Joop Romeijn is gepensioneerd orthopedagoog. In boeddhistisch Nederland is hij bekend als een criticaster. Sommigen ervaren hem als lastig, een man die altijd en overal iets op heeft aan te merken. Romeijn omschrijft zichzelf als een ongebonden, geëngageerde, vrijzinnige theravada boeddhist. Wie hij is en waarom hij dingen doet, legt hij uit aan het Boeddhistisch Dagblad.
Een hele mond vol, ongebonden, vrijzinnig, geëngageerd. Allemachtig.
‘Dat felle, het echt geëngageerd zijn, is wel een beetje geschiedenis voor mij. Tegenwoordig beleef ik toch meer plezier aan dhammastudie. Maar kritisch ben ik, en zal ik altijd wel blijven. Ook op mezelf, hoor. Daarom voel ik me ook zo thuis in het theravada boeddhisme. Die is nuchter en bescheiden. Ik heb veel minder met het soms zo rationele van zen of het geëxalteerde van het Tibetaans boeddhisme.
Met een aantal dingen in de theravada, zoals wedergeboorte, heb ik moeite. Moet ik daar nou in geloven? Nog niet zo heel lang geleden, na lange gesprekken met boeddhistische vrienden, en het lezen van boeken en deelnemen aan retraites van Steven Bachelor, zei ik: nou laten we het maar helder hebben, daar geloof ik gewoon niet in. Ik ervaar daar niets van, ook niet om mij heen. Ook zonder dat te accepteren moet het mogelijk zijn dat ik gewoon een theravada boeddhist ben. Op zich is dat wel lastig, want het zit natuurlijk helemaal vervlochten in die traditie.’
Als wedergeboorte niet zou bestaan, waarom zou je dan tijdens je leven al die inspanningen doen om goed karma op te bouwen? Of geloof je ook niet in karma?
‘Ik wil nu, op dit moment, gewoon een goed mens zijn, zonder haat of begeerte, want dat is waar het toch steeds op neer komt. Onwetendheid is nog wel het minste ding, door mijn beoefening probeer ik te voorkomen dat emoties met mij op de loop gaan. Maar dus niet om een betere of helemaal geen wedergeboorte te hebben.’
Je noemt je zelf een ongebonden boeddhist. Ben je wel aangesloten bij een sangha?
‘Ja, in dat opzicht is het beeld dat ik een ongebonden boeddhist zou zijn niet juist. Het ongebonden zijn heeft meer te maken met het in alle vrijheid beschouwen van zaken om mij heen en mij daarover ook kunnen uiten. Ik heb acht à negen jaar geleden in Amsterdam toevlucht genomen bij wat toen nog buddhavihara heette. Maar ik voel me nu ook erg verbonden met een vipassana groep in Amersfoort, die ik als een eigen sangha ervaar. Deze groep is een onderdeel van SIM, de stichting inzicht meditatie. Het leuke is dat uit die groep een echte studiegroep is voortgekomen, die boeddhistische boeken bestudeert en bespreekt. Beide zie ik als een vriendengroep.’
Hoe ben je in aanraking gekomen met het boeddhisme?
‘Na mijn prepensioen ging ik me met filosofie en boeddhisme bezighouden. Met name het boek ‘De monnik en de wetenschapper’ van de Franse boeddhist Matthieu Ricard sprak mij erg aan. Het boek gaat over twee mannen, een astrofysicus en een monnik. In eerste instantie identificeerde ik me met die astrofysicus. Maar, zoals Ricard schrijft over de waarheid en de werkelijkheid, dacht ik, ja, zoals hij dat beschrijft, is dat ook mijn manier van denken.’
En dat was het? Veel mensen hoppen toch een tijdje van traditie naar traditie. Hoe ging dat met jou?
