Wat ging er deze week om in het hoofd van de zwevende kiezer? Hoe kwam diens uiteindelijke keuze tot stand? Politici gaven uitbundig betekenis aan onze samenleving, en speelden met alternatieven. Maar hoe verwerkte de zwever al die betekenisrepertoires en routekaarten? Hoe hingen betekenisgeving en macht samen? En wat betekende dat voor de democratie? Laten we de kaart tekenen van het verkiezingslandschap.
Al dat zweven speelde natuurlijk geen rol voor leden van een politieke partij. Maar ja, nog geen 2 % van de bevolking is partijlid. Vergelijk daarmee dat aan het begin van deze week de helft van de kiezers nog in de zweefmolen zat. Hoe kwam die zwevende kiezer aan nuttige kennis in de mediastorm van de campagne?
De kortste weg zou het lezen van de partijprogramma’s zijn geweest. Maar wie deed dat? Zelfs lijsttrekkers bleken hun partijprogramma niet goed te kennen. En lang niet alle thema’s kwamen aan de orde. Hoe ontdekte je welk waardenpakket een partij hanteerde? Welk beleidsvoorstel was betrouwbaar, betaalbaar en ook nog uitvoerbaar? Wat was trouwens de trackrecord van een partij? Een nieuwe partij had die niet eens.
Het aanbod aan betekenisgeving was met zesentwintig partijen zeer divers. Daarin verschillen we van Engeland of de VS. Sommige partijen hebben een ideologische basis, andere partijen bestrijden juist ideologieën. Populistische lijsttrekkers vielen op door hun onderbuikspreken, naar eigen zeggen namens het zwevende volk. Enkele partijen gebruikten de democratische verkiezingen om de democratie welbewust uit te hollen. Nogal wat partijen mikten op proteststemmen of op nationalistische sentimenten. Soms kwam men met voorstellen die tegen de Grondwet ingingen en bevolkingsgroepen discrimineerden. En dan waren er ook nog one-issuepartijen en deelgroeppartijen. Hoe plooiden die het algemeen belang met hun particuliere wensen?
Hoe vond de zwevende kiezer de weg door dit doolhof? De zwever was een zwerver. Wat kwam de zwever meer te weten dan de lijsttrekker en diens gezicht? Was die de grootste gemene deler van een partij? Elke verkiezingscampagne bracht de laatste tijd weer een nieuwe leidersheld of -heldin voort, met een nieuwe partij. Die mocht één keer gloriëren, vaak op grond van persoonlijke kenmerken. Ook nu weer gaven kiezers iemand die messiasrol.
Maar koos men wel leiders? Of juist beleid? Nog ingewikkelder: ging het uiteindelijk wel om partijen? Nogal eens kreeg je de coalitie er al bij, inclusief premier, en stemde je dus feitelijk op een nieuwe regering. Drong dat allemaal tot de zwever door toen lijsttrekkers elkaar te vuur en te zwaard bestreden – terwijl ze voorbestemd zijn om samen te werken in een coalitie?
En dan de campagne. De partijen kregen zendtijd, maar wat wist je dan? Er waren debatten op tv en de radio, die informatief konden zijn – als men niet door elkaar praatte. Maar vaak ging de onparlementaire trukendoos open. Of het debat werd een wedstrijd in oneliners. Maar hoe relevant waren die? Kun je met een treffende anekdote iets algemeens bewijzen? Is dat niet een steekproef van één? Bieden debatten überhaupt wel goede voorlichting?
Kranten kwamen met verslagen en analyses, maar slechts één op de zes Nederlanders leest een krant. De gelezen krant past meestal bij de eigen bubbel en brengt geselecteerde info die de lezer gelijk geeft. Sociale media vormen al een tijd een belangrijke leverancier van informatie, maar wat ze bieden is vaak subjectief, gemanipuleerd en soms fake. Kiezers die stemwijzers raadpleegden, met quiz-achtige overzichten van partijrepertoires, werden soms verrast door de uitkomst.
Tot zover ging het over een soort algemene zwevende kiezer, maar die bestaat niet. De samenleving is verdeeld naar opleiding, inkomen, gender, etniciteit en levensbeschouwing, om maar wat voorname kenmerken te noemen. Die bepaalden mede hoe men stemde. Om de campagne te kunnen volgen, was soms VWO-niveau nodig – tenzij de lijsttrekker oneliners had ingestudeerd.
En dan is er ook nog de invloed van gebeurtenissen, vanaf ver voor de campagne, zoals die rond het Groningse gas, de Toeslagenaffaire en de komst van asielzoekers. Bovendien had de campagne een eigen dynamiek, bijvoorbeeld toen die ene radicaal-rechtse lijsttrekker poeslief deed en in de peilingen zo hard groeide dat kiezers uit reactie naar links opschoven – of, zoals we nu weten, juist naar rechts.
