Iedere eerste woensdag van de maand hebben we in onze zengroep een zentoespraak. Dat is geen theoretische of filosofische uiteenzetting.
Ik woonde ooit een lezing van een filosoof bij over de vraag: waarom zijn filosofen zo gehecht aan hun gedachten? Wat mij vanuit mijn zenachtergrond verbaasde was dat hij die gehechtheid als heel belangrijk ervoer. Het boeddhisme ziet die gehechtheid als een bron van lijden. Filosofen koesteren hun gedachten, bouwen ze zorgvuldig op en toetsen ze aan de vereisten van een heldere redenering. Een filosoof kan niet zomaar eender wat beweren. Filosofie is een boeiende wetenschap.
Zen heeft niets tegen helder redeneren, integendeel, maar het is niet haar eerste bekommernis. Zen gaat over openheid en mededogen. Het zijn twee kanten van dezelfde medaille. Het is maar door ons te openen dat we geraakt worden. Daaruit ontstaat mededogen.
Wat doet die openheid teniet? De Boeddha noemde het de drie vergiften. Vaak worden ze aangeduid als begeerte, afkeer en verwarring.
Onze hersenen plakken op iedere indruk, op alles wat zich aan ons voordoet, op iedere waarneming een label: ‘vind ik leuk’ of ‘vind ik niet leuk’. (Lang voor iemand Facebook bedacht had.) In het boeddhisme heet dat vedana, meestal vertaald als voelen. Observeer jezelf als je op straat loopt en naar de gezichten van de mensen kijkt. Bij ieder gezicht heb je onmiddellijk iets van ‘staat mij aan, staat mij niet aan …’. Waarschijnlijk is dat belangrijk voor onze overleving. Begeerte en afkeer worden een bron van lijden als we ons met die voor- en afkeuren automatisch gaan identificeren.
Verwarring wordt soms ook avidya genoemd, niet-weten, of juister nog een verkeerd weten. Er zit in ons hoofd iets dat overal commentaar op heeft, over alles een mening heeft en het altijd voor het zeggen heeft. Filosofie en wetenschap hebben een strikte handleiding voor het omgaan met gedachten, maar gewoonlijk houdt ons denken zich niet aan die regels. Daarenboven weet dat deel van onze hersenen bijzonder weinig af van wat er zich in de rest van onze hersenen afspeelt. Desondanks heeft het opvattingen over wie we zijn en waarom we wat doen. Vaak identificeren we ons daar helemaal mee.
Het verhaal gaat dat een pianist ooit aan Beethoven vroeg wat hij met een bepaalde passage bedoelde. Beethoven zette zich aan de piano en speelde de passage. ‘Maar wat bedoel je ermee?’, vroeg de man. ‘Als ik het in woorden had kunnen uitdrukken dan had ik het niet in muziek moeten schrijven’, antwoordde Beethoven. Er is veel wat zich niet in woorden laat uitdrukken.
Daarom is in zen de stilte zo belangrijk. Niet dat we ons voelen en de woorden in ons hoofd het zwijgen moeten opleggen. Nee, ze hebben in die openheid allemaal bestaansrecht, maar geen alleenrecht. We identificeren er ons niet mee. We laten de ruimte open. Dit geldt niet alleen voor ons zitten, maar ook voor ons luisteren en ons spreken.
Een mooi beeld voor het zenonderricht vinden we in de Lotus Sutra: alle verschillende planten staan in dezelfde regen, maar ze halen er elk datgene uit wat ze nodig hebben om precies deze plant te worden. Zo zitten we, en we laten in de stilte de regen op ons inwerken, niet om iets of iemand anders te worden, niet om in een vooraf bepaalde richting te veranderen. We laten de stilte, de openheid haar werk doen.
Zo luisteren we ook naar een toespraak. Natuurlijk is er voortdurend die stem van ‘daar heeft hij gelijk in, daar ben ik het niet mee eens’ en het gevoel van ‘vind ik leuk, vind ik niet leuk’. Maar daar gaat het niet over. De leraar heeft geen gelijk. De muziek is belangrijker dan de tekst.
