zegt dat we de waarheid van de wereld in deze wereld moeten zoeken. We kwamen hierbij omdat ons afvroegen hoe we de kwantummechanica moeten begrijpen. De kwantummechanica geeft ons een beeld van de wereld waarin we de wereld zelf niet terug herkennen, maar doet duidelijk geen beroep op goden of engelen of andere bovennatuurlijke krachten. Zowel in het metafysisch realisme als in het fysisch realisme, komen we voor onmogelijkheden en tegenspraken te staan. Omdat ze elkaar uitsluiten kunnen we ze ook niet combineren, hoewel de meeste mensen dat eigenlijk in feite wel doen. Wat is dan het alternatief?
Fenomenologie
Het perspectivisme van Nietzsche lijkt door het dagelijkse leven te worden bevestigd. We kunnen in veel gevallen ook heel goed leven met verschillende meningen en voorkeuren. Restaurants hebben een menukaart met vaak meer dan 40 gerechten, veel cafés serveren 20 soorten bier of meer en sommige koffiezaken serveren hun koffie op wel 10 verschillende manieren. Er is bovendien een grote kans dat u deze tekst in een ander lettertype leest dan dat waarmee ik de tekst schrijf. Als dit nu zo is, waarom zouden we dat perspectivisme dan niet als uitgangspunt nemen, in plaats van als belemmering voor het komen tot een algemene waarheid?
Dit is precies het uitgangspunt van een soort filosofie die ‘fenomenologie’ wordt genoemd en die is gegrondvest door de filosoof Edmund Husserl (1859 – 1938). Husserl begint met wat het meest voor de hand ligt: onze concrete indrukken. Gewoonlijk merken we die niet eens op, we denken dan direct aan wat deze indrukken te betekenen hebben. U ziet nu vlekjes op een beeldscherm en u leest deze, dat wil zeggen dat u ze onmiddellijk herkent als letters en in de letters herkent u woorden. Sinds de lagere school gaat dat allemaal ongemerkt, maar als je daar even op let dan wordt het opnieuw duidelijk. De woorden verschijnen direct in uw bewustzijn, Husserl noemt ze ‘fenomenen’, verschijnselen. Nu kun je een heel verhaal vertellen over waarom u ze ziet en of u er tevreden over bent, enzovoort. Dat is wat filosofen gewoonlijk doen, maar Husserl wil nu eens een uitzondering maken en dit even terzijde laten. De woorden verschijnen en dit is eigenlijk het enige wat ze zelf doen. Ze staan niet op het beeldscherm, want daar staan alleen vlekjes. Ze zitten niet in uw hoofd, want zonder het beeldscherm waren ze er helemaal niet geweest. Ze zijn er niet, ze zijn nergens, ze verschijnen en voordat je er erg in hebt, zit u met uw gedachten ergens anders en zijn ze verdwenen; tot u weer naar het beeldscherm kijkt.
Het metafysisch realisme zegt dat de vlekken op het beeldscherm maar bijzaak zijn. Het gaat om de woorden en die komen van buiten de materiële wereld. Ze geven betekenissen weer die er altijd al geweest zijn. Iedereen die heeft leren lezen kan de woorden immers herkennen, dus ze zitten niet in het hoofd van een bepaalde persoon. Het fysische realisme houdt het erop dat de woorden die u leest maar bijzaak zijn. Volgens Nietzsche gaat het hoofdzakelijk om het feit dat iemand u met de woorden ergens van wil overtuigen en daar waarschijnlijk beter van denkt te worden. Volgens de materialisten gebeurt er eigenlijk niets, uw neuronen reageren op visuele prikkels, dat is alles. Husserl wil een andere kant op, hij wil juist deze overwegingen terzijde laten, omdat ze een commentaar vormen op het verschijnen van de woorden, de verschijnselen. Vandaar zijn motto: ‘Zurück zu den Sachen selbst’ (terug naar de dingen zelf). Dit terzijde laten noemt hij hij met een Grieks woord epoché. Dit woord is ontleend aan de antieke filosofische school van de sceptici, het betekent oorspronkelijk zoveel als ‘stilstaan bij’. Het stilstaan bij leidt tot de zogenaamde fenomenologische reductie, het beschouwen van een fenomeen als fenomeen.
