De Ierse atheïst en vrijdenker Laurence O’Rourke (1856-1914) is waarschijnlijk de eerste westerling die -onder de naam Dhammaloka- tot Birmese monnik is gewijd. Tot nog niet zo lang geleden was zijn bestaan, en de belangrijke rol die hij rond 1900 speelde in de revival van het Aziatisch boeddhisme, in de vergetelheid geraakt. Over zijn leven als burgerman is niet zoveel bekend. Zelfs de naam die hij in die tijd gebruikte is niet zeker.
Bekend zijn de namen Laurence Carroll, Laurence O’Rourke en William Colvin. En zijn bijnaam ‘captain daylight’. Dhammaloka schuwde het geven van zijn mening en de openbaarheid niet, hij was correspondent voor een aantal kranten en ook over zijn leven als boeddhistisch monnik werd in die tijd regelmatig geschreven.
Niet Dhammaloka maar als eerste Europese leden van de sangha bhikkhu in Azië worden genoemd Gordon Douglas / Asoka (1899), Allan Bennett / Ananda Metteyya (1901) en Anton Gueth / Nyanatiloka (1903 / 4). Maar uit een artikel van de Irish Sunday Independent van zes augustus 1911, blijkt echter dat de eerste westerling die in Birma tot in het midden van de jaren 1890 tot priester is gewijd, de uit de arbeidersklasse afkomstige Dubliner Lawrence O’Rourke was.
In de Ierse krant wordt de opmerkelijke carrière van de Dublin-Iers-Amerikaans, Lawrence O’Rourke, beschreven.
Aangenomen wordt dat hij in de jaren rond 1850 –mogelijk in 1856- in Dublin is geboren en naar de Verenigde Staten emigreerde, daar aan de kost kwam als manusje van alles, voordat hij als werkman aan boord stapte van een oceaanstomer en in Japan aan wal stapte. Vanuit Japan zocht hij zich een weg naar Birma, waar hij in de late jaren 1870, mogelijk begin jaren 1880, in Rangoon arriveerde. Nog vóór de definitieve verovering van Birma door de Britten. In dat land maakte hij kennis- en werd hij geinspireerd door het theravadaboeddhisme. In 1884 nam hij onder de naam Dhammaloka toevlucht en werd aangenomen als novice.
Volledig gewijd, ergens vóór 1899, praktiseerde hij als leraar (waarschijnlijk in het klooster Tavoy in Rangoon). Tegen 1900 had Dhammaloka de status van senior monnik in dat klooster en begon hij, bekend als de ‘Irish pongyi’(de Ierse boeddhistische monnik) in Birma te reizen en de boeddhistische leer te onderwijzen. Door zijn wijding werd Dhammaloka in Azië een van de eerste, mogelijk wel de eerste westerse boeddhistische monnik. De Ier was een begaafd leraar, een krachtige polemist en een begenadigd schrijver in onder meer Birma en Singapore. Als atheïst belichtte hij in zijn artikelen en geschriften openlijk de volgens hem kwalijke rol van christelijke missionarissen en daarmee impliciet de rol van het Britse Rijk als koloniale overheerser.
In 1900 publiceerde Dhammaloka twee grotendeels onopgemerkt gebleven pamfletten- en later opnieuw uitgegeven in Akyab, waarin hij de boeddhistsiche bevolking waarschuwde tegen aantasting van hun cultuur en religie door de zendingsdrang van christelijke missionarissen. In die tijd irriteerde Dhammaloka de autoriteiten al door zijn kritiek op de houding van een Brits-Indiase politieofficier die de Shwedagon pagode in Rangoon met laarzen aan betrad, wat wordt gezien als een ernstige vorm van disrespect. Pogingen van de betreffende officier en de Britse autoriteiten om Dhammaloka wegens opruiing veroordeeld te krijgen, liepen vanwege zijn enorme reputatie en daardoor gebrek aan getuigen onder de bevolking op niets uit. Het lijkt erop dat Dhammaloka wel is veroordeeld wegens belediging.
Tijdens de schoen-affaire in 1902 werd er beweerd dat Dhammaloka had gezegd ‘wij (de Britten) hebben eerst Birma van de Birmezen afgepakt en nu treden we hun godsdienst met voeten’, wat door de autoriteiten werd gezien als een vijandige opmerking aan het adres van de Britse staat en Europese superioriteit.
In oktober en november 1910 leidden uitspraken van Dhammaloka opnieuw tot ophef en een nieuwe beschuldiging tot opruiing. Getuigen beweerden dat Dhammaloka christelijke missionarissen die ‘een bijbel en wapens droegen en whisky dronken’ had beschuldigd van gewelddadig en immoreel gedrag dat gericht was op het vernietigen van de Birmese traditie. De rechter veroordeelde Dhammaloka uiteindelijk om zich in de toekomst te onthouden van dergelijke uitlatingen. Het ingestelde beroep tegen dit vonnis werd door de monnik verloren.
Buiten Birma verbleef Dhammaloka regelmatig en lang in Singapore, Kuala Lumpur en Ipoh. In Singapore had hij contact met de Japanse boeddhistische monnik en leraar Ocha die hij ondersteunde in het oprichten van een vrije school, voornamelijk gesteund door de Chinese gemeenschap en een Sri Lankaanse juwelier.
