In het eerste deel hebben we gezien dat de mensheid haar eigen lichaam, de natuur, aan het ziek maken is. Dit is ook een probleem voor boeddhisten, omdat het lichaam van ieder mens de natuur nodig heeft en omdat voor het praktiseren van het boeddhisme het lichaam onontbeerlijk is. Waarom gaan mensen dan toch nog door met zichzelf en hun kinderen het leven onmogelijk te maken? We hebben gezien dat dit in verband staat met de overheersing van wijsheid door spiritualiteit en wetenschap. We kunnen dit niet meer ongedaan maken, maar wijsheid is niet onmogelijk geworden. Om wijsheid te laten ontstaan, moeten we ons eerst losmaken van de geest van armoede. Hoe is deze ontstaan?
Een economie van de armoede
Waarom heeft de mensheid haar lichaam, de natuur, zo verwaarloosd en waarom kan ze daar zo moeilijk mee stoppen? De Nederlandse arts Bernard de Mandeville (1670 – 1733) publiceerde in 1714 een klein boekje getiteld: ‘De Fabel van de Bijen’. Daarin probeerde hij aannemelijk te maken dat persoonlijke ondeugden en zelfs misdaden noodzakelijk zijn om de economie aan de gang te houden. Als bijvoorbeeld de mensen niet meer zouden stelen, dan zouden volgens hem de politie, de slotenmakers en de verzekeringsmaatschappijen werkeloos en overbodig worden. Een maatschappij met modelmensen zou daarom onleefbaar zijn en uiteindelijk ten onder gaan. Het is noodzakelijk om de economie aan de gang te houden, maar hoe doe je dat?
In 1776 publiceerde Adam Smith een boek getiteld Inquiry into the nature and causes of the Wealth of Nations. Dit wordt over het algemeen gezien als het begin van de klassieke economie. Smith betoogt daarin dat de marktwerking ‘als een onzichtbare hand’ de prijzen en beschikbaarheid van goederen regelt. Nu was men in die tijd nog steeds onder de indruk van de wetten van Newton. In 1687 had hij de formules van de zwaartekracht beschreven, die universeel toepasbaar bleken. De wetenschap had zich tot taak gesteld natuurwetten te ontdekken, dat waren de regels die God had gebruikt toen hij het heelal schiep. Ze had dus de taak van de theologie voor een groot deel overgenomen. Smith zag zijn bijdrage als de ontdekking van de wetten van de economie en het was voor iedereen duidelijk dat ook hier God zijn ‘onzichtbare handen’ niet thuis had kunnen houden. God is inmiddels overleden, maar wetenschappers, en wie is dat tegenwoordig niet, zijn ervan overtuigd dat zijn wetten nog steeds klaar liggen om ontdekt te worden. Deze wetten zijn niets anders dan geïnstitutionaliseerd scheel kijken (zie deel 1), ze worden eerst bedacht en vervolgens doet men alsof ze er altijd al zijn geweest.
Het geluk van de begeerte
In feite is de zogenaamde marktwerking geen wet, maar het effect van schaarste, van armoede. Dit is de drijfveer van handel: je koopt iets alleen als je er behoefte aan hebt. Lang daarvoor had de Griekse filosoof Epicurus (341 v.j. – 270 v.j.) al uitgelegd dat de meeste behoeften niet aan de bomen groeien. Sommige zijn natuurlijk en noodzakelijk, we moeten bijvoorbeeld allemaal eten en drinken om in leven te blijven. Andere behoeften zijn weliswaar natuurlijk, maar beslist niet noodzakelijk, zoals bijvoorbeeld appels eten. Er zijn ook behoeften die noch natuurlijk zijn, noch noodzakelijk, zoals naar voetbal kijken of hossen op extasy.
Epicurus had ontdekt dat je van armoede ongelukkig wordt, dus hoe minder behoeftes hoe beter. Geluk of gemoedsrust (ataraxia) komt door rust, rijkdom en vriendschap, dus als je weinig nodig hebt en veel kunt missen. De gelukkige mens is vrij, de arme mens moet van alles. Dat was wat Socrates bedoelde: hij had geen interesse in bezit, maar alleen in de manier waarop hij leefde.
Zo had Diogenes in het begin altijd een kommetje bij zich om te drinken. Toen hij zag dat je ook je handen kunt gebruiken, gooide hij het kommetje opgelucht weg. Er is daarnaast een verhaal over een boeddhistische monnik die een grote diamant vond. Na enig nadenken besloot hij dat hij er niets aan had en dat hij die het beste aan de rijkste man van het dorp kon geven, want die had blijkbaar veel geld nodig.
Het is echter niet goed voor de economie als de mensen weinig behoeftes hebben, ze moeten arm worden gehouden. De filosoof Alain de Botton (1969 –) vertelt in zijn ‘Troost van de Filosofie’ (2000) hoe al in het oude Griekenland in het plaatsje Oinoanda een volgeling van Epicurus tegenover de marktplaats een grote stele had laten plaatsen met het advies aan de mensen om zo min mogelijk te kopen, omdat je van bezit ongelukkig wordt. Wij worden in onze tijd gebombardeerd met reclames en worden zelfs verondersteld deze allemaal te zien. Hoewel weinig mensen zich daar bewust iets van aantrekken, wordt er onbewust wel een boodschap ingepompt: het grote geluk ligt op ons te wachten als we maar voldoende kopen. Langzamerhand wordt nu duidelijk dat al die dingen gemaakt moeten worden en dat dit ten koste gaat van de natuur.
