Hoe je je gedachten opzij zet als je ze niet opzij kunt zetten.
Beste Hans,
Als ik mijn ogen open, ervaar ik een buitenwereld die wordt verlicht door een uiterlijke lichtbron. Als ik mijn ogen sluit ervaar ik een binnenwereld die wordt verlicht door een innerlijke lichtbron.
De uiterlijke lichtbron is de zon of een afgeleide daarvan. De innerlijke lichtbron is het Universele Bewustzijn dat alles verlicht maar zelf onzichtbaar is. Het verlicht ook het ego dat schijnbaar rondwandelt in de schijnbare buitenwereld maar in werkelijkheid niet meer is dan een illusie in het Bewustzijn.
De kleine golf bestaat niet zonder de grote zee. Ik ben niet de golf, ik ben de hele zee. Het afgescheiden ik is een illusie. Er is alleen het ondeelbare Ene. Het ware Zelf. Het non-duale. De Realiteit. Daarom is het oneindig kleine even groots als het oneindig grote.
Het is zinloos om het antwoord buiten mezelf te zoeken. Alles wat ik echt moet weten, weet ik al. Ik heb alleen teveel verkeerde gedachten, dus die zet ik best opzij. Aangezien ik niet zo goed weet wat de verkeerde zijn, zet ik ze gewoon allemaal opzij. Ik houd me er niet langer aan vast want ze zijn zo vluchtig en het kost me zoveel energie om ze na te jagen. De hemel zal mijn beloning zijn.
Ik heb alles om tot weten te komen als ik niets meer weet. Wat rest is inzicht zonder inhoud.
Beste Gijsbrecht,
Het valt niet mee om te bepalen welke gedachten in je brief de verkeerde zijn. Daarom lijkt het me het beste om je advies op te volgen en ze gewoon allemaal opzij te zetten. Bij deze.
Gijsbrecht: Daar heb je me mooi te pakken. Ik zou het op prijs stellen als je toch wat dieper op de inhoud van mijn brief in zou willen gaan. Je hoeft me niet te ontzien. Gespaard ben ik al te vaak.
De illusie van binnen en buiten
Hans: Om te beginnen maak je onderscheid tussen een buitenwereld en een binnenwereld. De eerste kun je zien met je ogen open, de tweede met je ogen dicht.
Ik zal niet ontkennen dat de wereld op het eerste gezicht in tweeën uiteen lijkt te vallen, maar bij nader inzien is het me nooit gelukt om een scherpe grens tussen de uiterlijke en innerlijke wereld te trekken. Ik heb eigenlijk geen idee waar de ene ophoudt en de andere begint.
Als je het mij vraagt kun je alles net zo goed buitenwereld als binnenwereld noemen. Buitenwereld en binnenwereld tegelijk. Buitenwereld noch binnenwereld. Binnenstebuitenwereld. Buitenstebinnenwereld.
Hoe je het ook noemt, ik zie geen twee werelden. Dat er een innerlijke lichtbron, Bewustzijn, moet zijn om de innerlijke wereld ervaarbaar te maken zoals er een uiterlijke lichtbron nodig is om buiten iets te kunnen zien, lijkt me alleen al daarom een gewaagde analogie.
De Ene is eeuwig alleen
Misschien zijn de buitenwereld en de binnenwereld werkelijk onontwarbaar. Misschien is het onderscheid werkelijk illusoir. Toch volgt daaruit niet dat alles één is.
Eén wat? Eén object? Eén subject? Eén substantie? Eén realiteit? Eén oorsprong? Eén bestemming? Eén orde? Eén plan? Eén intelligentie? Eén God? Hoe stel je zoiets vast? Wie kan alles overzien? Is ‘alles’ wel meer dan een woord?
Je gebruikt de bekende beeldspraak van de kleine golf die niet doorheeft dat hij de grote zee is. Die metafoor biedt misschien troost aan mensen die zich afgescheiden en eenzaam voelen, maar dat maakt hem nog niet waar.
Een druppel is geen golf, je kunt er niet op surfen. Een golf is geen zee, je kunt er niet op varen. De zee is geen druppel, je kunt hem niet wegvegen.
Al zou de druppel onbetwistbaar de golf zijn en de golf onbetwistbaar de zee, dan nog was het een schrale troost. Juist door zijn alomvattendheid is de hypothetische Ene onherroepelijk alleen.
Zelfgenoeg zijn is geen samenzijn. Zelfgenoeg zijn is principieel alleenzijn. Het toppunt van afgescheidenheid, al is het dan van niets.
De idealistische filosofie dat er maar één bewustzijn is, het mijne of het universele, en dat er daarbuiten niets bestaat, heet solipsisme. Die naam is afgeleid van het Latijnse solus, alleen, en ipse, zelf, en betekent eenzelvigheid.
