Toen ik negenentwintig jaar geleden voor de tweede keer naar het klooster Bukkoku-Ji in Japan ging heb ik een dagboekje bijgehouden. Het is geen dagboekje dat bedoeld was voor publicatie. Intimi die ik het boekje liet lezen wilden er graag een kopie van hebben, wat uiteindelijk heeft geresulteerd dat het nu op het Wereldwijde Web van Verwarring staat. Privézaken heb ik buiten deze publicatie gehouden. Soms schreef ik maar één enkele zin, het is in een soort stenostijl geschreven en is uiteraard behoorlijk gedateerd.
8-3-87
Vanochtend was de hele wereld wit.
Het was verschrikkelijk koud.
Het was zo mooi buiten.
De sneeuw.
De zon die op de bergen scheen…
17.45 u.
Het eten zag eruit als bagger, en het smaakte net zo.
Ze hadden alle kliekjes van die dag door elkaar gegooid. Het leek wel kots.
Ik weet dat ik dat niet mag zeggen, laat staan opschrijven, maar ik raak in paniek als ik zoiets onder mijn neus krijg.
Ik nam een halve kom.
Ik had het gevoel of iedereen naar mij keek, en werd kwaad. Met lange tanden etend werd ik steeds kwader, welke gek had dit gemaakt. De woede was maar net in toom te houden, niemand moest iets tegen mij zeggen. Help, help, help, help. En dit is nog zacht uitgedrukt!
20.00 u.
Roshi-Sama heeft zijn kunstgebit voor mij uit zijn mond gehaald.
Vlak voor de avondmeditatie ben ik naar hem toe gegaan, en heb hem gezegd dat ik zo woest word als er eten op tafel komt dat mij niet aanstaat. En ik klaagde erover dat ik moeilijk eet omdat ik geen kies meer in mijn mond heb.
Toen zei hij: ‘Oh you have many teeth, I have nothing’ en daarop haalde hij zijn kunstgebit uit zijn mond. Terwijl de rest van de bevolking van Bukkoku-ji zat te zweten in de meditatiehal, waren Roshi-Sama en ik gezellig aan het kletsen.
9-3
Wat een dag, wat een dag. Ik weet niet waar ik moet beginnen.
In elk geval heb ik het grootste deel van de dag in seisa doorgebracht.
Het is dus badderdag, dus ook weer les uit Shobogenso. Zo’n anderhalf uur in seisa zitten, en toen tot etenstijd even rust.
Het eten viel mee. Er was ook slijmerige zeewier kledder. Dapper heb ik daar ook een half kommetje van genomen, onder het mom van hup niet denken alleen eten.
Begint de roshi na het eten een tirade te houden over dat er zoveel honger in de wereld is, en dat wij zo dankbaar moeten zijn, ik voelde mij verraden, op z’n zachtst gezegd diep in mijn kruis getast, en hij bleef maar doorgaan. Hij wist van geen ophouden.
Aan tafel gaat alles ceremonieel, geen denken aan dat je op kunt staan en weglopen.
Ik zat als een rat in de val, de emoties gierden door mijn lijf, ik kon geen kant op. Ja één kant: als een vulkaan omhoog, een lavapoel van emoties, ik voelde geen pijn meer van het in seisa zitten. Duidelijk zichtbaar schoten de vlammen van emotie uit mijn hoofd, ik voelde mij alleen maar gevangen in een woedende storm.
Fier stond ik op na het eten.
Normaal zou ik door de pijn niet hebben kunnen opstaan.
Trots als een pauw buig ik voor het altaar en na alles volgens de regels gedaan te hebben ga ik naar buiten en ga mokkend bij Kanbe-San zitten, die het vuur voor het badwater verzorgt.
Kanbe-San grijnst naar mij.
Ik heb het gevoel dat als hij één woord verkeerd zegt, ik hem zijn kop van de romp sla.
Maar hij krijgt de kans niet om wat te zeggen.
Roshi-Sama staat achter mij, me als een valse hond in de gaten houdend.
Ik ben tot de meest gekke dingen in staat.
Plotseling pakt hij mijn handen en zegt:
‘Oei oei, ne, ne, very dry skin’.
Hij geeft me twee flesjes olie voor een droge huid, en blijft maar om mij heen drentelen, een maand lang heeft hij mij nauwelijks een blik waardig gekeurd, en nu is hij niet bij mij weg te slaan.
Ik merk dat ik over het kritieke punt heen ben, maar ik blijf nog minstens een uur mokkend bij Kanbe-San zitten.
En terwijl ik zo bij het vuur zit, wordt er van hogerhand meegedeeld dat de Bukkoku-ji Bells (de drie nonnen van Bukkoku-ji) een theeceremonie hebben belegd. Of iedereen daar maar wil verschijnen.
De ceremonie werd in drie ploegen gedaan, ik zat in de laatste groep, samen met Phil, die een of ander driedelig pak uit de mottenballen had gehaald. Het zal vol met piskreukels. Ik ben me toen ook op z’n zondags gaan uitdossen. We hadden samen veel voorpret en baarden dan ook veel opzien toen we de theekamer binnenkwamen. Er werd druk gegniffeld.
Voor mij was het de eerste theeceremonie.
Het duurde lang. Voor mij had het nog veel langer mogen duren. Het was indrukwekkend, geen woorden voor te vinden zo betoverend, teer, klein en mooi.
11-3-87
Triest en alleen zit ik op mijn onbewoonde eilandje.
12-3-87
Het is aan alle kanten mooi.
Het was vanochtend niet koud.
De lente breekt aan. De pruimenboom staat in bloei, en ik voel mij >>WAUW<<
Vanochtend tijdens Dokusan (privé onderhoud met de zenmeester) kreeg ik de opdracht om van meditatietechniek te veranderen. Ik moest stoppen met het tellen van mijn ademhaling en overgaan op shikantasa. Nou, dan voel je, je een hele piet, want dat is de hoogste vorm van meditatie.
Hoe bedoelt u: kloostercompetitie…
16-3-87
Ik weet niet wat er allemaal gebeurd is, of er überhaupt wat gebeurt. Gebeurt er in mij iets? Help, wat gebeurt er met mij.
Gisteren is de woede weer hoog opgelaaid, en waardoor, bij God ik weet het niet. Ik heb wel een vermoeden, ja, en er was misschien ook wel een aanleiding, maar wat schiet je daar mee op, want dat was zeker niet de oorzaak.
Anyway, na in mijn kamer (huisje) geprobeerd te hebben de vulkaan in toom te houden en heel boos, woest en stormachtig geweest te zijn ben ik naar de zendo, de meditatiehal gegaan om de zaak eens nader te bekijken.
Bij elke ademhaling klom ik hoger in de bamboestengel.
Voor mijn waarneming liep ik door een in de rotsen uitgehouwen gang.
Plotseling was er geen gang meer en bereed ik mijn eigen ademhaling.
Woest en vol vertrouwen.