Dhammaloka was een bereisd man. Hetgeen niet eenvoudig was in een tijd van alleen maar stoomschepen-en treinen. In september 1902 woonde de Ierse monnik aan de boeddhistische universiteit Takanawa in Japan de oprichting van de International Young Men’s Buddhist Association (IYMBA) bij. Hij was er de enige niet-Japanse spreker in de groep van prominente Jodo Shinshū boeddhistische geestelijken en intellectuelen, onder wie Shimaji Mokurai. Een maand later woonde hij aan dezelfde universiteit met de oudere Ierse-Australische theosoof Letitia Jephson opnieuw een conferentie bij.
Er zitten gaten in het overzicht van activiteiten die Dhammaloka ontplooide. Van februari tot september 1903 verbleef hij in de Wat Bantawai in Bangkok, waar hij een Engelstalige en multiraciale school voor gratis onderwijs stichtte. De monnik onderhield banden met Sri Lanka en China. Er zijn krantenberichten verschenen over zijn bezoek aan Nepal, in 1905, Australië (1912) en Cambodja in 1913. Reizen naar Tibet worden niet bevestigd. In 1907 richtte Dhammaloka de boeddhistische Tract Society in Rangoon op. Een uitgeverij die in een grote oplage uitgaven produceerde met onder meer de titel van William E. Coleman ‘God weerlegt door de natuur’, en uitgaven over de rechten van de mens en boeddhisme.
Dhammaloka liet een groot aantal boeken en pamfletten drukken, waarvan sommigen bestonden uit herdrukken of bewerkte versies van boeken van westerse atheïsten of vrijdenkers. De monnik was ook een actieve correspondent voor verschillende dagbladen in Birma en Singapore en schreef artikelen in atheïstische tijdschriften in Amerika en het Verenigd Koninkrijk.
(Vermoedelijk) voor het laatst is hij in 1914 gezien in Thailand, waar hij zou zijn overleden. In 1914 rapporteerde een missionaris hem levend in Bangkok te hebben gezien. Maar nog steeds is er geen bewijs van zijn datum van overlijden gevonden. Mogelijk door de rumoerige situatie tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het kan ook zijn dat hij een traditionele monastieke begrafenis heeft gekregen in Cambodja of Sri Lanka en daar geen ruchtbaarheid aan is gegeven. Het is onbekend.
Dhammaloka’s leven en optreden zijn controversieel. Hij kwam op voor mensenrechten en bestreed imperialisme. Hij laakte de houding en gedrag van christelijke missionarissen. En van Birmese monniken die zich boven de massa verheven voelden. In Birma kreeg hij steun van traditionalisten en werd hij door hoge Birmese monniken met groot respect behandeld. Mensen reisden soms dagen om aanwezig te zijn bij zijn teachings. Tenminste één vrouw wierp zich voor hem op de grond zodat hij de mogelijkheid had over haar lange haar heen te lopen, een gebaar van groot respect. En Birmezen verdedigden hem in zijn proces wegens vermeende opruiing voor de Britse rechtbank. Ook in Singapore was Dhammaloka populair, maar minder succesvol in Japan en Sri Lanka.
In Europa waren sommigen hem ronduit vijandig gezind. Missionarissen en autoriteiten konden zijn bloed wel drinken, maar ook sommige journalisten keerden zich tegen hem. In het algemeen vond men hem een vijand van het christendom, een oproerkraaier, platvloers en eenvoudig van geest.
Het bestaan, het leven en de invloed die de vechtlustige Dhammaloka had op de betekenis van het boeddhisme, de rol die hij in Birma als denker tussen een eenvoudig herstel van de monarchie en het nationalisme van de latere onafhankelijkheidsbeweging vervulde, is na zijn dood naar de achtergrond verdwenen. Hij werd grotendeels vergeten. Anderen, zoals Ananda Metteyya, worden genoemd als stichters van het vroege westerse boeddhisme. In tegenstelling tot Dhammaloka, die de confrontatie niet schuwde, wordt Ananda Metteyya door zijn volgelingen gezien als een gentleman geleerde, die conflicten met vertegenwoordigers van het christendom vermeed en meer gericht is op het verspreiden van westers boeddhisme dan de Birmese en andere Aziatische boeddhisten te ondersteunen.
En tenslotte, de identificatie die Dhammaloka had ten opzichte van het boeddhisme met het vrije denken – en zijn daaruit voortvloeiende verwerping van multireligieuze posities – is na honderd jaar nog steeds houdbaar binnen het theravada-boeddhisme. Zo lijkt het.
Bron Wikipedia.
Meer over het leven van Dhammaloka op youtube
En meer http://www.fringethoughts.org/wp-content/uploads/2010/11/cb-special-issue-dhammaloka-flyer.pdf
En meer http://eprints.nuim.ie/1689/
Michael Hoek zegt
Mooi artikel!
Khemadhammo Bhikkhu zegt
Zeer interessant artikel. Ik vraag me af of enige van zijn geschreven werken nog te verkijgen zijn.