In zijn commentaren op de Avatamsaka Sutra benadrukt Edel Maex de waarde van de ontmoeting van zelf en ander in naakte openheid. Dat schept ruimte voor nieuwe verbinding.
Prachtig zoals Edel Maex in deel acht van zijn commentaren op de Avatamsaka Sutra verschillende tijdlijnen samenbrengt: het ideaal van de ‘geïndividueerde’ mens in de wetenschappelijke psychologie in de eerste helft van de twintigste eeuw en de opkomst van het boeddhisme in de tweede helft van die eeuw, in een tijd waarin individuele mensen op zoek gingen naar geluk en zelfbevestiging.
Wat een woordenrijkdom. Wat een beeldenrijkdom. Wat een warme, doorleefde gloed van levenservaring valt je als lezer ten deel. Wat een sfeer ook van geborgenheid. In deze herberg is voor een ieder plaats.
Mythologisch
Ik heb die acht afleveringen vanavond nog eens herlezen. Het thema van geborgenheid loopt als een rode draad door alle acht heen evenals dat van openheid, naakte openheid zelfs, de openheid waarin alleen ‘in het voorbijgaan van het voorbijgaan’ jijzelf en de ander elkaar werkelijk kunnen ontmoeten. Zelf is ander.
De Avatamsaka Sutra is dikker dan de Bijbel en vol wollige mythologische passages die mijzelf wel eens huiverig maken de rest voor vol aan te zien. Maar Edel Maex herinnert aan een uitspraak van Thich Nhat Hanh dat je oog moet hebben voor de poëtische intentie waarmee de hoofdstukken van deze sutra door de generaties heen zijn samengesteld. Dat helpt me dan weer op weg.
Onwillekeurig schiet mij het beeld te binnen van Eihei Dogen’s Shobogenzo. Als je de acht afleveringen tot dusver van Edel Maex achter elkaar legt, dan ontvouwt zich een reeks leerredes die het begin zouden kunnen zijn van een soortgelijk opus magnum, een uitnodiging tot het mee-ervaren van het gedachtengoed van zen in het begin van de eenentwintigste eeuw. Misschien overdrijf ik een beetje. Ik bedoel dit echter niet badinerend, maar als een compliment, een dat de verwachting des te groter maakt naar het ‘wordt vervolgd’ waarmee ieder deel van het feuilleton eindigt.
Interzijn
De Avatamsaka Sutra is een product van het Chinese boeddhisme van de school van het interzijn (Huayen). Hetzelfde interzijn dat Thich Nhat Hanh heeft geïnspireerd tot zijn geëngageerde boeddhisme van tegenwoordig. Dat interzijn is al eeuwenlang een bouwsteen van zen: met één zandkorrel heb je het hele universum in je handen.
Over interzijn las ik eerder vandaag ook Thanissaro Bhikkhu, in zijn e-boek The Shape of Suffering. A Study of Dependent Co-Arising uit 2008 (hier gratis te downloaden). Hij wijst er fijntjes op dat de Boeddha van de Pali Canon, in tegenstelling tot latere boeddhistische leraren, in het interzijn geen verbindende grond zag, maar juist een uitdrukking van het lijden, een die in een analytisch proces van grondige introspectie ontrafeld moet worden wil je als mens tot bevrijding geraken (p. 11).
Dus toch een scheur in de muur van de herberg van de geborgenheid?
“Hier is de plaats van hen, die zittend in meditatie zichzelf tot uitdrukking brengen, en wel op alle wegen van het bestaan.” (Avatamsaka Sutra) Het perspectief van Thanissaro Bhikkhu op wat er in die meditatie dan tot uitdrukking zou moeten komen, lijkt te verschillen van dat van Edel Maex.
Zelf zie ik dat anders. Juist in de historische horizon die Edel Maex hanteert bij zijn eigentijdse interpretatie van de Avatamsaka Sutra zit ook de ontsnappingsroute besloten om te ontkomen aan de ogenschijnlijke tegenstelling tussen het oudere en het jongere boeddhisme.
