Nico Klei, een voormalige studievriend, is onverwachts overleden en afgelopen maandagmiddag gecremeerd. Ik was verhinderd, maar heb aan zijn familie een lange brief met dierbare herinneringen op de post gedaan.
Als Nicolaas Klei is hij onder andere bekend geworden als wijnschrijver. Toen ik hem kende, woonde hij in Amsterdam om de hoek van het Concertgebouw en het daarachter gelegen café Welling.
Het was in dat café dat ik hem voor het laatst zag, een jaar of twintig geleden. Tussen de middag gezeten aan een tafeltje gunde ik mijzelf een zeldzaam moment van rust in mijn drukke, werkende bestaan. Nico kwam binnen met aan zijn arm zijn vrijwel blinde vader.
Als student schreef hij al de sterren van de hemel, zij het in de besloten kring van ons dispuut. Dit had hij van geen vreemde. Zijn vader, de journalist Bert Klei (1924-2008), was decennia achtereen kerkredacteur en columnist van het dagblad Trouw.
Nico bewoonde een souterrain en zijn vader (“zeg maar Bert, hoor!”) de verdieping erboven. Op beschaafde toon en met milde spot beschreef Bert in zijn stukjes wetenswaardigheden over de gereformeerde kerken in Nederland, verwikkeld in talloze afsplitsingen temidden van een onverbiddelijk proces van secularisering.
De stukjes van Bert zijn in vele uitgegeven bundeltjes samengebracht. Een ervan diep ik uit mijn boekenkast op. In een stukje haalt hij een herinnering op aan zijn gereformeerde jeugd in een Gelders dorp. Gereformeerden voelden zich de ware calvinisten, maar een meisje op het schoolplein voegde hem snedig toe: “De koningin is lekker hervormd!”
Dit moet over Wilhelmina zijn gegaan.
Ter gelegenheid van zijn abrupte overlijden is Nico in tal van media herdacht, onder andere in een paginagroot artikel van Peter de Waard in de Volkskrant.
Nico kende ik evenwel voordat hij een bekende Nederlander werd. Hij hield van juist leven, waarmee in dit verband het goede leven wordt bedoeld. Wijn, klassieke muziek, letterkunde, correcte omgangsvormen en juist gekleed gaan behoorden tot zijn opvatting van de schoonheid van juist leven.
Wat had ik graag nog een keer met deze aimabele, eigenzinnige mens van gedachten gewisseld over poëzie, juist nu ik bezig ben met de invloed van Plato op de Nederlandse literatuurgeschiedenis sinds Vondel.
Boeddhisten verdienen eveneens milde spot, wanneer hun geest zich vernauwt en burgerlijke moraliteit de overhand krijgt. Gelóven boeddhisten nog wel wat, buiten de gemakkelijke maatschappelijke stellingname van het wijzende vingertje?
Juist leven zien we hier in een heel andere gestalte optreden.
Zijn er nog mensen die geloven dat in hun onvolmaakte creatieve scheppingen en levensuitingen indirect Plato’s eeuwige Ideeën tot uitdrukking komen? Ik meen dat Erik Hoogcarspel in deze krant wel eens aandacht heeft besteed aan raakvlakken van platonisme en de dharma.
De bijna modieuze boeddhistische voorstelling van onderlinge afhankelijkheid krijgt pas werkelijk betekenis wanneer je de diepte ingaat en met een welhaast religieuze intuïtie een uitgang vindt uit de windtunnel van je spirituele ontwikkeling.
Achteraf betwijfel ik of dit aan Nico besteed zou zijn geweest, ontstegen als hij was aan zijn eigen traditie. Ben je net gereformeerd af, staat er een oude vriend op in café Welling die zich als boeddhist bekend maakt. Boeddhisme als het nieuwe calvinisme, bah!
Maar evenals mijn vriend van weleer kan ik het schrijven niet laten; na een korte adempauze ben ik terug in het BD. Met weemoed denk ik ondertussen terug aan de geïnspireerde discussies in de jaren dat wij als studenten elkaars gezelschap opzochten. En voel ik het gemis aan de open ruimte die onze vriendschap schiep.
Jaap zegt
Dank Jules Prast dat er na de adempauze weer lucht is om te schrijven.
Jules zegt
Wat attent van je om dit te zeggen, dankjewel!