Al vanaf het begin van de kennismaking met het boeddhisme had men in het Westen de indruk dat het boeddhisme een soort mystiek is. Het aantal vergelijkende studies waarbij een boeddhistische auteur of tekst werd vergeleken met een vorm van westerse mystiek, is intussen al niet meer te tellen. Meestal meende men hierbij een soort overeenkomst te hebben ontdekt. Daar is tot op zekere hoogte weinig op af te dingen, maar veel verschillen zijn hierdoor onderbelicht gebleven.
De vader van de westerse mystiek.
Er wordt nogal eens vanuit gegaan dat mystiek een algemene menselijke praktijk (en ervaring) is en dat zij daarom per definitie ondogmatisch en niet ideologisch besmet is. Juist deze opvatting is echter dogmatisch en ideologisch, ze gaat er immers vanuit dat de mens wordt geboren met een zekere drijfveer naar het hogere, dat dit hogere bovendien echt bestaat en dat er manieren bestaan om er te komen. Atheïsten en humanisten, maar ook boeddhisten, worden hierbij gemakshalve maar even genegeerd. Ook boeddhisten, want in tegenstelling tot de heersende vedische ideologie van zijn tijd leerde de Boeddha niet hoe je bij het hogere kon komen maar hoe je het aardse leed kon laten ophouden.
Van Dale en Wikipedia zijn het erover eens dat mystiek een streven is om de ziel te verenigen met het bovennatuurlijke. Daar is van nature niet iedereen even happig op en in het Westen is de filosoof Plotinos (Πλωτῖνος, 204-270; zijn naam wordt vaak verlatijnst tot Plotinus) eigenlijk de eerste geweest die daar filosofisch over heeft geschreven.
Plotinos groeide op in Alexandrië en kreeg op zijn 28e belangstelling voor filosofie. Hij werd vooral geïnspireerd door de leer van Ammonius Saccas, bij wie hij elf jaar lang onderricht volgde. Er zijn nogal wat speculaties geweest over de laatste, omdat er in de filosofie van Plotinos opvattingen zijn te vinden die je eerder in India zou verwachten, met name in vedānta-kringen. De naam ‘Saccas’ wordt evenals ‘Sakya’, de naam van het geslacht van de Boeddha, door sommigen in verband gebracht met de ‘Saka’ of Scyten, een nomadenvolk dat in de Kaukasus, in Perzië en in India te vinden was. De ouders van Ammonius zouden christenen zijn geweest, maar hij zou zich daar zelf van hebben afgekeerd toen hij kennis maakte met de filosofie. Plotinos had echter met zijn medeleerlingen afgesproken dat ze nooit iets over Ammonius of zijn leer zouden zeggen, het is een raadsel wat hiervan de reden is geweest. Het is echter wel zeker dat hij zijn filosofie in de geest van Ammonius ontwikkelde en waarschijnlijk is zijn verlangen om met Indiase filosofen kennis te maken ook door Ammonius geïnspireerd.
Enige kennis van Indiase filosofie was in het Alexandrië van de derde eeuw niet onmogelijk. Het is een feit dat er scheepvaartverkeer plaatsvond met Zuid-India. In zijn boek ‘Weerlegging van de dwaalleren’ (Refutatio Omnium Haeresium), geschreven in 324, toont de schrijver Hyppolitus van Rome dat hij bekend was met de Maitri-Upaniṣad (zie Staal blz. 243). In hoeverre Plotinos door Indiase opvattingen is beïnvloed, is echter niet met zekerheid vast te stellen. In principe kan een mens op de meest onverwachte invallen komen en kun je de filosofie van Plotinos met wat moeite reconstrueren uit een mengsel van invloeden van Plato, Aristoteles, de Stoa en Pythagoras.
Waarom zou je de filosofie van Plotinos mystiek noemen? Plato, die ook wel eens als de vader van de westerse mystiek wordt genoemd, stond nog met twee benen in het leven, uiteindelijk was een belangrijk doel van zijn filosofische activiteiten mensen op te voeden tot goede staatslieden. Hij keek wel met bewondering naar de sterren, waar hij hoopte dat zijn ziel eens zou verblijven, maar wist dat ze nog ver weg waren. Hij definieerde filosofie als leren sterven, maar je kunt alleen sterven als je nog leeft. Plotinos zag dit leven echter als een mislukt voorgerecht dat zo spoedig mogelijk moest worden opgevolgd door het chef d’oeuvre: het ware bestaan na de dood, dat werd geserveerd aan hen die door oefening zover kwamen dat ze niet hoefden te worden wedergeboren. Door wedergeboorte kwam je immers terug in het instabiele en onvolmaakte materiële bestaan, dat doordrongen is van kommer en kwel.
De hypostasen
De werkelijkheid bestaat volgens Plotinos uit een hiërarchie met drie niveaus, misschien werd hij wel geïnspireerd door discussies over de drie-eenheid van God in christelijke kringen.
- Het hoogste niveau is het Ene, dat het wezen is van de werkelijkheid, alles omvat, in alles nog aanwezig is en waaruit alles eens is voortgekomen. Dit Ene is zichzelf te veel en daarom stroomt het voortdurend over, het emaneert het intellect (emaneren betekent zoveel als voortbrengen, uitstralen).
