Een vorige keer heb ik stil gestaan bij het doodloze. Datgene wat ons aankleeft en dat niet sterft. Mijn leraar Nico zegt aan het slot van een artikel over dit onderwerp:
‘Heb ik het doodloze gevonden? Ik zeg het niet. Alleen de Boeddha kan dit omwille van het onderricht zeggen. Ik vertrouw erop dat mijn beoefening mij doordrenkt met het doodloze. Het doodloze kan slechts in stilte en verlegenheid gekoesterd worden. Ik zal het zwijgend met mij meedragen omdat elk gesproken woord de goddelijke onwetendheid ruïneert. Wel vind ik dat de Boeddha met het doodloze een verbale parel aan de spirituele literatuur heeft toegevoegd.’
Goddelijke onwetendheid. We spreken er vaak over in de zendo, maar meestal zonder er het adjectief goddelijk aan toe te voegen. En was het niet juist iets waar we van af moeten van die onwetendheid. Het heftigste lijden ontstaat toch immers door onwetendheid? De Boeddha zelf heeft het gezegd. En nog wel bij zijn eerste preek in Sarnath. Kennelijk is de ene onwetendheid de andere niet.
De onwetendheid waarop de Boeddha doelt, ontstaat als je je laat meeslepen door primaire, door het ego-gestuurde impulsen. Allemaal angst. Primair: Angst voor tekort, onveiligheid, ziekte en dood. Op een subtieler niveau: angst om gekwetst te worden, angst om de schuld te krijgen, angst om ongelijk te krijgen, angst niet serieus te worden genomen, angst dat je iets verkeerd hebt gedaan. Dat is de onwetendheid waar we het liefst vanaf willen en die we ook kunnen doorzien.
Oog in oog staan met onzekerheid, angst en onveiligheid en met alle werkingen van onze denkgeest is het enige wat begint te helpen. Mijn nieuwe boek gaat daarover. Maar Alan Watts zegt: onder ogen zien is niet genoeg. ‘Je moet het zijn.’ En zijn is de ervaring van dit moment. Zonder enig voorbehoud de ervaring zijn. Hij zegt er dan nog iets bij:
“Zeggen dat ervaren aan het moment gebonden is, is in werkelijkheid zeggen dat ervaren en het huidige moment identiek zijn.’
Maar er is nòg een vereenzelviging mogelijk van ervaren, namelijk de identificatie met ‘ik’. Ook tussen ervaring en ‘ik’ zit geen licht; ze zijn, zegt Watts, hetzelfde. Dus is er een drie-eenheid: nu, ervaring en ‘ik’ is in feite één, de onverdeelde geest, het onverdeelde bewustzijn. Geredeneerd vanuit ons onderscheidend denken zouden we zeggen dat ik, ervaring en nu samenvallen. Maar omdat ‘nu’ en ‘ik’ in werkelijkheid constructies zijn, valt er niets samen en is er in feite alleen ervaring.
In de loutere ervaring valt alle intellectueel weten weg en dat begint al aardig op de goddelijke onwetendheid te lijken waarover mijn leraar het heeft. Ervaring is openstaan voor wat zich voordoet. Waardevrij, zonder oordeel. Dus geen wonder dat het zo belangrijk is steeds weer terug te gaan naar de ervaring zelf in dit moment. Wat we dan doen is telkens opnieuw het conceptueel scheidende van onze denkgeest doorzien. En de zuivere ervaring toelaten, waarin alles op deze wereld zich voordoet. ZIE! Luister Groots Wezen!, zou Longchenpa zeggen.
Levend in dualiteit en eenheid word ik steeds weer getrokken naar het onderscheid, het concept. Maar ik kan dat zien. Ons zelfreflecterend bewustzijn stelt ons daartoe in staat; zij is onze bodhigeest, waarmee wij begenadigd zijn. Een bewustzijn, geest, die alles omsluit, ook trouwens het conceptuele. En die ons in staat stelt te concluderen Niet het, maar dit, hier, mijn ervaring, nu. Oh ja!