Armoede van de uitbuiting is de uitbuiting van de armoede
De klassieke economie kent geen natuur, de waarde van een product is volgens Smith de arbeid die het kost om het te maken en niet de schade die door het maken ervan aan natuur wordt toegebracht. Als er een evenwicht is tussen vraag en aanbod, wordt elk product volgens Smith bovendien verkocht voor de minimumprijs en krijgt de arbeider niets meer dan zijn levensonderhoud. Is er meer vraag, dan zijn er ook meer arbeiders nodig en gaat het loon van de arbeider omhoog. De arbeider krijgt het dus alleen goed als de vraag van de dingen toeneemt, dus als de economie groeit. De economie moet dus groeien en verkeert daardoor in een voortdurende staat van armoede. Dit is nu nog steeds zo, vooral omdat de arbeider tegenwoordig ook consument is. Als er meer consumptie is groeit de economie en als de economie groeit is er meer consumptie. De economie jaagt achter zijn eigen staart aan.
De economische ideologie van Smith is bedacht vanuit het standpunt van de kapitalist, de arbeider is gewoon massa. Wat er veranderd is, is dat de consument nu massa is geworden en daarmee ook het object van uitbuiting. Het middel van uitbuiting is de reclame. Deze bestaat niet omdat ze enig effect heeft, maar omdat ze de structuur van uitbuiting die al sinds de middeleeuwen bestaat compleet moet maken. Reclame geeft met andere woorden de ondernemer de suggestie dat hij macht heeft, dat hij ertoe doet. Dit is de reden waarom alle wetenschappelijke onderzoekingen die bewijzen dat reclame geen effect heeft, allemaal onder de tafel worden geschoven. Er bestaat namelijk een selectie-effect, waardoor reclame alleen maar aanslaat bij mensen die de behoefte aan het product toch al hadden. Een reclame voor automerk X zorgt er niet voor dat er meer auto’s van dat merk worden verkocht. Veel autoreclames samen wrijven er echter wel de boodschap in dat je een sukkel bent als je geen auto hebt. Het onderbreken van een spannende Tv-serie door reclame maakt de geadverteerde producten niet aantrekkelijker. Veel kijkers ergeren zich er aan, vooral als ze dezelfde advertentie al 30 keer hebben gezien. Een ding is dan wel voelbaar: degene die de reclame financiert heeft macht over de kijker.
Reclame is mentale plasticsoep, het is verpakking die in kleine onverteerbare deeltjes begeerte opbreekt. Deze blijven in onze geest rondzwerven en verstoppen onze gedachten.
De ideologie van het egoïsme
In 1943 publiceerde de Russisch-Amerikaanse schrijfster Ayn Rand een roman getiteld Fountainhead en in 1957 Atlas Shrugged. Ze propageerde een soort ideologie, die ze ‘objectivisme’ noemde, waarbij religie en metafysica, maar ook altruïsme radicaal werden afgewezen. Overigens was het niet erg slim van haar om het egoïsme aan te bevelen, dat is namelijk tegen haar eigenbelang. Tv-dominees doen dat een stuk beter, deze zijn egoïst en profiteren van het altruïsme van anderen, dat ze dan ook van harte aanbevelen. Niettemin geloofde ze heilig in de heilzame werking van de ‘onzichtbare hand’. Volgens haar is de ideale mens een heldhaftig productief wezen, dat alleen uit is op zijn eigen geluk en op zijn verstand vertrouwt.
Ze werd erg populair in de V.S., vooral bij conservatieve kapitalisten. In 1993 waren er al 29 miljoen exemplaren van Atlas Shrugged verkocht. Dit was niet het gevolg van haar geniale gedachten, maar van het feit dat ze schreef wat haar lezers graag wilden lezen. Als je rijk bent geworden door egoïsme, door bedrog zelfs, zoals de meeste miljonairs en miljardairs, dan wil je graag lezen dat egoïsme iets goeds is, dat rijk worden het doel van het leven is en een blijk van slimheid en kracht.
Dit idee werd verder nog ondersteund door de speltheorie van de schizofrene wiskundige John Forbes Nash, die meende te hebben aangetoond dat er vanzelf een evenwicht ontstaat in de maatschappij als iedereen rationeel, dit wil zeggen egoïstisch handelt. Het gevolg was nu dat niemand meer durfde te twijfelen aan de heilzame werking van marktwerking en vrije concurrentie. De meerderheid van de Nederlandse socialisten (de omhooggevallen vakbondsleiders) wilden zelfs hun ‘ideologisch veren’ kwijt. Door de globalisering heeft deze economanie zich ontwikkeld tot niets minder dan een regelrechte ramp, met als resultaat een niet-aflatende golf van vernietiging van natuur en onderdrukking van de mens.