“History is an unending dialogue between the past and the present,” zei de Britse historicus E.H. Carr (What is History?, 1961). Net zoals het boeddhisme zich in zijn eigen wordingsgeschiedenis ‘for the better or the worse’ heeft gevormd uit verschillende stromingen, zo ligt in de schoot van heden en toekomst de uitdaging verscholen om oud en nieuw te verbinden en te verzoenen.
Asymmetrisch
Verandering komt niet zelden asymmetrisch, uit onverwachte hoek. Dat maakt het vaak des te moeilijker en spannender in de ander jezelf te ontmoeten. Nu speelt het zich niet af binnen je familie, maar tussen families. De globalisering zorgt zo voor haar eigen drukpunten van naakte openheid voor het boeddhistische stamverband dat zich maar al te graag in eigen kerkjes verschuilt nu de verre neven en nichten van weleer binnen gezichtsafstand komen.
Menig boeddhistisch leraar van naam heeft publiekelijk de hoop geuit dat vereniging onder het banier van ‘One Dharma’ in het verschiet ligt. Nu de volgelingen nog.
De geest van openheid die Edel Maex op gezag van de Avatamsaka Sutra vertolkt, zou ik graag zo opvatten: als een uitnodiging om in de onvermijdelijke pijn van de onderlinge verbroedering, in het existiële kraken en schuren van gekoesterde doctrines en heilverwachtingen, een unieke kans te ontwaren om de Dharma verder te brengen en klaar te maken voor komende generaties.
Een nieuwe synthese van zelf en ander als wenkend perspectief voor de boeddhistische wereld? Ik zou in ieder geval graag hopen op iets meer onderlinge handreiking, met behoud van eigenheid. Er moeten mensen opstaan die een pad uitzetten van dialoog. Wellicht dat het initiatief kan komen van de zengemeenschap, van de vertegenwoordigers van een traditie die er als geen andere een track record op nahoudt zichzelf bij herhaling te kunnen ‘revolutioneren’.
Pieter Ho zegt
ik zie, kijkend naar de data van de reacties, dat deze discussie al een “tijdje” loopt :-) En dat geldt natuurlijk al sinds het tweede boeddhistische concilie, zo rond 383 BCE.
Ik zie de drie boeddhistische hoofdstromen als verwante religies. En wat een rijkdom dat wij vanuit het Westen toegang hebben tot al die tradities! En die rijkdom past toch prachtig bij het concept van upaya, vaardige middelen? Dat boodschap van de Boeddha wordt op verschillende manieren verteld, voor verschillende publieken?
Mij spreekt het Theravada-pad het meeste aan. Het biedt mij religieuze betekenis en een praktisch stappenplan. Met de focus op de eigen geest. Met een minimum aan ontologische claims. Het gaat om het stoppen van het lijden, al het andere is niet van belang.
Maar ik ben blij dat de andere stromingen bestaan. Het rijke mahayana-boeddhisme, met zijn duizelingwekkende filosofieën. De miljoenen boeddha’s en boddhisatva’s, de boeddha-velden, de bespiegelingen over de aard van de werkelijkheid, over leegte en zo-heid. De kunstzinnige uitingen: schilderijen, gedichten, raadsels, verhalen.
Het is vele malen rijker dan het nogal ‘kale’ Theravada, het boeit me mateloos, maar het biedt me in religieus opzicht niks. Al die theorieën helpen mij niet bij het loslaten van verlangen, afkeer en onwetendheid.
Het vajrayana is op een andere manier fascinerend. Het is magisch, sjamanistisch, het boort diepe emoties aan, is filosofisch interessant. Maar ook hier geldt dat het mij niet religieus raakt.
En ook aardig is dat dit voor andere lezers van het Boeddhistisch Dagblad precies andersom kan zijn. Niks mis mee. Ik zou zeggen: laat duizend bloemen bloeien, laat je inspireren en werk samen waar het kan!