De internationale niet-gouvernementele organisatie Human Rights Watch (HRW) heeft vandaag de regering van het overwegend boeddhistische Birma aangespoord een eind te maken aan de onrechtmatige beperkingen op de situatie van de etnische islamitische Rohingya moslims in de westelijke Rakhinestaat in Birma. De verklaring komt na de beëdiging van de nieuwe president, Htin Kyaw als eerste burger president in meer dan vijftig jaar.
De vorige president Thein Sein heeft gisteren de noodtoestand in zijn land opgeheven die sinds 2012 van kracht was, als gevolg van sektarisch geweld tussen boeddhisten en moslims in Birma. Het opheffen vormt een stevige basis om fundamentele vrijheden van de lang vervolgde Rohingya- minderheid terug te brengen, zegt HRW.
De oproep kwam nadat de regionale regering verklaarde dat spanningen tussen beide religieuze groepen geen bedreiging meer vormen voor de lokale gemeenschappen. Het is nu aan de nieuwe regering om met lokale ambtenaren en veiligheidstroepen te zorgen dat het beëindigen van de noodsituatie wordt vertaald in een echte, betere eerbiediging van de rechten van de moslims in Birma, vindt de HRW.
Het conflict tussen moslims en boeddhisten brak begin 2012 uit. Ongeveer 150.000 Rohingya’s werden door boeddhisten verdreven en wonen in 67 kampen en zijn verstoten van alle rechten. Meer dan 160 mensen, het merendeel moslims, zijn bij botsingen tussen boeddhisten en moslims in de regio omgekomen. De Birmese regering erkent de Rohingya’s niet als burgers, maar beschouwt ze als illegalen. Ze hebben beperkt toegang tot onderwijs en zijn vaak onderworpen aan willekeurige detentie en de belastingen, dwangarbeid, en confiscatie van eigendommen, stelt het HRW.