Wijzen aller landen verenigt u!
We worden dus gek gemaakt, de media proberen ons ervan te overtuigen dat we gelukkig worden door veel geld en veel bezit en de advertenties suggereren ons dat we voordelig uit zijn als we meer kopen dan we nodig hebben. Wat voor ons verborgen wordt gehouden, maar nu pijnlijk duidelijk wordt, is dat we bezig zijn op deze manier elkaars bestaan op deze wereld onmogelijk te maken. Bovendien worden we door egoïsme en begeertes juist ongelukkig, dat hangt niet af van goede bedoelingen, het is gewoon een ervaringsfeit. Een enkel moment van de ervaring van leegte maakt iemand gelukkiger dan de aanschaf van een nieuw super-mobieltje en het is gratis. Echte wijsheid, echt boeddhisme is gratis. Het wordt gegeven en niet gekocht.
De Boeddha, maar ook Socrates en Diogenes, nodigen ons uit om dit zelf te onderzoeken. Je hebt er namelijk niets aan als je dit gewoon maar aanhoort of gedachteloos opzegt, je moet het net zo duidelijk zien als de palm van je hand, zodat je geen moment meer twijfelt. Dat kan geen reclameboodschap of heilige tekst voor elkaar krijgen. Daarvoor moeten we de blik afwenden van de wereld en de media en wijsheid ontwikkelen. We moeten daarvoor onze aandacht naar binnen richten en ons zelf onderzoeken.
Als we deze wijsheid eenmaal hebben verworven, is het heel gemakkelijk om een economie te bedenken die blijvend gelukkig maakt en die de natuur niet vernielt.
Bronnen
Hoogcarspel, Erik (2016), Het Boeddhafenomeen, ISVW Leusden
Alan de Botton over Oinoanda https://www.youtube.com/watch?v=S24FxdvfOko&list=PLxRuhrcSjnv2weFRcqOeCpk4Wy7_hay2j
Adam Curtis, The Century of the Self https://www.youtube.com/watch?v=eJ3RzGoQC4s
G.J. Smeets zegt
Erik,
“Als we deze wijsheid eenmaal hebben verworven, is het heel gemakkelijk om een economie te bedenken die blijvend gelukkig maakt en die de natuur niet vernielt.”
Tja, dat was ook de boodschap van de Club van Rome in 1968 – zonder je ‘blijvende geluk’ pretentie. Die club beroepte zich destijds niet op enige wijsheid (jouw woorden) maar op ecologische feiten en waar de boeddhistische traditie geen *ter zake* doende mening over heeft.
Anders gezegd, ik lees je tweeluik over ‘Boeddha en de klimaatramp’ als een praatje aan de borrel/theetafel. Dus, Erik, informeer je effe bij klimatologen over de opwarming van de aarde. Meditators vallen in de hitte van hun kussen zoals mussen van het dak. Met wijsheid heeft het allemaal niet te maken.
Hans van Willenswaard zegt
Prachtig artikel, Erik! Vooral de omkering van het zien van de economie van rijkdom naar economie van de armoede. Meesterlijk.
Philippe Groenweghe zegt
Ieder zijn eigen menig, maar het is een feit dat het blindelings consumeren en verbruiken d3 ondergang van onzelevende planeet is.
Meditatie zelfonderzoek kan een remedie zijn.
Paul zegt
Hmmm … ik vind het aankaarten van deze problematiek vanuit boeddhistisch perspectief wel zinvol.Ben het eens met het vorige commentaar dat het stuk slechts de oppervlakte raakt … en toch tegelijkertijd: is niet begeerte voortkomend uit het niet kunnen omgaan met de dagelijkse gevoelens van onzekerheid en afkeer de kern van het probleem?
Herman Damveld zegt
Erik Hoogcarspel heeft het uitgebreid over Adam Smith die volgens hem uitgaat van het economisch eigenbelang. Inderdaad heeft Smith in 1776 een boek over economie gepubliceerd, maar – en dat zien velen over het hoofd – zijn visie op economie is gebaseerd op morele uitgangspunten die hij jaren daarvoor omschreven had in het boek “Theory of Moral Sentiments”. Dat boek verscheen namelijk in 1759. Smith vindt namelijk dat medeleven en onpartijdigheid ons handelen zouden moeten bepalen. We zouden zo moeten handelen dat een onpartijdige toeschouwer daar mee in kan stemmen.
In de visie van Smith is de mens een sociaal wezen. Ook al is de neiging tot eigenbelang van nature aanwezig, elke onpartijdige toeschouwer zou het eigenbelang als bovenmatig en overdreven beschouwen. Hier botsen dus de individuele natuurlijke behoeften en neigingen met de eveneens natuurlijke sociale neigingen, waarbij deze laatste volgens Smith de overhand krijgen. Eigenliefde mag niet zover gaan, dat anderen daar schade door ondervinden. In die zin past de visie van Smith veel meer bij de boeddhistische uitgangspunten dan je zou denken bij het lezen van het artikel van Hoogcarspel.
Hilde Potums zegt
Het is een verademing deze wijze woorden te lezen en er zelf verder over te kunnen filosoferen. Dank daarvoor!