Terug naar de beginvragen: wat zegt deze kaart van het verkiezingslandschap over macht, betekenisgeving en democratie? Macht is het vermogen om het gedrag van mensen aan te sturen, ook het kiezersgedrag. Dat gebeurde in de campagne op grote schaal en op allerlei manieren. Een democratie garandeert de ruimte om mensen te overtuigen, zelfs van een antidemocratisch standpunt. Maar het spel van betekenisgeving dat gespeeld werd, overtuigde lang niet altijd. Het leek breed, maar was selectief. Wat er niet gezegd werd, was vaak belangrijker dan wat er wel gezegd werd. Lijsttrekkers waren getraind om lastige vragen te ontwijken. Teveel oneigenlijke factoren wogen mee. De campagne was bij tijd en wijle een etalage van ondemocratische, manipulatieve machtspraktijken. Spindoctor-slimmigheden.
Voor de zwever was het zodoende feitelijk super-complex. Dan verrast het niet als die al snel afhaakt en kiest op grond van die ene one-liner. Of beslist op uiterlijke kenmerken: die jurk, dat baardje, dat postuur. Of omdat een lijsttrekker van het type ‘ideale schoonzoon’ is. Of – straatinterview – ‘die vrouw staat me niet aan’.
De zwevende kiezer had het niet gemakkelijk en de democratie bleek in de praktijk lang niet zo ideaal als ze bedoeld is. Of het werkt, is afhankelijk van de kennis die de kiezer uiteindelijk meeneemt naar het stemhokje. En die is bijna altijd beperkt. De voorhanden betekenisrepertoires zijn niet te overzien. Het geheugen is kort. Een rol speelde ook wat Sander Schimmelpenninck in de Volkskrant ‘de terreur van de domheid’ noemde. De uitslag is dus zowel onvoorspelbaar als betrekkelijk. Het systeem is het minst slechte, maar uiterst kwetsbaar, met het resultaat dat een ondemocratische partij weet in te breken in de democratie.
En nu? 13,3 miljoen kiezers droegen hun stem over aan 150 Kamerleden. Vanaf nu gaat het om de zoektocht naar compromissen voor een nieuwe regering. De formatie neemt tijd. Vervolgens wordt het spannend hoe lang een regering het volhoudt en hoe lang de kamer en de samenleving draagvlak bieden. Intussen verdiepen zich crisissen van een dreigend kaliber. Dat verkort de levensduur van een regering.
Bereid u voor op de volgende verkiezingen! Misschien kan deze kaart van het verkiezingslandschap dan weer dienst doen.
Taigu zegt
Het is schrijnend om te zien dat we weer de gebruikelijke formatiegroef in schieten en niet out-of-the-box durven denken. We zitten met een stapeling van uitstaande maatschappelijke problemen en een land dat moet worden bestuurd. Waarom slaan GL-PvdA, VVD, NSC en D66 de handen niet ineen om een kabinet te vormen dat die problemen op een zakelijke, niet-ideologische wijze aanpakt? Dan creëren we de voorwaarden voor een nieuw vertrouwen in de politiek, nemen we de onvrede weg die de PVV electorale wind in de zeilen heeft gegeven en houden we racisten uit de regering.
kees moerbeek zegt
‘De zwevende kiezer had het niet gemakkelijk en de democratie bleek in de praktijk lang niet zo ideaal als ze bedoeld is. Of het werkt, is afhankelijk van de kennis die de kiezer uiteindelijk meeneemt naar het stemhokje. En die is bijna altijd beperkt.’
Het zal toch niet zijn dat we terug willen naar de tijd dat het kiesrecht beperkt was voor mannen met een bepaald vermogen en die daarover belasting betaalden. De redenering hierbij was dat zij een positieve bijdrage leverden aan de samenleving, gezagsgetrouw waren en voldoende kennis hadden om bij te dragen aan het landsbestuur. Later kwam door agitatie tegen heug en meug het algemeen kiesrecht, tamelijk laat ook voor vrouwen. Nu zit de zwevende of als hyperbool de zwervende kiezer in het verdomhoekje. Als ik het begrijp zou in hun ogen democratie sterk overdreven een soort Disneyland zijn.
‘Vervolgens wordt het spannend hoe lang een regering het volhoudt en hoe lang de kamer en de samenleving draagvlak bieden. Intussen verdiepen zich crisissen van een dreigend kaliber. Dat verkort de levensduur van een regering.’ Het zou hier om de bevolking moeten gaan, niet over de overleving van een regering. Als een regering zichzelf aanwijsbaar en onomstotelijk heeft losgezongen van een zeer groot deel van de bevolking, hoe verdeeld die politiek ook is, dan is daar de uitgang. In ons geval ziekte het maar door, en daar zijn ook goede redenen voor te vinden. Om opportunistische redenen viel de laatste regering Rutte. Na ons de zondvloed!