In januari 2017 stond de Izen Intensive in Eerbeek geheel in het teken van de Japanse zen meester Dogen Zenji (1200 – 1253) en zijn Genjo Koan uit 1233, ‘Het leven van de uiteindelijke werkelijkheid’. Eerwaarde Ben Claessens heeft de teisho of voordracht, opgenomen en uitgetypt.
Dogen’s naam staat voor ‘Inzicht in de Weg’. Deze retraite gebeurt in zijn geest. Het meeste van wat we hier doen gaat terug op deze grote zenleraar: de setting van een sesshin, de wijze waarop we zazen doen en de service. Ceremonies zoals shuke tokudo staan in zijn traditie. Dogen is de grondlegger van de eerste zelfstandige zenschool in Japan.
Dogen werd geboren in 1200 in Kyoto, de toenmalige keizerlijke hoofdstad van Japan. Zijn jonge jaren zijn deels in mist gehuld. We weten bijvoorbeeld niet precies wie zijn vader was. Er zijn verschillende teksten over. Mogelijk was hij een buitenechtelijk kind van de keizer. Wat we weten is dat zijn moeder hem aan het Keizerlijk Hof van Kyoto opvoedt. Op 7-jarige leeftijd slaat het noodlot toe, zijn moeder overlijdt. Zijn moeder, aldus de overlevering, vraagt hem op haar sterfbed monnik te worden. Hij schrijft er later over. Bij het sterfbed ziet hij het wierookstokje opbranden, een symbool van vergankelijkheid dat in hem vragen over het leven en een verlangen naar inzicht wakker roept.
Berg Hiei
De oudere broer van zijn moeder neemt de voogdij op zich. Dogen voelt zich bij hem niet thuis. Op 12-jarige leeftijd verhuist hij naar een jongere broer van zijn moeder, een kluizenaar aan de voet van de berg Hiei. Hij leert er het Tendai-boeddhisme kennen, een van de eerste boeddhistische scholen in Japan die in de zesde eeuw van China naar Japan kwam. Het was destijds een tamelijk militante sekte. De verschillende Tendai-tempels stonden elkaar geregeld naar het leven. Op onderdelen gaat de school terug tot het Lotus-soetra. In deze school vinden we ook de herkomst van zogenaamde marathonmonniken die duizend dagen elke dag een marathon van 60 km moesten lopen en dit onder strikte regels. Zij kent een esoterische traditie, vormen waarin werd gechant, en we zien er invloeden van de oud-Chinese Ossenkop- zenschool. Van de oprichter daarvan kennen we een koan: ‘Tot zijn verlichting kwamen de vogels hem altijd voedsel brengen. Na zijn verlichting hielden de vogels daarmee op.’
Dogen maakte kennis met het Lotus- soetra dat stelt: alle wezens zijn boeddhanatuur. Het intrigeerde hem zeer. Als dat zo is, waarom is het nodig boeddhisme te praktiseren? Die vraag blijft hem bij. Hij wordt tot monnik gewijd als hij 13 jaar is. Hij begint zijn reis. Hij belandt bij de tempel Kennin-ji en bij Myosen, zenleraar en een opvolger van Eisai, de Rinzai-leraar die zen naar Japan bracht. In 1223 besluit hij met Myosen naar China te gaan.
Na twee jaren van omzwervingen komen ze terecht bij Tiantong Rujing, met wie het klikt en bij wie Dogen in training gaat. Rujing laat zijn monniken lange tijd zazen beoefenen. Een van de monniken valt in slaap tijdens zazen. Rujing brult: ‘Waarom slaap je? Weet je niet dat zazen het afwerpen van lichaam en geest is?’ Bij die woorden valt bij Dogen het kwartje.
Die ervaring van het wegvallen van lichaam en geest is een typische zen-ervaring. Wat is het wegvallen van lichaam en geest? Het is heel dichtbij en heel concreet. Hij is die uitroep op dat moment. Dogen was volkomen ontwaakt. Hij ging direct naar de kamer van de abt en offerde wierook. De meester vroeg waarom hij wierook offerde. Dogen antwoordde: ‘Lichaam en geest zijn weggevallen.’ De abt bevestigt het. Waarop Dogen zegt: ‘Maar dit is slechts tijdelijk. U moet me niet zonder reden bekrachtigen.’ Rujing zegt: ‘Ik bekrachtig je niet zonder reden.’ Dogen: ‘Waarom bekrachtig je me niet zonder reden?’ Rujing: ‘Lichaam en geest zijn weggevallen.’ De meester boog en zei: ‘Zelfs wegvallen is weggevallen.’
