Wat heet vrijzinnig, na anderhalve eeuw? Heeft het nog steeds zin om het christelijk gedachtegoed aan te passen aan het dominante wetenschappelijke wereldbeeld?
Welk godsbeeld heeft de tand der wetenschap doorstaan? Wat blijft over nadat schepping, wonderen, Jezus, opstanding en hemel een andere geloofsinhoud hebben gekregen? En wat doet erkenning van het gelijk van andere religies en humanisme met de eigen overtuiging?
Oké, moderne theologen hebben, juist door de wetenschap serieus te nemen, een volstrekt nieuwe visie aangedragen. Maar ik merk ook dat vrijzinnigen vaker met lege handen staan. Steeds krampachtiger verkennen ze de smalle marge die nog rest tussen hen en atheïsten. Ze vragen: hoe overleeft de vrijzinnigheid? En komt na de vergrijzing de vergroening?
Mijn diagnose: vrijzinnigen zijn speels zonder dat ze dat door hebben. Wek dat slapend kapitaal! De eerste vrijzinnigen hadden de moed dwars te denken, tegen de macht van hiërarchie, dogma en traditie in. Ze verkenden alternatieve manieren van geloven. De wetenschappelijke manier van kijken pasten ze consequent toe op hun manier van theologie bedrijven.
Mijn definitie van spel: ‘het menselijk vermogen om tegelijk twee visies op de werkelijkheid te hanteren’. Vrijzinnigen zijn niet bang voor dat dubbele perspectief. De mogelijkheid van een sacrale werkelijkheid bleef. De traditie is niet weggedaan maar herzien. Men combineert religie met wetenschap. Ook bekijkt men andere religies. Men wil maatschappelijk en cultureel verankerd zijn.
Dat dubbelspel typeert vrijzinnigen. Geloof is een ernstig spel met mogelijkheden. Zolang een idee of ritueel je aanspreekt, koester je het. Maar kom je iets anders tegen, dan voeg je dat toe aan je repertoire, misschien op de plek van dat vorige briljante inzicht. Dan ben je speels, vrij en zinnig bezig, zonder kramp. En heb je toekomst.
Wel even dat slapend kapitaal wakker schudden en echt durven spelen.