Met welke andere historische figuur kan je Shakyamuni Boeddha, de historische Boeddha, vergelijken. Sommigen zien de Boeddha als een soort Mozes, een Jezus of een Mohammed: als de grondlegger van een wereldreligie. Thich Nhat Hanh schreef een boek: ‘Buddha and Christ as Brothers’. Je kan de Boeddha ook zien als een groot filosoof, als een soort Socrates. Karl Jaspers maakt die vergelijking als hij het heeft over de ‘assentijd’.
Maar welke historische figuur heeft een terrein van de menselijke ervaring zo radicaal veranderd? Dan komt bij mij enkel Newton op. De Boeddha heeft voor lijden en geluk gedaan wat Newton gedaan heeft voor de zwaartekracht. Toegegeven, beide terreinen hebben weinig met elkaar te maken. Voor een wie enkel een wetenschappelijke of een boeddhistische achtergrond heeft klinkt de vergelijking misschien als een blasfemie. Maar als je zowel in wetenschap als in boeddhisme opgeleid bent is het duidelijk dat de impact van beide figuren op hun respectievelijke terreinen ongeëvenaard is in de geschiedenis van de mensheid.
Vóór Newton waren er slechts een aantal losse theorieën. Uiteraard wisten de mensen al dat appels uit bomen vielen. Dat de aarde rond de zon draaide was, niet zonder weerstand, ook al aangenomen. Maar een consistent en bruikbaar systeem creëren dat al deze bevindingen omvat is een onwaarschijnlijke prestatie. Niet voor niets schrijft Edmund Halley in het voorwoord: nooit eerder kwam iemand dichter bij de goden.
Uiteraard wisten de mensen al voor de Boeddha dat er lijden was en ze kenden een bont amalgaam van verklaringen ervoor en van technieken om ermee om te gaan. de ene al bijgeloviger dan de andere. Maar de formulering van een glashelder, consistent systeem dat het lijden en geluk in kaart brengt en er een oplossing voor biedt is een minstens even onwaarschijnlijke prestatie als die van Newton. Niet voor niets wordt ook in de oude Indiase teksten een god opgevoerd die de Boeddha smeekt zijn bevindingen te delen met de mensen.
De vergelijking gaat verder dan de impact die beide figuren hadden.
- Empirisch
Beide systemen zijn proefondervindelijk. Ze zijn niet op een geloof gebaseerd en ze vragen ook niet om iets te geloven. Iedereen kan dezelfde experimenten uitvoeren en tot dezelfde bevindingen komen. Daarin verschilt het boeddhisme grondig van de op openbaring en geloof gebaseerde monotheïstische religies.
- Causaal
Causaliteit speelt in beide systemen een cruciale rol. Beide systemen laten toe een huidige situatie te beschrijven in functie van de onmiddellijk voorgaande op basis van de causale wetten daartussen. Daarenboven laten ze toe in een actuele toestand in te grijpen en de consequenties daarvan te voorspellen.
- Toepasbaar
Daar het voorgaande kunnen beide systemen in praktijk gebracht worden. Ze werken. Ze laten ook toe voorspellingen te maken, die op hun beurt verifieerbaar zijn. Ze werken daarenboven in de voor onze waarneming toegankelijke werkelijkheid. Daarom gaat de vergelijking beter op met Newton dan met bv Einstein die het bereik van Newtons theorie uitbreidde naar domeinen die alleen nog maar met zeer speciale instrumenten kunnen waargenomen worden.
- Tegenintuïtief
Het gaat tegen de intuïtie in dat een veertje en een blok lood even snel vallen. Op het eerste zicht doen ze dat niet. De genialiteit van Newton zit er ondermeer in dat hij zich van dit soort vanzelfsprekendheden kon losmaken. Ook de Boeddha’s opvatting over lijden en geluk gaat helemaal in tegen onze common sense (en die van zijn tijdgenoten).
- Onafhankelijk van symbool en taal.
Newtons belangrijkste werk, de ‘Principia’, is in het Latijn geschreven. Het staat daarenboven vol formules en meetkundige bewijzen. Weinig moderne fysici zullen het oorspronkelijke werk gelezen hebben. Noch de taal, noch de gebruikte symbolen zijn essentieel. Ze kunnen probleemloos vervangen worden door andere. Ook het boeddhisme laat zich probleemloos vertalen en uitdrukken in verschillende symbolische systemen.