Solipsisme is de westerse pendant van het Ware Zelf uit het verre oosten. Voor zover ik weet valt het niet te bewijzen of te ontkrachten. Zoiets heet een dogma. Ik kom er zo op terug.
Kan een universeel Bewustzijn iets voor zichzelf verborgen houden?
Stel dat ik inderdaad het ene Bewustzijn ben, zoals jij suggereert. Wat heb ik daaraan als ik er geen toegang toe heb? Waarom ben ik altijd hier en nooit daar, laat staan overal?
Waarom kan ik in mijn hoedanigheid van universeel Bewustzijn jouw gedachten niet lezen en niet door jouw ogen kijken? Waarom weet ik niet on-middellijk wat jij denkt en ziet?
Stel dat we inderdaad met zijn allen een en hetzelfde Bewustzijn belichamen. Waarom zijn we dan veroordeeld tot lichaamstaal, moedertaal, gebarentaal? Vanwaar al die misverstanden tussen ons? Waarom zijn we niet transparant voor elkaar? Waarom zijn we niet eens transparant voor onszelf?
Kan een universeel Bewustzijn iets voor zichzelf verborgen houden en toch nog universeel zijn? Kan het Ene zichzelf opsplitsen in onbereikbare delen en toch nog één zijn? Kan het Onbegrensde zichzelf begrenzen en toch nog onbegrensd zijn?
Waarin verschijnt het Bewustzijn?
Het al dan niet vermeende Bewustzijn wordt door non-dualisten als Jan van den Oever omschreven als de onkenbare grond van het kennen. Waarom het kennen zo nodig een grond moet hebben, heeft niemand me ooit duidelijk kunnen maken. Waarom die grond onkenbaar zou moeten zijn ook niet. Waarom die grond zelf geen grond nodig heeft ook niet.
De grondeloze grond is een gestalte van het aloude regressieprobleem waar de meeste kosmologieën, godsdienstige, materialistische en idealistische, onder gebukt gaan.
Godsdienstige variant: de wereld is geschapen door de Schepper, alla, maar door wie is de Schepper geschapen? Als de Schepper zichzelf kon scheppen, kan de wereld dan niet net zo goed zichzelf geschapen hebben? Als de wereld zijn eigen schepper was, waar is die Schepper dan nog voor nodig?
Materialistische variant: de wereld is veroorzaakt door de Eerste Oorzaak, alla, maar wat veroorzaakte de Eerste Oorzaak? Als de Eerste Oorzaak zichzelf kon veroorzaken, kan de wereld dan niet net zo goed zichzelf hebben veroorzaakt? Als de wereld zijn eigen oorzaak was, waar is die Eerste Oorzaak dan nog voor nodig?
Idealistische variant: de wereld verschijnt in Bewustzijn, alla, maar waarin verschijnt Bewustzijn? Als Bewustzijn in zichzelf verschijnt, kan de wereld dan niet net zo goed in zichzelf verschijnen? Als de wereld in zichzelf verschijnt, waar is dat Bewustzijn dan nog voor nodig?
Hele bibliotheken zijn er over het regressieprobleem volgeschreven. Voor zover ik weet is er nooit enige progressie geboekt.
Het dogma van de onkenbare grond
De grootste moeilijkheid van een onkenbare grond is wel zijn onkenbaarheid. Zo’n grond is principieel onwaarneembaar en onervaarbaar. Daardoor is zijn bestaan onmogelijk te verifiëren of te falsificeren.
Stel dat je de onkenbare grond toch rechtstreeks of indirect kon waarnemen of ervaren. Bijvoorbeeld in de vorm van een visioen, een inzicht (met of zonder inhoud), een eenheidservaring, verzonkenheid, exaltatie of extase. Dan was die grond toch kenbaar. Dan was het niet de onkenbare grond.
Ook de rede biedt geen soelaas. Bij gebrek aan premissen valt er over het (of de) onkenbare niet te redeneren. Uitspraken over de onkenbare grond kunnen daarom net zo goed waar als onwaar zijn. Nee, dat zeg ik verkeerd. Uitspraken over de onkenbare grond kunnen daarom net zomin waar als onwaar zijn.
Geloofsartikelen die zich niets aan de rede of de realiteit gelegen laten liggen en waaraan de rede en de realiteit zich niets gelegen laten liggen, heten dogma’s. Dogma’s zijn vicieuze verhalen. Tautologische structuren. Onneembare leer-stellingen. Schijnzekerheden in een onzeker heden.
Solipsisme is dogmatisch. Non-dualisme, opgevat als solipsistische filosofie, dus ook. Het Ware Zelf is een onbewezen en principieel onbewijsbare hypostase.
