Op deze avond had ik er genoeg van. Waarom doorgaan met het schrijven van ‘kookboek-verhalen’? Ik kreeg er hoofdpijn van, het leverde geen salaris op, er zat niemand op te wachten. Wel, ik deed het omdat… en ik wist het niet meer. Het antwoord dat ik mezelf wilde geven stokte me in de keel. Omdat ik het graag doe – dat klopte overduidelijk op dit moment niet.
Moe en moedeloos ging ik maar wat opruimen en daarbij vond ik een boekje met citaten. Ik bladerde er terloops in en las: ‘In kunst mag niet geprobeerd worden. Men probeert geen schepping. Men probeert ook niet te baren (Willem Elsschot, 1920).’
Met een vaag gevoel van opluchting legde ik het boekje weg en ging slapen. ‘s Ochtends wist ik: ‘Dit was geen juiste inspanning. Het is niet slim om je aldoor te concentreren op het resultaat. Kijk eens naar het scheppingsproces.’
Terwijl ik onder de douche stond en vervolgens voor de spiegel mijn haar kamde stelde ik vast: “Als ik bezig ben met iets scheppen, ‘doe ik gewoon maar wat’ – ofwel: ik onderzoek iets. Daarbij volg ik een creatieve impuls die inderdaad lijkt op een baringsdrang. Eerst is het een vaag gevoel van ‘er zit iets aan te komen’ en daarna vind ik geen rust meer zolang ik dat ‘iets’ niet helder vorm heb gegeven. Erover denken is dan niet genoeg. Ik moet heel letterlijk ‘baren’: beeldhouwen of een stuk schrijven. Dus iets beginnen of eerder begonnen creaties verder gaan afwerken.”
Geleidelijk aan, terwijl ik de overige gewone ochtendrituelen doorliep en vervolgens boodschappen deed, bracht de vergelijking van ‘kunstzinnig scheppen’ en ‘baren’ een stroom van verdere kleine inzichten over de juiste inspanning op gang. Ik begon de gedachten te noteren op papier en in de loop van de dag voelde ik mijn scheppingskracht terugkeren.
Censuur
Hoe kon ik mijn motivatie kwijt raken? Wat was er aan de hand? Het schrijven, het baren, zou door de juiste inspanning toch een fijn gevoel van genoegen en ontspanning op moeten leveren? Tja – ik was aan het ‘proberen’ zou Elsschot zeggen. Ik was verwikkeld geraakt in een stroperige strijd en schreef onder censuur. De creatieve ‘flow’ werd ingedamd door de overtuiging dat ik eigenlijk niet vrijuit mócht schrijven – dat ik dan arrogant, eigenwijs en kwetsend zou zijn. Bovendien moest ik in plaats van te schrijven ‘echt’ werken, dat wil zeggen iets doen waarmee ik geld kon verdienen.
Allemaal conditioneringen, ideeën, die me bang houden en – in psychologische vaktaal uitgedrukt – die ik grotendeels in mijn kindertijd heb ‘opgelopen’.
Als kind had ik het volgende schrikbeeld: ik werd een toneel op geschoven en moest zingen. Ik deed niks en hield mijn mond stijf dicht – stel je voor dat ik goed zou zingen, dan zou ik zangeres moeten worden en steeds opnieuw voor een aldoor groeiend publiek moeten optreden! Wellicht was ik eigenlijk ook bang om slecht te zingen en uitlachen te worden. Maar goed, een ambitie om diva of VIP te worden had ik dus nooit. En ik bleef lang nogal bang en onzichtbaar in de coulissen van het leven staan en kreeg daarom weinig aandacht, aanmoediging en waardering.
Vipassana
Zo rond mijn 35ste kwam ik in aanraking met vipassana, een meditatiepraktijk naar de leer van de Boeddha. Vipassana is een proces van transformatie of zuivering van de geest. Je verwerft inzicht in de waarheden van de onbestendigheid, het lijden en het ontbreken van een duurzaam zelf.
Dat doe je door je eigen lichaam en geest te onderzoeken en voor iemand die is opgeleid als wetenschapper zoals ik, is dat heel interessant. Je kunt het proces opvatten als een ‘deconditionering’ of persoonlijke emancipatie – een bevrijding van illusies over het eigen lichaam en bewustzijn die jouw en alle levende wezens in je omgeving ten goede komt. Wanneer vipassana met ijver en via de middenweg beoefend wordt, voert dit geleidelijke proces van geestelijke zuivering naar de volledige verlichting, nibbana; in alledaagse taal ‘volledig ontwaken uit onwetendheid’. Voor mij zoals voor de meeste vipassanabeoefenaars is dat een zeer langdurig proces. Echter – al kruip ik als een slak, ik meen toch dat ik het voor mij juiste ‘pad’ gevonden heb.
De juiste inspanning
De middenweg staat voor de juiste inspanning tussen de extremen van onthouding en toegeeflijkheid in. Na een jaar of tien oefenen begon ik te ontdekken dat het voor mij handig was om creativiteit bij dit proces van zuivering en emancipatie in te zetten. Sterker nog, het lijkt erop dat creatieve expressie noodzakelijk is voor mijn emancipatie omdat het hoort bij het aflossen van mijn ‘kamma’ (handige en onhandige wilsuitingen). Creativiteit is een veilige mogelijkheid om dingen te oefenen en uit te proberen, te ontdekken en te ervaren. Spelenderwijs te groeien, jezelf te zien. Raar maar waar: als je structuur aanbrengt in een stuk steen, helpt dat chaotische gedachten en emoties te rangschikken.
Het gebeurde vanzelf: eerst begon mijn creativiteit te pruttelen in de keukens van de meditatiecursussen. Daarna kreeg mijn persoonlijk expressievermogen – en inzicht daarin – duidelijk vorm via het beeldhouwen dat ik al vanaf mijn tienerjaren als hobby beoefende. Ondertussen leefde ik van het bewerken en schrijven van teksten in opdracht en ging ik ook zelfstandig verhalen schrijven.
Om mijzelf en andere koks het koken gemakkelijker te organiseren stelde ik een kookboek samen. In het verlengde daarvan ging ik dit kookboek illustreren met aanwijzingen en biografische verhaaltjes: vruchten van mijn kamma en mijn wil in het nu. Voor mijn eigen plezier en voor vergroting van inzicht door reflecties.