In Europa is lijfeigenschap dan wel afgeschaft omdat berekend is hoeveel meer deze lijfeigenen eigenlijk kosten en hoeveel minder ze zullen opbrengen dan zogenaamd vrije mensen. Alleen een ding hebben we ons zelf nog wel toegestaan, namelijk drie werelddelen als slaven te gebruiken, te verhandelen, in zilvergroeven en suikermolens te verbannen. Nou ja, dat zijn geen Europeanen, geen christenen. En wij krijgen er zilver en edelsteen, specerijen, suiker – en geheime ziekten – voor terug. Allemaal, zo wordt gezegd, vanwege de handel en als wederzijdse hulp in de gemeenschap van de landen. “Systeem van de handel” heet dit. Het grote en uitsluitende oogmerk is glashelder. Drie werelddelen zijn door ons verwoest en onderworpen, en wij raken daardoor ontvolkt, gecastreerd, verzonken in een luxueus gedoe, smakeloosheid en dood. Dat is nog eens rijk en gelukkig gehandeld (bladzijde 110 – 111).
Een vergeten filosoof
Johann Gottfried Herder leefde tegen het einde van de periode die gewoonlijk de Verlichting werd genoemd. Hij werd geboren in 1744 en stierf in 1803. De periode die erop volgde is de Romantiek. Herder is tegenwoordig vrijwel onbekend, toch zijn de inzichten die hij had vaak verrassend actueel. Hij is een van de weinigen die de slavenhandel, het kolonialisme en het imperialisme van zijn tijd scherp bekritiseerde. Hij verwerpt de rassenleer van de grote Immanuel Kant en ook de dweepzucht met de oude Grieken van Goethe en Schiller. Bovendien heeft hij door zijn stijl en denkwijze verschillende belangrijke filosofen, zoals Schopenhauer en Nietzsche beïnvloed. Zijn belangrijkste bijdrage is misschien wel dat hij de eerste was die zich met de filosofische antropologie heeft beziggehouden, een tak van de filosofie die in de vorige eeuw vrij populair is geweest. De belangstelling ervoor werd in de 20e eeuw gewekt door teksten als Die Stellung des Menschen im Kosmos (1928) van Max Scheler.
Herder groeide op in een klein dorpje in een eenvoudig gezin. Hij kwam min of meer toevallig in Koningsbergen terecht, waar ook de grote filosoof Kant woonde. Diens colleges volgde Herder met grote belangstelling. Ze leren elkaar zelfs persoonlijk kennen en Herder, die werkstudent was, hoefde van Kant geen collegegeld meer te betalen. Herder schrijft later over Kant: “zijn filosofie stimuleerde het zelf denken en ik kan me haast niets voortreffelijkers … voorstellen dan zijn colleges. Zijn gedachten leken op het ogenblik uit hem te ontspringen. Je moest wel met hem mee denken …”.
Als hij 20 jaar is vertrekt Herder naar Riga waar hij predikant wordt en hij preekt er in de middeleeuwse kathedraal, waar nog steeds een borstbeeld van hem staat. Na vijf jaar vertrekt hij, reisde rond in Europa en wordt bevriend met Lessing, met wie hij zich erg verwant voelde. Goethe was van hem onder de indruk. Ze zagen elkaar lange tijd dagelijks en werkten samen aan een boek dat als manifest werd beschouwd door de Sturm und Drang-beweging.
Uiteindelijk trouwt Herder en vestigt zich in Weimar, waar hij tot aan zijn dood predikant is.
Antropologie
Al op zijn 20e jaar schreef Herder een opstel met de titel “Over het Zijn” en met “het Zijn” bedoelde hij alles wat er bestaat, dus de wereld. Uiteindelijk leidde dit tot zijn belangrijkste boek: “Ideeën zur Philosophie der Geschichte der Menschheit” (Ideeën voor de geschiedenis van de mensheid) Hij begon er in 1784 aan en het duurde zeven jaar voordat het af was. Het boek bestaat uit vier delen en is een gevarieerde studie waarbij gedetailleerde beschrijvingen en beschouwende hoofdstukken elkaar afwisselen. Het is een beschrijving van de cultuur en geschiedenis van alle toen bekende volkeren in de wereld, vaak gebaseerd op reisverslagen. Hij schrijft daarbij in een verhalend en niet al te moeilijk taalgebruik en probeert zich zo goed als hij kan in zijn onderwerp in te leven (sich einfühlen). 80 jaar later zou Wilhelm Dilthey dit tot de kern van zijn filosofie maken.
Opvallend is dat Herder ingaat tegen het westerse gevoel van superioriteit en benadrukt dat alle culturen in principe evenwaardig zijn. Bovendien beargumenteert hij dat een cultuur niet op zichzelf staat, maar beïnvloed wordt door het klimaat en de omstandigheden. Hij wil een inclusieve wereldgeschiedenis schrijven en dat betekent: “… Dat men er geen lievelingsstam, geen favoriet volk op na moet houden. Door zijn voorliefde wordt men ertoe verleid de ene natie te veel goeds en de andere natie te veel kwaads toe te schrijven” (bladzijde 65).