Thich Nhat Hanh noemt het naar analogie met de Lotus Sutra dharmaregen. Luisteren doe je met je hele wezen. Je laat het binnensijpelen en je ziet wat het met je doet. Je hoeft het niet te geloven, niet aan te nemen. Je hoeft het er niet mee eens of oneens te zijn.
Heb je er wat aan? Dat is de vraag, maar het antwoord laat zich evenmin in woorden vatten. De geruststelling is dat, vermits de leraar toch geen gelijk heeft, je het ook allemaal links kunt laten liggen. Iedere plant haalt uit de regen wat hem deze plant maakt. Als het niet voedend is, dan hoeft het niet. Het is de leerling die de leraar autoriseert, niet omgekeerd. We hebben de luxe dat er tal van leraren en praktijken en groepen zijn. Ieder zijn gading.
Dat betekent ook dat de toespraak maar zin heeft als hij ontstaat vanuit openheid en mededogen. Ik merk vaak bij mezelf, voor ik aan een toespraak begin, een diepe angst. Ik hoor dat van andere dharmaleraren ook. Iets van ‘ik kan dit niet’. Dat is ook helemaal correct: ‘ik’ kan dit niet. Als ik het kon, als ik het allemaal netjes op een rijtje had en overtuigd was van mijn gelijk, dan zou ik misschien een heldere theoretische uiteenzetting kunnen geven, maar geen zentoespraak. Het zou in flagrante contradictie zijn met de openheid waar het over gaat. Een toespraak moet opwellen vanuit niet-weten, vanuit wanhoop, vanuit vreugde, vanuit mededogen.
Leraren verraden vaak hun achtergrond bij het geven van toespraken. Sommigen zijn heel vertrouwd met de koanliteratuur, anderen halen er de hele wereldliteratuur bij. Ik slaag er ook in deze tekst weer niet in mijn wetenschappelijke achtergrond te verbergen. De vertrouwdheid met een bepaald onderwerp kan hoogstens voor meer of minder affiniteit met deze of gene leraar zorgen. Verder is het volkomen irrelevant.
Vaak is er tijdens een toespraak of op een ander ogenblik ook ruimte voor vragen en interactie. Ook dit is niet bedoeld als filosofisch debat, hoe boeiend dat in een andere context ook zou kunnen zijn. De vraagsteller wordt op dat ogenblik spreker en de leraar de luisteraar. Vragen, luisteren, antwoorden, het is als een dans met openheid en mededogen als motief. Het is een kwetsbaar gegeven dat alleen maar mogelijk is als iedereen voeling houdt met de muziek.
Daarin verschilt wat we doen, en het maakt daarbij niet uit of we het zen of mindfulness noemen, radicaal van alle vormen van therapie en zelfverbetering. Er is niemand die je vraagt: waar wil je aan werken? Welk doel wil je bereiken? Waar wil je volgend jaar staan? Er is enkel de uitnodiging om stil te worden en je geest en je hart te openen. Let it rain.
Jules Prast zegt
Mooi, Edel, heel mooi. En met die openheid en mededogen vervolgens van de mat af en geëngageerd de wereld in, zou ik zeggen, als een bijtje dat in het voorbijgaan andere levende wezens bestuift, zoals je collega-zenleraar Meindert van den Heuvel dat zo mooi verwoordt in het winternummer van Boeddha Magazine (“Gaan voor de honing”, p.24). Thich Nhat Hanh laat her en der ook doorschemeren dat er naar zijn smaak in de zenmeditatie te veel nadruk ligt op zitten en te weinig op concreet handelen om lijden te verlichten.
Bernard Faber zegt
Tienduizend tranen
Stromen naar de droge grond
Duizend bloemen bloeien
Marja zegt
Heel mooi…heel treffend…ik zou bijna zeggen: ‘vind ik leuk’…