Vraag je je wel eens af wie er eigenlijk op erkenning zit te wachten? Of op één of andere bevestiging dat hij of zij bestaat en er op een of andere manier toe doet. Al is het maar een beetje…
Ik denk: vrijwel iedereen, en laat dat ‘vrijwel’ eigenlijk maar weg. Iedereen! Althans, iedereen die ik ken. En omdat ik denk mezelf te kennen, neem ik voetstoots aan dat ik daar ook bij hoor. Iets in mij wil erkenning en zoekt naar bevestiging. Iets in mij hunkert naar een bewijsje – hoe klein ook – dat het – dat ‘ik’ – besta(at).
Natuurlijk kan ik doen alsof ik de uitzondering op de regel ben, maar dat zou lezersbedrog zijn. Bedrog ja. Stel dat ik zeg dat ik nooit iemand bedrieg, dan lieg ik dat. En stel dat ik beweer altijd de waarheid te spreken, dan lieg ik dat ook. Iedereen liegt! Zelfs iemand die zwijgt als het graf, liegt, door geen waarheid te spreken. Spreken is zilver, zwijgen is goud? Welke zot heeft dat ooit bedacht? Waarom spreekt iemand? Waarom zwijgt iemand? Waarom spreek of zwijg jij? Vraag je dat eens af. Waarom doe ik het zelf? Omdat ik – als mens erkenning wil; bevestiging zoek, een bewijsje hoop te vinden dat onweerlegbaar aantoont dat ik besta, en er toe doet. Dat doe ik door iets te zeggen of door te zwijgen. Daarom. Ondertussen blijft de enige ware reden waarom ik spreek of zwijg ongeopenbaard. Dát noem ik liegen.
Prins Siddharta Gautama wachtte er op. Jejsoeha ben Josef wachtte er op. En Muḥammad ibn ‘Abdullāh wachtte er op; net als miljarden andere mensen, vroeger en nu. Waarop? Op erkenning, bevestiging en bewijs er als mens toe te doen. Sommigen hebben niet té lang gewacht. Zij spraken of zwegen op zo’n manier dat ze erkenning kregen, hun bestaan bevestigd zagen en bewijzen ontvingen dat ze ertoe deden. Soms was het laatste bewijs dat ze kregen zelfs dodelijk.
Wie mij nu cynisch vindt, mist de clou. Ik ben allesbehalve bitter, gevoelloos sarcastisch, spottend of honds. Prins Siddharta ging onder een boom zitten met het vaste voornemen om pas weer op te staan wanneer hij de ultieme erkenning had gevonden dat hij bestond en er toe deed! Jejsoeha ben Josef riep “Het is Volbracht!” toen hij zijn ultieme erkenning, bestaansbevestiging en ‘jij doet er toe’ bewijs leverde. En Muhammed ibn ‘Abdullāh liet ons uiteindelijk de Koran na. Hij werd 62 of 63 jaar oud. Rond alles wat deze drie heren zeiden en verzwegen zijn wereldgodsdiensten ontstaan. Ik prijs de voorzienigheid dat dit niet iedereen overkomt, want dan zouden er voortdurend wereldreligies ontstaan, en dat kan uiteraard alleen wanneer andere plaats maken. We zouden om de zoveel seconden een nieuwe religie moeten omarmen. Onbegonnen werk…
Wie zitten er op erkenning te wachten; op bestaansbevestiging of een bewijsje van ertoe te doen? Iedereen! En wie dat ontkent of tegenspreekt, liegt tegen zichzelf. Dat mag. De overgrote meerderheid van de mensheid houdt zichzelf voor de gek, dus niemand hoeft zich te schamen.
Het is als met de plechtige gelofte om alle bewuste wezens te redden; aan alle verlangens een einde te maken; alle Dharma’s te beheersen en om het onbereikbare te bereiken. Om alle bewuste wezens te redden, hoef je ‘slechts’ jezelf te redden. Jij bént immers één met alle bewuste wezens. Het is dús niet: jij én daarnaast ontelbare andere bewuste wezens. Als dat zo zou zijn, is het inderdaad onbegonnen werk. Nee, het gaat alleen om jou. Zodra jij … laat ik het over mezelf hebben…. zodra ik mezelf ten diepste heb gered uit de valkuil waarin ‘ik’ mijzelf gevangen houd, red ik alle bewuste wezens …. omdat iedere dualiteit zoals “ik en jij” ophoudt te bestaan.
En zodra ik het verlangen overwin om erkenning, bestaansbevestiging of bewijsjes dat ‘ik’ ertoe doe te krijgen, lossen als bij toverslag alle verlangens op (let wel: we hebben het niet over fysieke dorst wanneer het lijf bezig is uit te drogen). Zolang ik mijn ware zelf niet (h)erken, heb ik niets aan de erkenning, bestaansbevestiging of bewijsjes dat ik ertoe doe van anderen. Ook niet als die ander een ‘meester’ is, een goeroe, een roshi of andere hotemetoot. Sterker nog: erkenning enzovoorts die anderen geven, maken het alleen maar erger: het werkt als een harddrug. Afkicken van erkenning krijgen, bevestigd worden, bewijsjes ontvangen … het kan alleen ‘cold turkey’ ofwel door keihard en meedogenloos op jezelf te worden teruggeworpen. Een (m.i.) goede leraar doet daar ook niet moeilijk over. Het hoort er niet alleen bij, het kan niet anders.
Je kunt onmogelijk alle Dharma’s beheersen door ze één voor één achter elkaar te volgen. Je hebt aan één leven niet genoeg! Er is maar één manier: alle Dharma’s van anderen opgeven en de enige Dharma volgen die je kunt beheersen: die in jou diepste zelf. Zolang je Dharma’s volgt die anderen jou voorschrijven, kom je nooit aan het einde van welke weg ook. Er is namelijk géén weg buiten je. Er is geen weg ergens náár toe, alle wegen voeren wég van jezelf. Je bent er al. Er valt daardoor ook niets te bereiken.
Spreken is zilver, zwijgen is goud. Schrijven is brandhout.
Prins Siddharta stond op als Boeddha, nadat hij tot volledig en blijvend inzicht gekomen was dat hij van niemand erkenning nodig had, van niemand bevestiging, van niemand ook maar het geringste bewijs dat hij ertoe deed! Hij schreef zelf niets op, voor zover bekend. Dat deden volgelingen. Jesjoeha ben Josef gaf zijn leven voor wie/wat hij ten diepste was. En hij had – denk ik – zelf géén enkel verlangen naar erkenning, bevestiging of bewijsjes dat hij ertoe deed. “Niet wat ik wil ….” Hij had ook nooit iets opgeschreven. Dat deden volgelingen.
En van Muhammed ibn ‘Abdullāh weet ik simpelweg te weinig, om daar iets van of bij te denken… Zijn volgelingen hebben evenwel ook de pen ijverig gehanteerd.
Lees jezelf.