- Definitief, compleet en beperkt
De Boeddha was er heel duidelijk over: ‘ik spreek enkel over lijden en over het ophouden van lijden’. Over iets anders had hij het niet. Hij zag er de beperktheid van in. Wat hij leerde verhield zich tot alle andere kennis ‘als een handvol bladeren tot alle bladeren in het bos’. Maar wat hij over dat beperkte terrein leerde was definitief en compleet. Ook Newtons leer gaat over een beperkt aspect van de werkelijkheid. Maar wat dat beperkte aspect betreft, heeft hij het probleem voor eens en voor goed opgelost. Daarin verschillen de Boeddha en Newton compleet van eender welke filosoof. De hedendaagse filosoof Kolakowksi geeft toe dat de filosofie in haar 2500 jaar bestaan nog nooit één probleem definitief heeft opgelost het is voor hem overigens geen echt probleem hij ziet het ook niet als haar taak.
- Algemeen aanvaard is niet algemeen begrepen
In het Westen twijfelt niemand, bijna niemand, aan de waarde van de wetenschap. Newton is daarbij een van de grootste iconen, zo niet de grootste. Maar ondanks het algemene geloof in de wetenschap kan de gemiddelde man op straat je wellicht niet de wetten van de mechanica en de zwaartekracht uitleggen (tenzij hij een specifiek wetenschappelijke opleiding genoten heeft). Hetzelfde geldt in vele Aziatische landen voor de leer van de Boeddha.
De vier edele waarheden
De wetmatigheden van lijden en geluk zoals de Boeddha die beschrijft worden klassiek: de vier edele waarheden genoemd. De term ‘edele waarheid’ mag ons niet misleiden. Het was een terminologie eigen aan de tijd en de plaats waarin de Boeddha leefde. Had hij geleefd in de tijd van Newton zou het waarschijnlijk vier natuurwetten geweest zijn. Als Newton in de tijd van de Boeddha geleefd had, zou hij zijn systeem wellicht in termen van ’edele waarheden geformuleerd hebben.
De eerste edele waarheid
De eerste edele waarheid is de edele waarheid van het lijden. Het is een vaststelling en een definitie van het probleem. Lijden op zich wordt niet gedefinieerd. Het spreekt voor zichzelf. De eerste edele waarheid definieert wel waaraan wij lijden.
Geboorte is lijden, ouderdom is lijden, dood is lijden. Maak je dus geen illusies. Het is ons aller lot. De dingen waaraan we lijden zijn onontkoombaar. De Boeddha gaat verder: omgaan met hetgeen waarvan je een afschuw hebt is lijden, gescheiden worden van het geliefde is lijden, niet krijgen wat men wil hebben is lijden. Kan het duidelijker?
De eerste edele waarheid besluit met: Kortom, de vijf ‘upadana skandha’ veroorzaken lijden. Ik laat de Pali term hier onvertaald omdat we er niet direct een equivalent voor hebben. Upadana betekent vasthouden aan. In deze context zouden we het ook kunnen vertalen als identificeren met. De vijf skanhas gaan over het lichaam en over mentale functies als voelen, waarneming, drijfveren en bewustzijn. Het zijn die dingen waarvan we vaak het gevoel hebben dat ze onze identiteit uitmaken Vaak worden ze verkort aangeduid als nama-rupa, geest en lichaam. De stelling is duidelijk: lijden manifesteert zich zowel lichamelijk als psychisch.
De eerste edele waarheid snijdt al een eerste mogelijk dwaalweg af: die van het escapisme. Aan het lijden is geen ontkomen.
Deze stelling heeft het boeddhisme soms de reputatie van pessimistisch bezorgd. De onontkoombaarheid van lijden is iets dat we merkwaardig genoeg liever verdoezelen. We proberen een illusie hoog te houden van onkwetsbaarheid en onvergankelijkheid. Als arts in het ziekenhuis maak ik dagelijks mee hoe verrast mensen kunnen zijn als zij of hun dierbaren getroffen worden door ziekte.
