Als je begrijpt dat mijn gedichten in werkelijkheid geen gedichten zijn, dan kunnen we samen praten over poëzie, schrijft zendichter Ryokan Taigu.
Loom trek ik mijn habijt aan
Op deze eerste zomerse dag
Wilgen aan de waterkant
Hebben een diepgroene kleur aangenomen
Op de oever tegenover mij
Verstuift de ochtendbries
De bloesem van peer en pruim
Ik kuier rond, pluk blad van wild gras
En klop in het voorbijgaan op een hek van gesprokkeld riet
Vlinders dartelen in het zuiden in de tuin
Bloemen van knolraap verstikken het hek in het oosten
Hier, in een sfeer van volmaakt gemak
Strekken zomerdagen zich eindeloos uit
Zo afgelegen raakt een plek je van nature
Eenvoudig ontroerd door schoonheid – dat is mijn aard
Ik neem een paar zinnen
En ze worden vanzelf tot gedichten
Wie zegt dat mijn gedichten gedichten zijn?
Mijn gedichten zijn helemaal geen gedichten
Als je begrijpt
Dat mijn gedichten in werkelijkheid geen gedichten zijn
Dan kunnen we samen praten over poëzie
Ryokan Taigu (vertaald door Jules Prast)
Sjoerd zegt
Prachtig Jules, maar ik wist niet dat hij vandaag bij ons op het land was, ik had hem graag thee aangeboden.
Zonder woorden
bloeit de amandel
een glimlach op haar bloesem!
Jules Prast zegt
Geen woorden
Zinnen die vanzelf tot niet-gedichten worden
Een glimlach zonder gelaat
Uit het niets een echo van gate, gate…
Kees Moerbeek zegt
Hieronder spreekt het niets.
Kees Moerbeek zegt
Drie Vergiften
‘Geen woorden’ vult boekenkasten;
ego-loos ramt zich op de borst;
het vlot seint ···—··· ···—··· ;
toch geen atman;
de overkant onbereikbaar.
De kersenboom bloesemt egoloze glimlachen;
Kwan Yin klapt in haar handen;
Manjusri likt het bloed van Onwetendheid van zijn zwaard;
Bodhidharma snijdt zijn oogleden af;
de theestruik verdort.
Stilte = Verlichting