Fenomenen als illusie
Nāgārjuna laat in zijn kārika’s zien dat niet alleen de woorden, maar ook de gewone dingen, zoals een schoen of een regenbui niet op zichzelf bestaan. Ze zijn leeg, ze bestaan in onderlinge afhankelijkheid of correlativiteit. Het lijkt wel of ze op zichzelf bestaan, maar dit is een illusie (hoofdstuk 7, vers 34). Hoe het komt dat een ijsje op zichzelf lijkt te bestaan kan iedereen ervaren. Je hebt nu eenmaal alleen maar trek in iets dat er is. Zelfs als je het ijsje alleen maar op een reclamebord ziet, dan krijgt het toch een soort zweem van echtheid… totdat je een goede vriend aan de overkant van de straat ziet en je helemaal in beslag wordt genomen door het gesprek dat volgt. Fenomenen zijn dus leeg en dat wordt letterlijk bevestigd door de fenomenoloog Marc Richir: de fenomenen zijn volgens hem ‘rien que phénomènes’ (niets dan fenomenen).
Nu denk ik dat veel lezers op dit moment iets zullen denken in de trant van ‘dat heb wel meer gehoord, maar wat heb ik eraan?’. Er zijn fenomenologen die denken dat het stilstaan bij de fenomenen en het beschouwen ervan als fenomeen veel gemeen heeft met boeddhistische meditatie. Je zit te mediteren, word je bewust van een gedachte of een geluid en je staat erbij stil, dat wil zeggen dat je niet direct denkt aan de betekenis van de gedachte of de bron van het geluid. Je ziet het vervolgens als iets dat verschijnt, als een fenomeen en dan kun je het loslaten. Het verschil tussen meditatie en het bedrijven van fenomenologie is dat de fenomenoloog probeert te beschrijven hoe de fenomenen verschijnen en de mediterende doorgaat met mediteren. Beide ervaren dat een fenomeen geen oorzaak heeft, want het verschijnt spontaan, is leeg en al bezig te verdwijnen terwijl het verschijnt. Marc Richir merkt op dat fenomenen flonkeren als sterren die ver weg aan de hemel staan. Dat komt omdat ze ondanks hun voortdurende verdwijnen, steeds opnieuw door de aandacht kunnen worden teruggeroepen.
Kwantumleegte
De kwantummechanica, met name bij monde van de kwantumfysicus Carlo Rovelli, beaamt geestdriftig dat de materie leeg is, want ook daar blijkt opeens dat de bouwstenen van de materie alleen maar mogelijkheden zijn om te bestaan. Waarom is dit niet hetzelfde als wat de fenomenologen en de aanhangers van de madhyamikafilosofie beweren? We hebben gezien dat sommige kwantumgeleerden aanhangers zijn van het metafysisch realisme. Ze erkennen dat de bouwstenen van de materie leeg zijn, maar ze geloven dat dit de uitdrukking is van een hogere werkelijkheid. Deze leegte kennen we van de negatieve theologie. Het is geen leegte die je ergens in de wereld aantreft, het is eigenlijk gewoon God. Anderen, zoals kwantumfysicus Robert Dijkgraaf, zijn ervan overtuigd dat de kwantummechanica laat zien hoe de werkelijkheid zelf is opgebouwd. Deze kwantumfysici zijn fysisch realisten omdat ze de kwantumvelden als deel van de materiële wereld beschouwen. De leegte waar zij het over hebben is afwezigheid van materie. In de 17e eeuw heeft er nog een verwoed debat plaatsgevonden over de vraag of zo’n leegte wel kon bestaan, of God wel gaten in zijn schepping had achtergelaten. Het verschil met de metafysisch realisten is dat de fysisch realisten in principe denken doormiddel van instrumenten en experimenten de geheimen van de werkelijkheid te kunnen ontsluieren.
De leegte van de ervaring
Wat is dan het verschil tussen de kwantummechanica aan de ene kant en de fenomenologie en de madhyamika aan de andere kant? In elk geval gebruiken beide laatsten geen instrumenten. Er is echter een ander, belangrijker en principiëler verschil en dit is dat de werkelijkheid voor de kwantummechanica vastligt. Je moet hem alleen nog maar meten en observeren. Het is objectieve leegte, die becijferbaar is en ook bestaat als niemand eraan denkt. De leegte in het kwantumveld is niet spontaan, het is niet willekeurig, niet wild, het vormt niet zijn eigen betekenissen. Wie tijdens de meditatie zijn gedachten observeert merkt dat deze gedachten wel een aspect van onvoorspelbaarheid hebben, een wildheid die zich niet laat onderdrukken. Een gedachte maakt zijn eigen betekenis in samenhang met andere gedachten. Daar is leegte voor nodig. Niemand weet van tevoren wat hij of zij het volgende moment zal denken.
