“En zo contempleerde de vierarmige bodhisattva Avalokiteshvara de wereld, en zag hoezeer levende wezens ondanks zijn hulp alsmaar in samsara bleven rondwentelen. Hij begon te huilen, en uit zijn vele tranen vormde zich een groot meer. In het midden daarvan begonnen lotussen omhoog te komen en te bloeien, en één ervan transformeerde in een beeldschone 16-jarige prinses: Tara. Haar missie werd dezelfde als die van Avalokiteshvara: de wereld, speciaal via mededogen en andere vrouwelijke energiëen, te helpen.[i]”
Soetrateksten zoals dit zijn andere koffie dan de principes van het mahayana die ik de vorige keer uitgelegd heb. Hier is de bodhisattva geen mens van vlees en bloed die “als hoofddoelen compassie en wijsheid kent”, maar een mythisch (ook wel: archetypische) personage. Voorgesteld als iemand die als mens geboren werd en op armlengte van persoonlijke verlichting kwam, maar besloot om dat moment uit te stellen; eerst wil hij/zij namelijk alle andere levende wezens helpen die verlichting te bereiken.
Dat ‘uitstelgedrag’ is bijzaak, en ontstaan vanuit de foute conceptie van verlichting die vaak gebruikt werd in de tijd dat het mahayana ontstond. Hoofdzaak is dat de bodhisattva in teksten zoals deze niet benaderd wordt als een ideologie waar wij mensen ons mee kunnen verbeteren, maar als ware het een werkelijk bestaand personage. Weliswaar zijn er enkele bodhisattvas, zoals Heer Manjushri en Vrouwe Prajnaparamita, die letterlijk wijsheid belichamen, maar in feite zijn álle bodhisattvas en mahayana ‘boeddha’s’ verlicht en daarmee symbool van compassie én wijsheid. Nog even los van de issue welke dharma-concepten nu meer ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ zouden zijn, dat ligt vrij complex en heeft weinig te maken met het geslacht van de bijbehorende bodhisattva/boeddha.
Een paar punten om die symboliek verder te verduidelijken.
- Als je weerstanden ervaart tegen de Aziatische symboliek in deze figuren: ontspan en reflecteer. Het is uitstekend mogelijk om bodhisattvas ook te ‘zien’ in figuren uit bijvoorbeeld de Keltische of Noorse mythologie; maar het punt is wel dat iemand een behoorlijk ervaren dharmabeoefenaar moet zijn om die vertaling, en een selectie van archetypische symbolen, te maken. Het gaat er immers om dat de wijsheid en compassie van de Boeddha, die ver voorbij gaan van alles wat met woorden uit te drukken is, in deze symbolen tot uiting komen; dus de beoefenaar moet eerst de ‘klassieke’ bodhisattvas met zijn/haar hart ervaren hebben alvorens te kunnen bepalen of een ander symbool geschikt is. De christelijke mythologie met bijvoorbeeld zijn heiligen is veelal ongeschikt, vanwege de meegebrachte bagage van ons inziens foute concepten als de schepper-God.
- Mochten de weerstanden echter ook opduiken bij allerlei andere symbolen, dan zit je probleem dieper. Ga dan terug naar puur het reflecteren op Boeddha en al diens kwaliteiten, en zie of je een connectie met je hart (niet je hoofd) daarmee kunt maken. Rituelen als poedja, waar ik een andere keer over praat, helpen hier goed bij.
- Voel je vrij uit te zoeken met welke bodhisattva(s), of het nu een vrouwelijk of mannelijk figuur is, je connectie kunt maken. Ze zijn niet beter of slechter dan de anderen, en delen gezamenlijk dat uitdragen van wat verlichting is – perfecte wijsheid en mededogen.
Ik geef je ook nog een paar puntjes om nader te duiden waarom die boeddha’s en bodhisattvas van het mahayana gewoon een (niet: de enige) goede alternatieve taal zijn naast de Pali-soetra’s en de mahayana concepten zoals o.a. van Nagarjuna. Een taal die ‘opgeborreld’ is in diepe meditaties van ervaren volgelingen van de Boeddha enkele eeuwen na zijn heengaan:
- De Pali-teksten bevatten relatief weinig over devotie en de ‘geest van dharma’omdat ze gewoon het leven van de Boeddha zelf beschrijven en diens uitspraken; ze kunnen dus volstaan met vooral de ‘letter van dharma’. Aan het mahayana, ontstaan eeuwen later, was juist de grote opdracht om die geest/gedachte van dharma levend te houden en over te dragen. En de archetypische figuren zijn daarvan één van de uitdrukkingsvormen.
- Voor allen moet je echter zoveel mogelijk gelijkenissen met theïstische religies vermijden. Tara etc. zijn geen schepper der wereld, ze eisen niet dat je voor ze buigt, ze bepalen je leven niet (en zij die namens hen zeggen te spreken dus ook niet!). Het zijn weergaven van een verlicht bestaan, soms gebaseerd op historische figuren en soms ook niet. Een zijnsniveau dat wij voor onszelf ook kunnen bereiken door het pad te volgen.
- En daarmee kun je dus ook niet zeggen of ze ‘buiten’ of ‘binnen’ onszelf bestaan. Door je op te trekken aan hun inspiratie word je zelf een beter mens, maar leg je ook meer connecties met medemensen die hetzelfde pad volgen; zo werkt compassie nu eenmaal.
Speciaal bij erg hoog gegrepen concepten zoals deze archetypen is het belangrijk om met beide benen op de grond te blijven staan. Dus kreten zoals ‘Ik ben een spreekbuis van tara’ of ‘Dat was niet mijn eigen willetje maar een opdracht van Padmasambhava’ helpen gewoon niet. Je bent en blijft zelf verantwoordelijk, in het hier en nu, voor wat je doet. Idealen zoals uitgedrukt in deze mythische personages zijn jouw inspiratie, net zoals de Boeddha dat zelf is, en helpen soms om jezelf op te trekken uit de modder naar een hoger niveau. Niet meer en minder dan dat.
Dat laat onverlet dat het soms kan helpen om je in hun schoenen te verplaatsen. Zodra er iets uitdagends gebeurt in het leven zijn vragen als ‘Hoe zou Tara hier op reageren’ of ‘Wat voor auto zou de Boeddha gekozen hebben, de Suzuki of de Maserati’ soms nuttig. Want uiteindelijk moet je door je aan deze idealen op te trekken een (iets) beter mens kunnen worden…
Bottom line: misschien, heel misschien, worden jij en ik als we deze inspiratie volgen zélf een boodschapper van Manjushri’s wijsheid of één der duizend handen waarmee Avalokiteshvara compassievol in het leven staat en handelt…