Humaniteit
De menselijkheid, menselijke solidariteit, of humaniteit staat centraal in het werk van Herder. Hij gaat meer dan anderen in zijn tijd verontwaardigd tekeer tegen arrogantie, kolonialisme en slavernij, je zou hem zelfs pacifist en feminist kunnen noemen. Kant schreef dat de mens een dier is dat geen heerser nodig heeft, Herder keert dit om: als een mens een heerser nodig heeft, wordt hij een dier. Deze roep om menselijkheid neemt hem zo in beslag dat hij het laatste deel van zijn hoofdwerk niet eens af maakt en een serie brieven begint te schrijven ter bevordering van de menselijkheid (Briefe zur Beförderung der Humanität). Daarbij trekt hij behoorlijk van leer tegen de Duitse binnenlandse politiek, hetgeen hem onder meer door toedoen van Goethe, onder censuur brengt. Ook de grote Immanuel Kant heeft zich van hem gedistantieerd, omdat deze vond dat Herder’s grote wereldgeschiedenis niet systematisch genoeg was. Als tegenprestatie schreef Herder een kritiek op Kant’s beroemde boek “Kritiek van de zuivere rede” (Kritik der reinen Vernunft), hetgeen hem al door zijn tijdgenoten niet in dank werd afgenomen.
Een moderne filosoof
Herder is dus verrassend actueel, zijn pleidooi voor menselijke gelijkwaardigheid is zelfs vandaag de dag nog veel te vaak afwezig. Zelfs onder filosofen heerst vandaag de dag nog te veel chauvinistische arrogantie en gewichtigdoenerij. Het is daarom prijzenswaardig dat vertaler Pieter Ippel de moeite heeft genomen om de aantrekkelijkste tekstpassages uit het werk van Herder uit te kiezen en te bundelen. Het resultaat is een bescheiden boekje, dat voor de helft bestaat uit een inleiding in het leven van de schrijver en het overzicht van zijn belangrijkste boeken. De vertaalde passages zijn bijeengebracht in drie hoofdstukken: een over humaniteit, over taal en over politiek, oorlog en vrede.
Humaniteit
Net als zijn twintigste-eeuwse navolgers ziet Herder de mens als bewoner van de aarde en daarmee gebonden aan de natuur en verwant aan de dieren. De mens is het zwakke, naakte dier dat door zijn slimheid niet alleen erin slaagt om te overleven, maar zelfs de natuur aan zich te onderwerpen. Een belangrijk element hierin is dat de mens heeft geleerd rechtop te lopen. Een ander belangrijk element is dat de mens heeft geleerd met zijn medemensen samen te werken. Niemand kan in zijn eentje overleven en daarom heeft mens aanleg voor humaniteit en religie. Herder verwerpt het negatieve mensbeeld van Hobbes en Kant volgens welke de mens van nature agressief is. De mens is van aanleg welwillend en kan deze aanleg ten volle ontplooien door een goede opvoeding en goed onderwijs. Dit is tevens de plicht van elk menselijk individu en van elke cultuur.
Taal
De oorsprong van de taal ziet Herder hierin dat de mens met de minste instinctieve vaardigheden wordt geboren en daarom alles nog moet leren. Bovendien is hij genoodzaakt met zijn medemensen samen te leven. Daarom moest hij wel leren om met anderen in gesprek te gaan en hieruit is de taal geboren. “De hele geschiedenis van de mensheid met alle schatten van haar traditie en cultuur is niets anders dan het gevolg van dit mysterieuze opgeloste raadsel” (bladzijde 99). Herder prijst de verbeeldingskracht, de praktische slimheid en de snelle besluitvorming die het gevolg is van het taalgebruik van schriftloze volkeren. “[… d]it alles gedijt in het (te) kunstmatige verstand van Europese geleerden maar zelden. Deze Europeanen rekenen plaats daarvan met woordbegrippen, inderdaad met oneindig verfijnde en kunstige combinaties, waaraan de natuurmens niet denkt” (bladzijde 101, dit zou zomaar een sneer naar de filosofie van Immanuel Kant kunnen zijn).
Politiek
De politiek begint volgens Herder al in het gezin, waar het kind leert samenleven en zich de eerste sociale rolpatronen eigen gemaakt. Vervolgens leert het kind samenleven in een stamverband en de leider van de stam te gehoorzamen. Een totaal andere sociale situatie ontstaat als hij deel uit gaat maken van een staat. Hier neemt Herder de gelegenheid te baat om erfopvolging van staatslieden te bekritiseren. Dit leidt volgens hem bovendien tot veroveringsdrift en oorlog.
De mens is echter vrijgeboren en van nature geneigd zijn medemens te helpen. Dit komt het meeste tot uitdrukking in een natiestaat. Herder pleit ervoor om elk volk zijn eigen culturele ontwikkeling te gunnen en bekritiseert elke vorm van kolonialisme. De natuur heeft vele soorten culturen laten ontstaan en elke soort heeft evenveel recht op bestaan. Dit te erkennen is niets anders dan een blijk van zuivere humaniteit.
Oneigentijds
Nietzsche schreef eens: “een filosoof moet oneigentijds kunnen zijn”. Herder was en is nog steeds oneigentijds. Tijdens zijn leven ging hij in tegen het heersende machtsdenken en het cultuurchauvinisme. Nu vinden vele filosofen en niet interessant omdat hij geen ingewikkelde woorden gebruikt, geen ingewikkelde constructies bedenkt en plaats daarvan gewoon schrijft waar het op staat. Hij kan echter nog steeds een grote inspiratie zijn voor politici en zij die belangstelling hebben voor de niet-academische filosofie. Daarom is het mooi dat deze bundel met de belangrijkste fragmenten van zijn geschriften in het Nederlandse taalgebied beschikbaar is geworden. De inleiding is echter wel wat lang en omdat de levensbeschrijving en de geschriften zijn gescheiden, komen er wel hier en daar wat herhalingen voor. De vertaling van de fragmenten leest echter prettig en vlot. Het smaakt naar meer.