Toen mijn moeder (Jana) mij vroeg om in haar afwezigheid door vakantie een stukje te schrijven over duurzaam eten, wist ik al vrij snel dat ik iets wilde delen over bosvoedsel. Het is begin mei. Terwijl de katjes van de wilg en de bloeiende daslook alweer over hun piek zijn, kleuren de teruggekeerde boerenzwaluw en de vers-groene jonge blaadjes van loofboom en lariks overal het landschap. Sinds het begin van dit kleurrijke seizoen houd ik mij voltijds bezig met voedselbossen: hoe ze functioneren, welke plantensoorten er een plekje in verdienen en vooral ook wat de potentie ervan is. Een aantal weken terug werden ze in deze rubriek al kort genoemd. Het zijn ecosystemen die een natuurlijk bos nabootsen, met planten die de wortels in de grond houden en door elkaar groeien in meerdere lagen, en die zijn geselecteerd om zoveel mogelijk voedingswaarde voor de mens op te leveren. Vele pagina’s kunnen besteed worden aan het grote aantal voordelen van deze systemen met betrekking tot bodemkwaliteit en biodiversiteit, koolstofopslag en klimaatrobuustheid, ten opzichte van gangbare landbouw. Desondanks zullen veel lezers zich vooral afvragen: ‘wat kan ik er mee?’
Het zal je niet verbazen dat de vruchten van de honingbes, de schijnaugurk en de dwergkwee heerlijke smaken kunnen opleveren, maar de kans dat je deze ook tot jouw beschikking hebt is niet zo groot. Om geïnspireerd te raken in eigen keuken is de voedselbosbeweging mijns inziens toch een waardevolle bron. Veel voedselbosbouwers zijn bezig om bijna jaarrond gewassen te kunnen oogsten uit het systeem, waardoor er in het voorseizoen, als de meeste vruchten nog lang niet rijp zijn, geplukt wordt van minder voor de hand liggende soorten. Wildplukken gebeurt dan niet alleen van de zelf uitgekozen soorten, maar juist ook van de spontaan opgekomen soorten die vanzelf zijn komen aanwaaien. De boodschap: elk bos is een voedselbos!
Bij veel bladeren uit de natuur, denk aan paardenbloem, zevenblad, kleefkruid, jonge berk of beuk, hoor ik vaak dat mensen het wel leuk vinden dat deze eetbaar zijn, maar dat de smaak vooral ‘groenig’ is en het mondgevoel vezelig. Ondanks de rijkheid aan nutriënten van deze soorten, kan ik mij wel in deze reacties vinden. Een typische uitzondering is jong lindeblad, met haar zachte structuur, prettige bite en frisse, lichte notensmaak vormt deze een goede basis voor salades.
Terug naar mei 2023, waarin ik ontdekte dat de bossen vol hangen met de lichtgroene blaadjes van deze inheemse soort, te herkennen aan het handnervige bijna ronde blad dat spits toeloopt tot het einde. Ook parken, lanen en landgoederen staan er vol mee, dus een lindeboom is in Nederland nooit ver weg. Aangeraden is wel om ze boven ‘hondenhoogte’ te plukken op openbare plekken en om ze in ieder geval even te wassen als de boom zich langs een drukke weg bevindt. In mijn wandeling van afgelopen zaterdag vond ik paardenbloemen voor de vinaigrette en pinksterbloemen voor erbij. Deze laatste heeft blaadjes die qua smaak doen denken aan mosterd en marsepein, terwijl de steeltjes (die wel even kleingesneden moeten worden om de vezels te breken) heerlijk scherp en fris zijn. Verder kwam ik nog wat sparren- en brandnetel-topjes tegen, gevolgd door daslookblad en wat kruiden in de tuin. Thuis aangekomen heb ik een paar bladeren van een krop paksoi afgescheurd.
Salade van linde
Een grote bak lindeblaadjes
Het blad van 1 krop paksoi, grofgesneden
Een klein bakje brandneteltopjes
Een hand vol pinksterbloemen
Een paar sparrentopjes, fijngesneden
Een hand vol paardenbloemen (zonder steel)
Een paar blaadjes daslook of bieslook, grofgesneden
Een handje vol kruiden uit de tuin, fijner gesneden (voorbeeld munt en oregano)
Voor de vinaigrette:
Olijfolie, azijn, zout, peper en de bloemblaadjes van de paardenbloemen erdoorheen gemengd.
Binnen lagen ook nog een blik limabonen, twee paprika’s en een zakje aardappelen. Om de maaltijd compleet te maken, zijn de paprika’s gevuld met de geplette bonen, daslook, tuinkruiden en een scheutje olijfolie om ze vervolgens buiten te roosteren in een gietijzeren pan op het vuur dat inmiddels was aangemaakt. Tegelijkertijd werden de aardappelen omringt met sparrentopjes in aluminiumfolie op de hete kolen gegaard. Nadat de paprika’s gaar waren, konden de aardappelen worden geplet en in dezelfde gietijzeren pan met wat olijfolie of boter nog even flink worden gebakken totdat de knapperigheid naar voren kwam. Grof zout en peper erover en het avondmaal was klaar.
Wat kan de lente toch heerlijk zijn!
Afbeelding 1: De salade van linde. Het lekkerste is om de dressing zo laat mogelijk pas eraan toe te voegen, zodat de bladeren knapperig blijven. Om het extra karakter en smaak te geven zijn hier nog een paar blokjes kaas toegevoegd, maar dit kan ook met een geroosterd nootje of blokjes groente in zuur die je over hebt van de winter.
Afbeelding 2: De complete maaltijd, met behalve de salade van linde ook de gevulde paprika’s en aardappelen met een klontje boter en salieblaadjes. Verder linksboven de sparrentopjes om later in de azijn te leggen voor een toekomstig project.