Er zit op zich al een element van bevrijding in. Het heeft geen zin om te proberen alle lijden krampachtig uit ons leven te bannen. Dat is al iets dat we kunnen loslaten. Niet dat we lijden niet moeten vermijden, maar we weten dat we daarin vroeg of laat zullen mislukken.
De tweede edele waarheid
De tweede edele waarheid is die van de oorzaak van het lijden. De oorzaak wordt benoemd als tanha, wat letterlijk dorst betekent. Vaak wordt het vertaald als verlangen of begeerte. Omdat ons taalgebruik hier dubbelzinnig is, zal ik het verder hebben over dorst en het onderscheiden van verlangen. Een andere formule in de Pali-canon maakt dit onderscheid duidelijk. Het is de formule van de causale sequentie die tot dorst lijdt en van daaruit voortvloeit. De formule heeft twaalf schakels. We beperken ons hier tot de overgang van vedana, voelen, naar tanha, dorst. Vedana, voelen, kent drie modaliteiten: aangenaam, onaangenaam en neutraal. Een aangenaam gevoel neigt ons naar iets toe, een onaangenaam ervan weg, een neutraal heeft onverschilligheid als gevolg. Het Nederlandse ‘verlangen’ kan zowel op tanha als op vedana slaan.
Stel ik ben verliefd op het meisje van mijn dromen. Zij roept bij mij zeker aangename gevoelens op, die mij doen verlangen om bij haar te zijn. Dit verlangen is vedana, een aangenaam gevoel dat mij naar een object toe neigt. Het wordt dorst op het ogenblik dat dit verlangen tot een dwingende eis wordt. Zij is het meisje van mijn dromen, ik zal pas gelukkig zijn als ik bij haar ben, als ze mijn liefde beantwoordt. Doet ze dat niet dan is mijn leven voortaan zinloos.
Hoeveel liedjesteksten, romans en films hebben dit niet als thema? Het kan onschuldig blijven maar het is ook een van de belangrijkste motieven van moord en zelfmoord.
Ook als ik uiteindelijk trouw met het meisje van mijn dromen, komen er onvermijdelijk moeilijke momenten. Momenten van misverstand, van ontgoocheling, van gekwetst worden en wanhoop, van wat heb ik in godsnaam in haar gezien. Het kan zijn dat deze momenten de relatie verdiepen en de wederzijdse band hechter maken. Het kan ons ook van elkaar vervreemden en tot een scheiding leiden.
Verliefdheid is een dagelijkse, algemeen menselijke en intense emotie. Er is op zich niets mis mee. Ze hoeft, als vedana, niet tot lijden te leiden. Maar ze doet dat vaak wel zodra ze wordt tot een blinde eis aan de werkelijkheid, tot dorst. Deze redenering geldt niet enkel voor verliefdheid. Je kan ze voor ieder gevoel, aangenaam, onaangenaam of neutraal maken.
Het onderscheid tussen vedana en tanha zit daar waar een gevoel overgaat in een eis aan de werkelijkheid. Vedana is een gegeven. Het feit dat we een menselijke geest en een menselijk lichaam hebben maakt ons tot voelende wezens. Er zit een onvermijdelijke causaliteit in. De causale relatie tussen voelen en dorst is minder absoluut. Er zit een moment van keuze in.
Waarom hoeft tanha zo nodig tot lijden te leiden? Is het niet ook mogelijk dat ik gewoon mijn zin krijg en daarmee uit? Het kan toch ook lukken. Het eerste probleem is dat tanha op zich een heel krampachtige toestand is. Mijn eis aan de werkelijkheid brengt mij in een doorgaande strijd met de werkelijkheid. Ik kan misschien wel even mijn zin krijgen, maar rust is er niet meer bij. Een tweede probleem is dat ik altijd maar tijdelijk mijn zin kan krijgen. Ook het meisje van mijn dromen is een reële mens, die oud wordt, die ziek kan worden, die kanker kan krijgen of een postnatale depressie. Of ik wordt ziek, en oud en chagrijnig. Misschien verlaat ze me wel daarom.