- Het intellect bevat alle vormen (structuren) van de bestaande dingen, planten en dieren, en ook de menselijke zielen. Zoals de zon door de glas-in-loodramen in een kerk figuren op de vloer projecteert, zo projecteert het Ene via het intellect de wereld in de materie.
- De wereld wordt geschapen en onderhouden door de wereldziel.
Plotinos noemt deze drie niveaus de drie hypostasen (sedimenten, dragers) en ze worden volgens hem weerspiegeld in elk mens. Een mens heeft een ziel, een intellect en een bewustzijn. Deze gelijkvormigheid van de macrokosmos met de ‘microkosmos’ in de mens zou een belangrijk thema worden in allerhande metafysische theorieën vanaf de Middeleeuwen tot aan de New Age. Je kunt je het wereldbeeld van Plotinos het beste voorstellen als een spiegelpaleis, waarin alles in alles wordt weerspiegeld.
Het bijzondere van Plotinos is, dat hij oefeningen beschrijft waardoor hij zich met deze drie niveaus één voelt worden en hij heeft zelfs vier keer in zijn leven de mystieke eenheid met het Ene ervaren. Omdat elk mens de drie hypostasen al in zich heeft en je bent wat je denkt, is dit een innerlijk proces. Eenheid met de wereldziel ervaar je als je je één voelt met alles wat leeft, de ziel neemt dan de vorm aan van de wereldziel. De volgende stap is het eigen intellect te verenigen met het kosmische intellect. Plotinos ziet daartoe in gedachten het heelal (visualiseert het), maar dan zonder materie, dus als hologram en als fractal (een wiskundige tekening waarin patronen steeds in zichzelf terugkomen). Hij voelt zich opgaan in deze voorstelling door zich deze zo geconcentreerd mogelijk voor te stellen, met andere woorden zo, dat hij alles om zich heen vergeet en zijn aandacht er helemaal door in beslag wordt genomen. De meest zuivere handeling en de zuiverste gedachte is voor Plotinos die waar je helemaal in opgaat. Het gaat hem om de concentratie, de verzonkenheid of śamatha (samādhi), hij verwacht geen heil van de epochē (afstand nemen) van de sceptici (een filosofische school die hij moet hebben gekend), laat staan van de boeddhistische satipaṭṭhāna. Soms, schrijft Plotinos, vallen de gedachten en voorstellingen weg en is er eenheid in stilte. Dan voelt hij zich één met het Ene, het doel en de oorsprong van het heelal.
Relatie met het boeddhisme
Het is niet verwonderlijk dat vele lezers bij Plotinos een Indiase invloed menen te herkennen. Zijn methode van concentratie doet denken aan de meditaties van de Sāṃkhya- en Yogafilosofie. In de Yogasūtras, de bekende tekst van de Indiase filosoof Patañjali, wordt de hoogste staat omschreven als ‘het ophouden van bewustzijnsactiviteit’. Ook in de boeddhistische traditie wordt deze toestand genoemd. In het Cūla-hatthipadopama-Sutta (De kleine leerrede over de gelijkenis van de voetafdruk van de olifant, Majjhima Nikaya 27) wordt de tweede jhana omschreven als ‘…vrij van nadenken en overwegen uit concentratie geboren en gekenmerkt door vreugde en geluk…’ (De Breet en Janssen blz. 308). Bovendien lijkt de spiegelstructuur van Plotinos niet ver af te staan van de opvatting dat de diepste kern van het zelf identiek is aan het wezen van de werkelijkheid, dus dat het ātman identiek is aan het brahman.
Conclusie
We hebben gezien, dat er inderdaad overeenkomsten zijn aan te wijzen tussen de boeddhistische en hindoeïstische meditatie enerzijds en de westerse mystiek anderzijds. Wat het boeddhisme betreft zijn er echter wel degelijk verschillen. Naast het beoefenen van verzonkenheid is het in de boeddhistische verlossingsleer nodig om oplettendheid te beoefenen. Het doorlopen van de jhanas alleen is niet voldoende om het einddoel te bereiken en er bestaat zelfs verschil van mening over het nut ervan. Oplettendheid wordt door Plotinos juist afgewezen. Bovendien komt alleen in het boeddhisme de verlossing al in dit leven en niet na de dood. Wie een goed perspectief wil krijgen op de verhouding tussen boeddhisme en westerse mystiek, kan deze verschillen niet negeren. Uiteindelijk blijkt de filosofie van Plotinos hierdoor meer verwant te zijn aan de mystiek van de Oepanishaden dan aan de boeddhistische verlossingsweg. Dit is een belangrijk principieel verschil dat in India keer op keer door boeddhistische auteurs werd benadrukt. De Boeddha heeft een geheel nieuwe weg gewezen en is geen verkapte hindoe. Aan de andere kant is de westerse mystiek juist doortrokken van concentratie en gebed. Afstand nemen en loslaten, twijfelen en onderscheidingsvermogen ontwikkelen zijn niet bevorderlijk voor het geloof.
Bronnen
Ousager, A. Plotinus on Selfhood, Freedom and Politics. Aarhus University Press, Aarhus 2005
De Breet, J en R. Janssen. De verzameling van middellange leerredes, deel I. Asoka, Rotterdam 2004
Staal, J.F. Advaita and Neoplatonism. University of Madras, Madras 1961
Remes, P. Plotinus on self, the Philosophy of the ‘we’. Cambridge University Press, Cambridge 2007