Dogen stelt zijn vraag aan Rujing over de bekrachtiging omdat hij bevestiging zoekt. Hij twijfelt over wat er is gebeurd. Als je in een moment van ontwaken echt aanwezig bent, realiseer je je niet echt wat er gebeurd is, je bent immers echt aanwezig. Dogen kan dit derhalve niet zelf vaststellen. Hij heeft daarvoor de leraar nodig. Hij schrijft hierover in zijn latere werk Genjokoan. Als boeddha’s werkelijk boeddha’s zijn, werkelijk aanwezig zijn, merken ze niet noodzakelijkerwijs op dat ze boeddha’s, dat ze aanwezig zijn. De interactie tussen leraar en leerling is essentieel om het ontwaken vast te stellen.
Fukanzazengi
In 1227 keert hij terug naar Japan. Daar schrijft hij de Fukanzazengi – ‘De Aanbevelingen voor het Beoefenen van Zazen’, een van oorsprong Chinese tekst. Drie jaar later gaat hij van de tempel Kennin-ji naar Kyoto, waar hij een oude tempel renoveert, de eerste Soto-tempel in Japan. Daar begint hij te werken aan de Shobogenzo, een klassieke en beroemde zentekst, ‘De Schatkamer van het Ware Inzicht in de Dharma’. Hij zal er 20 jaar aan werken. In die tijd kende Japan behalve zen en Tendai diverse boeddhistische tradities, zoals Nichiren en de Zuivere Land-traditie. De protesten en de dreiging van Tendai nopen hem in 1245 de wijk te nemen naar het noorden van Japan waar hij begint aan de bouw van wat het beroemde Eiheiji Soto-zenklooster zal worden. Een ziekte brengt hem terug naar Kyoto waar hij op 28 augustus 1253 overlijdt.
Enkele lijnen uit zijn leven zijn:
Waarom is de zenpraktijk nodig als we al boeddhanatuur zijn?
Een tweede rode draad: de paradox van het wegvallen van lichaam en geest. Dit lichaam, deze omgrensde vorm is tegelijkertijd een niet te bepalen, onbegrensde openheid. Van deze sterfelijke vorm is in de tijd niet te bepalen waar hij begint of eindigt. Hij is doodloos, ongeboren. Hij is tegelijk strikt bepaald en volkomen open. Hij is volledig afhankelijk en volkomen vrij. Hij is door en door vergankelijk en tegelijk ongeboren. Weerstand is een solide wand waar je op stuk loopt, tot het moment dat je de wand wordt en de hele zaak open gaat. Die vorm is tegelijkertijd openheid.
Een derde lijn is de precisie wat de vorm betreft. Dogen beschrijft heel precies hoe je zit en oefent. Hij beschrijft later ook het leven in een klooster in alle details. Een geritualiseerd leven. Geen handeling is zomaar, elke handeling is een geleide handeling. Het doel is het wegvallen van lichaam en geest in die handeling, het laten ontwaken van de student. Het gaat om overgave, je losmaken en laten dragen. Door telkens de handeling te doen op een voorgeschreven wijze kan zich op zeker moment de ware aanwezigheid openbaren. Zo wordt (en is) een dagelijkse handeling een verlichte handeling, waarin alles samenvalt als zijnde de ene ervaring. Je oefent en oefent en oefent totdat je ophoudt met oefenen en je in feite enkel doet wat je hebt te doen. Alles gebeurt in één lichaam. Het is een kosmische ervaring. Het is een grote uitdaging voor het ego, dat zich verzet. Maar als je doorheen het verzet het ritueel uitvoert ontstaat grote intimiteit.
Dit artikel verscheen eerder in het winternummer 2017 van het virtuele magazine van de Vrienden van het boeddhisme.
Bron Izen intensive