Hier wordt al duidelijk hoe contra-intuïtief de boeddhistische leer is. Onze spontane reflex is te denken dat trouwen met het meisje van mijn dromen geluk is. Het wordt door de feiten tegengesproken. Ook uit onderzoek blijkt dat mensen die zich voor hun huwelijk, zonder partner, gelukkig voelden, dat in hun huwelijk ook zijn en dat mensen die voor hun huwelijk ongelukkig waren dat in hun huwelijk ook niet zijn en vaker scheiden. In tegenstelling tot wat we intuïtief denken, maakt behoeftebevrediging niet gelukkig.
De derde edele waarheid
De derde edele waarheid is die van het ophouden van lijden. Het is de edele waarheid van het geluk. Waar de tweede edele waarheid stelt dat de oorzaak van lijden de dorst is, stelt de derde edele waarheid dat lijden ophoudt als de oorzaak ervan, de dorst, ophoudt. Er bestaat dus een oorzakelijke behandeling van het probleem.
Wat gebeurt er, als dat al zou mogelijk zijn, als de dorst en daarmee het lijden ophouden? Blijft er nog wel iets over? Is het eindresultaat niet een totale uitdoving, een complete verdwazing, de ultieme saaiheid en grijsheid?
De derde edele waarheid spreekt er zich niet onmiddellijk expliciet over uit. Andere uiteenzettingen gaan hier wel dieper op in, maar misschien is het feit dat de formule van de vier edele waarheden zich hier voorlopig even op de vlakte houdt, op zich betekenisvol. Net als Newtons natuurkunde is de leer van de Boeddha empirisch. Je kan wel zeggen wat er dan gebeurt, maar begrijpen en geloven doe je het niet voor je het met je eigen ogen gezien hebt en aan den lijve gevoeld.
Maar als geluk niet komt door behoeftebevrediging: hoe dan wel?
Als je naar je dat het leven kijkt zal je merken dat het in al zijn veranderlijkheid, een onveranderlijke golving is van blije en verdrietige momenten, met hier en daar een heel blij en soms een onnoemelijk verdrietig moment. Het is gemakkelijk voorspelbaar dat dit op en neer gaan zal blijven duren en dat we allemaal nog blije en nog verdrietige momenten gaan meemaken
Geluk heeft het meer te maken met de manier waarop je met die golfslag van vreugde en verdriet weet om te gaan. Je zou kunnen stellen dat geluk het vermogen is om blij te zijn met de blije dingen en verdrietig met de verdrietige dingen. Het gaat om het loslaten van de kramp, de dorst, waarmee je het goede probeert vast te houden en het onprettige probeert af te weren.
Kun je met de golfslag van vreugde en verdriet meegolven en leven zonder de illusie dat het blijft duren, noch het blije noch het verdrietige. Kun je van de mooie dingen van het leven genieten? Kan je blij zijn met het meisje van je dromen? Kun je genieten in het besef dat het steeds weer van tijdelijke en voorbijgaande aard is? Kun je genieten zonder het langer te willen vasthouden dan mogelijk is? Kun je ook de verdrietige momenten binnenlaten zonder in paniek te raken, zonder wanhopig voor het onvermijdelijke op de loop te gaan? Kan je bij het meisje van je dromen blijven en er voor haar zijn als ze depressief is of ernstig ziek?
De vierde edele waarheid
De vierde edele waarheid is die van het pad dat leidt tot het ophouden van het lijden.
Het pad naar geluk wordt het achtvoudige pad genoemd. Het bestaat uit acht elementen die enerzijds elkaar impliceren en anderzijds in een spiraalvormige sequentie elkaar opvolgen. De acht elementen worden elk aangeduid als ‘juist’. Dit is de vertaling van het Pali ‘sama’, een term die uit de Indische muziektheorie komt. Het gaat niet over juist in juridische zin, maar om juist in de betekenis waarin een snaar juist gestemd kan zijn, dat wil zeggen in een harmonische relatie tot de andere. Meestal wordt het samengevat in drie delen.
Uit de tweede en derde edele waarheid weten we al dat een causale aanpak zal lopen over het onderbreken van de causale link tussen vedana en tanha. Onderzoeken we deze link dan merken we dat er alvast twee elementen voor nodig zijn. Om te beginnen is er een cognitief element: we zijn er vaak wel van overtuigd dat behoeftebevrediging ons gelukkig zal maken. Pas als het meisje van mijn dromen de mijne is, zal ik gelukkig zijn. De overgang van vedana naar tanha lijkt logisch en vanzelfsprekend. Het is dus van belang dat we cognitief het illusoire hiervan inzien. Op zijn minst moeten we bereid zijn het vanzelfsprekende hiervan in vraag te stellen en te onderzoeken.