De vervorming
Het metafysisch realisme gelooft dus in een ultieme waarheid buiten de wereld en het fysisch realisme in een ultieme waarheid in de wereld. Volgens de fenomenologie en de madhyamika is de waarheid een proces dat steeds nog moet gebeuren en nooit af is. De belangrijkste reden hiervoor is dat de waarheid niet wordt beschouwd als iets dat buiten ons om bestaat, maar als iets waarin we zelf zijn verwikkeld. Waarheid is een open gebeuren, ze staat niet in een boek en ze is niet ergens in de wereld te ontdekken.
Waarheid heeft een element van wildheid. Dit element van wildheid zit eigenlijk ook in het dagelijkse leven. Natuurlijk hebben we alles redelijk voorspelbaar gemaakt, vooral in het Westen waar de treinen meestal wel ongeveer op tijd rijden. Het kenmerk van de werkelijkheid blijft echter niettemin dat er steeds iets onverwachts gebeurt, iets dat niet verzonnen is, iets dat niet helemaal past bij wat we al weten. Dit maakt dat de werkelijkheid anders is dan een film, een roman of een toneelstuk. Daarin zit altijd een structuur van een dwingende gedachtegang.
De fenomenoloog Marc Richir noemt dit de ‘oorspronkelijke vervorming van de fenomenen’. Het is het gemakkelijkste te begrijpen vanuit het zien. Een foto geeft een beeld van een stukje van de wereld opgenomen vanuit één enkele lens. De foto is niet het beeld dat onze ogen ons geven. Ten eerste hebben de meeste mensen twee ogen en ten tweede staan deze ogen nooit stil. We bewegen ons lichaam en zelfs onze ogen terwijl we kijken. Als we een 3D-bril opzetten merken we het verschil: een gewone foto geeft geen diepte weer. Diepte is niets anders dan het feit van de aanwezigheid van de kijker. Er is diepte omdat de kijker niet overal even gemakkelijk bij kan, omdat niet alles zichtbaar is en omdat hij of zij wordt uitgenodigd om zich te bewegen. Diepte is dynamische leegte.
Kunstschilders hebben dit allang door en proberen op verschillende manieren beweging weer te geven in hun schilderijen, ze nodigen onze ogen uit om door de afbeelding te dwalen. Een veelgebruikte manier is om de afbeeldingen vanuit meerdere perspectieven tegelijk weer te geven. Zo’n afbeelding klopt dus helemaal niet vanuit de perspectiefleer, maar ze lijkt echter. Niet alleen de kubisten maar ook traditionele Chinese landschapsschilders maken gebruik van dit ‘zwervende’ perspectief. Want verandert is niet zichzelf, het is zichzelf op de manier van niet zichzelf te zijn, het is leeg van zichzelf. Dit is een andere manier om te zeggen dat de kijker deelneemt aan de afbeelding, dat er correlativiteit is.
Kwantum en leegte
De kwantumfysicus kijkt op zijn beeldscherm, ziet er allerhande rijen met cijfers voorbijtrekken en voert ingewikkelde berekeningen uit. Uiteindelijk en komt hij of zij tot de conclusie dat er wel eens een leegte zou kunnen schuilgaan achter die voorbijschietende cijfers. Helemaal verdiept in de cijfers en berekeningen, komt de gedachte dat hij of zij een geweldige ontdekking op het spoor is. Wat hij of zij niet ziet is dat de cijfers zelf, het instrumentarium en zijn eigen gedachten leeg zijn van een eigen bestaan. Dat is de leegte die de conventionele leegte van cijfers en modellen eerst mogelijk maakt. Het is een ander soort leegte, een alomvattende leegte die niet naast of achter de cijfers en het instrumentarium te vinden is. Het is een leegte die een diepe gemoedsrust met zich meebrengt en waar sinds 2500 jaar miljoenen boeddhisten dagelijks op hun meditatiekussen naar op zoek zijn.
Bert Dorrestijn zegt
Dit lezende rijst bij mij de gedachte dat ” leegte” de oorsprong is van het “Al” en dat alles daaruit voortgekomen is in een soort dualistische schijnbare tegenstelling. We leven letterlijk in een paradox. Het stukje waarin men zich in de 17de eeuw afvraagt of leegte wel bestaat en of God wel gaten heeft achtergelaten in zijn schepping doet mij onmiddelijk denken aan indiaanse weefkunst waarbij men bewust een weeffout maakt volgens zeggen om ” de ziel een mogelijkheid te geven om ‘vrij’ te komen” Alle ‘werelden’ die wij als mens ervaren zijn naar mijn idee één en komen voort uit leegte. “Vorm is leegte, leegte is vorm” (Hartsoetra)…… Wij komen er uit voort en keren er naar terug. Het leven is een ‘lichtsluis der illusie”.