Oneindig gedoe over oneindigheid
Het oneindig kleine en het oneindig grote waar jij het over hebt, ken ik uit de wiskunde. Daar zijn het gedachteconstructies die als katalysator van het onderzoekende denken fungeren. Ze inspireerden in de loop van de eeuwen tot de differentiaal- en integraalrekening van Leibniz en Descartes, tot alternatieven voor de Euclidische meetkunde, tot de overaftelbare verzamelingen van Cantor – methoden die de wiskunde en de techniek vleugels hebben gegeven.
In religies lijkt het idee van het oneindig grote eerder een toevluchtsoord voor mensen die zich oneindig klein voelen. Het inspireerde in de loop van de eeuwen tot oneindig gedoe. Woordvloed en zwijgzaamheid. Hoogmoed en bescheidenheid. Zonde en boetedoening. Bouwdrift en beeldenstorm. Bekeringsdrang en gelatenheid. Verzuiling en oecumene. Heiligverklaring en martelaarschap. Vredesbeweging en kruistocht.
Gedachten opzijzetten
In je brief maak je onderscheid tussen goede en verkeerde gedachten. Je neemt je voor de verkeerde gedachten opzij te zetten, en omdat je het verschil niet weet meteen maar alle gedachten.
Dat gedachten goed of verkeerd kunnen zijn is natuurlijk ook maar een gedachte. Is die volgens jou goed of verkeerd? Wat je ook ten antwoord geeft, het is opnieuw een gedachte. Goed of verkeerd?
Volgens de spiritueel therapeute Byron Katie is iedere gedachte een goede gedachte, zolang je maar afstand houdt. Volgens de non-dualist Jan van Delden is iedere gedachte een verkeerde gedachte die je maar beter op afstand houdt. Zelf beschik ik niet over een boven alle discussie verheven maatstaf om vast te stellen welke gedachten goed of verkeerd zijn.
Volgens jou kun je je gedachten opzijzetten. Volgens Byron Katie kun je ze niet opzijzetten, omdat ze zich nu eenmaal ongevraagd aandienen, maar wel onderzoeken. Zelf heb ik inderdaad weleens de indruk dat ik mijn gedachten onderzoek of opzij zet. Of ik dat doe of onderga of beide of geen van beide kan ik, alle intuïties daarover ten spijt, niet objectief vaststellen. Iedere conclusie kan net zo goed een droom zijn, of de volgende verkeerde gedachte.
Onlangs schreef iemand mij dat hij zijn gedachten uit kon zetten wanneer en zolang hij maar wilde. Dat kon ik niet verifiëren, telkens als hij me schreef had hij ze net weer aanstaan. Bovendien is uitzetten heel wat anders dan opzijzetten; hij kon duidelijk niet zelf bepalen wat hij dacht als hij dacht. Of laat ik het zo zeggen, wat hij tegen mij dacht had ik nooit zelf willen denken.
Vandaar mijn vraag: zeker weten dat je je gedachten naar believen opzij kunt zetten? Zo niet, dan zou ik die gedachte maar gauw opzijzetten.
Wat als de hemel maar een gedachte is?
Als je je gedachten niet langer najaagt, zal de hemel je beloning zijn, zeg je. Hoe weet je dat? Ben je er op bezoek geweest? Vertrouw je op je eigen voorgevoel? Vertrouw je op andermans beloften?
Wat als de hemel zelf maar een gedachte is? Misschien zelfs een verkeerde gedachte, godbetert? Denk jij soms dat ik met mijn weteloosheid al in de hemel ben? Zelf heb ik geen idee waar ik ben of hoe ik het moet noemen. Dat is vast niet jouw idee van de hemel?
Wanneer je niets meer weet, heb je alles om tot weten te komen, zeg je. Alsof het een voorafje is; eerst niet weten, dan spinazie eten.
Voor mij is niet weten spinazie eten. Spinazie à la crème. Je krijgt er geen spierballen van, geen anker op je onderarm om je aan vast te houden, alleen een smedige geest.
Niet-weten is het einde van de rusteloze zoektocht naar een Uiteindelijke Verklaring voor Alles. Een agnost heeft alle inzichten achter zich gelaten zonder er iets voor in de plaats te stellen.
Wat rest is een weids uitzicht op al het denkbare. Geen realiteitszin of Realiteitszin maar ‘mogelijkheidszin’, om het eens met Robert Musil te zeggen.
Excuses voor deze lange brief. Liever had ik je rechtstreeks benaderd via ons gemeenschappelijk Bewustzijn, maar ik kon je nergens vinden, zelfs niet in mijn dromen, snap jij het? Ik hoop dat je innerlijke licht al lezende niet is uitgegaan. Groeten van de nieuwe maan,
Hans
Gijsbrecht: Wat ik pretendeer, doe jij daadwerkelijk. Je hebt zonder enige consideratie al mijn gedachten opzij gezet. Ik vrees dat ik nog een weg te gaan heb.
Hans: Als je nu eens begint met het opzij zetten van de gedachte dat je nog een weg te gaan hebt?
Gijsbrecht: Daar heb je me alweer te pakken.