Een tweede element heeft met aandacht te maken. Zelfs als we bewust de keuze zouden maken om een gevoel niet tot een eis te laten worden, dan nog worden we keer op keer door de automatismen van onze geest meegesleept. De aandacht die hiervoor nodig is wordt gecultiveerd in de verschillende meditatieoefeningen die het boeddhisme rijk is.
Er is nog een derde aspect, dat met gedrag te maken heeft. Stel ik word verliefd op de vrouw van de buurman (terwijl ik met het meisje van mijn dromen getrouwd ben, dat op dat ogenblik postnataal depressief is). Het hoeft geen groot probleem te zijn. Het pas als ik er naar handel dat ik een cascade van problemen op gang breng, met oeverloos lijden waar wellicht niemand beter van wordt (behalve de advocaten). Handelen vanuit dorst perpetueert een vicieuze cirkel die het lijden en gevoelens veroorzaakt die weer de basis worden van nieuwe dorst. Aan deze vicieuze cirkel valt soms moeilijk te ontkomen. ‘Wie op een tijger rijdt, kan nooit meer afstappen’, zegt een Indisch spreekwoord..
Geluk is nooit een solitaire aangelegenheid in het boeddhisme. Het inzicht in de vier edele waarheden en het beoefenen van het achtvoudige pad heeft onmiddellijke ethische consequenties. Als het inzicht rijpt dat persoonlijke behoeftebevrediging niet de weg is tot geluk en de krampachtigheid afneemt ontstaat er onvermijdelijk mededogen en betrokkenheid op het welzijn van alle levende wezens.
Vaak wordt dana genoemd als het pad tot geluk. Dana betekent geven. Het is geen geven uit plichtsbesef of vanuit een gevoel van waardeloosheid. Het is geen loos gemoraliseer. Het is een geven uit overvloed. Het is moeiteloos en vanzelfsprekend.
Geluk vraagt om gedeeld te worden. Wat is er meer weldoend dan het beste wat je hebt te kunnen delen.
Een proefondervindelijke religie
Het boeddhisme wordt soms een niet-confessionele religie genoemd. Het boeddhisme kent geen credo, geen god, geen schepper en geen schepsel, geen geopenbaarde waarheid en geen heilig boek, geen dogma’s en geen absolute geboden en verboden.
Tegelijkertijd vinden we in het boeddhisme een praktijk die veel mensen ervaren als religieus. Het probleem is natuurlijk dat er geen eenduidige definitie van het woord religie bestaat. Het boeddhisme kent zowel meditatie als rituelen, zowel filosofie als devotie. Er zijn monniken en leken. Het heeft een niet-normatieve ethiek die het goede in de mens cultiveert ten voordele van alle levende wezens.
Maar die praktijk is steeds toetsbaar. Het is de vrucht van die praktijk, dat wil zeggen lijden of geluk, die haar valideert. In plaats van een niet-confessionele religie zouden we het, positiever gesteld, een proefondervindelijke religie kunnen noemen.
Nietzsche zei al dat hij best in de verlossing zou willen geloven, als de verlosten er wat verloster uitzagen. Dat is waar het in het boeddhisme over gaat.
G.J. Smeets zegt
“De Boeddha heeft voor lijden en geluk gedaan wat Newton gedaan heeft voor de zwaartekracht. Toegegeven, beide terreinen hebben weinig met elkaar te maken.”
Dat is nog maar de vraag. Newton was in zijn werkzame leven intensief bezig met existentiële vraagstukken en heeft menig theologisch traktaat geschreven. Ik stel me zo voor dat iemand als Newton geen verschil ziet tussen pijnlijk gebukt gaan tgv zwaartekracht en gebukt gaan tgv onwetendheid.
Christa zegt
Voor een wat andere kijk op de vier edele waarheden verwijs ik naar de laatste twee boeken van Stephen Batchelor. After Buddhism, hoofdstuk 3 ‘A fourfold task’ en Secular Buddhism,deel 2 met het gelijknamige hoofdstuk.