‘Ik maakte ook niet direct een definitieve keuze. Bij een zengroep waarin ik verkeerde werd helemaal niet gepraat, er kwam zelfs geen toelichting op de meditatie. Het was: zitten en vooral nergens aan denken. Voor mij moet meditatie gecombineerd zijn met dhammastudie, dat vind ik wel essentieel. In mijn zoektocht heb ik een jaar lang een studie bij een Tibetaanse groep gevolgd. Erg leerzaam maar ik had ook heel wat aarzelingen. Dan kwam er weer een medicijn Boeddha voorbij, en ik dacht, ja, daar gaat het mij helemaal niet om. En er was ook een behoorlijke devotie rond de leraar. Ik wil best wel autoriteit erkennen maar ook autonoom in mijn denken blijven.’
In jouw lezing, in 2006, voor de Stichting Vrienden van het Boeddhisme, spreek je over geëngageerdheid. Daarin gebruikte je de term onnodig lijden. Bestaat dat, onnodig lijden? Is dat een filosofische begrip?
‘Ik geloof niet dat het een boeddhistisch begrip is. Een deel van het lijden van de mens wordt veroorzaakt door menselijk handelen en is wel degelijk de voorkomen. Te verminderen in ieder geval. Dus wij kunnen daar invloed op uitoefenen. Filosofisch gezien heb ik het nog niet dichtgetimmerd, maar ik ben er wel van overtuigd dat wij mensen een vrije wil hebben. Ook de mogelijkheid om dingen te veranderen.
In 2003 heb ik binnen de BUN (Boeddhistisch Unie Nederland jh) de werkgroep geëngageerd boeddhisme opgericht. Juist om omstandigheden waarin mensen leven te verbeteren. Ik wilde dat boeddhisten er zich meer van bewust werden, dat je wel in een erg kleine wereld leeft als je alleen maar op je kussen zit.
Ze zouden zich zorgen moeten maken over wat er zich in de samenleving afspeelt. Ecologie was in 2003 helemaal uit de mode geraakt. Asielzoekers smeekten om solidariteit. Tibetaanse vluchtelingen voelden zich in de kou staan. Maar als ik van die werkgroep één ding heb geleerd is, dat Nederlandse boeddhisten op dat gebied niet in beweging zijn te krijgen. Dat je met meer resultaat via Greenpeace of via milieudefensie iets voor het milieu kan doen, dan via een boeddhistische werkgroep.’
Of via de politiek, jij bent toch ook politiek actief geweest?
‘Geëngageerd boeddhisme kan inderdaad betekenen dat je in politiek vaarwater terechtkomt. Dat die twee elkaar raken en beïnvloeden. Kijk maar wat er momenteel in Birma gebeurt. Ik heb zelf een bescheiden poging gedaan om met anderen de junta dwars te zitten. Geld geven aan organisaties die daar invloed op uit konden oefenen. Maar uiteindelijk is een verandering in het politieke klimaat de oorzaak van de prille veranderingen in dat land.’
We praten nu over Birma. Maar kijk eens naar de situatie in eigen land. Er heerst in de top van NV Nederland toch een sfeer van onbetamelijke graaizucht en zakkenvullen. Dat zou toch een mooie kluif voor jouw werkgroep zijn geweest, om daar iets aan te veranderen.
‘Er zijn wel fantasieën geweest om een boeddhistische politieke partij op te richten, de Partij voor Geluk. Ik geloof wel in geluk, maar niet in een partij voor geluk. Ik geloof ook niet in een boeddhistische politiek- daar is het boeddhisme in Nederland te onbelangrijk en marginaal voor, er zou weinig van terecht komen. Ik geloof veel meer in oplossingen op het persoonlijk vlak, om bijvoorbeeld het consumentisme te verminderen. Dat lukt niet, of onvoldoende via bestaande organisaties.’
Maar toch staat op bijna elke straathoek wel een mindfulness trainer te wenken naar bedrijven om de samenleving te veranderen.
‘Dat zijn zzp’ers die uit de grote ruif mee willen eten. Ik doe niet lullig over mindfulness, daarmee is natuurlijk aandachtig te leven. Maar ik betwijfel of je daarmee een samenleving kunt veranderen. Bedrijven willen met zo weinig mogelijk mensen en middelen omzet en winst maken. Ze zien mindfulness als een methode om dat te bereiken. Misschien dat erg betrouwbare mensen uit het bedrijfsleven, zoals Herman Wijffels, daar wel in iets zouden kunnen betekenen.’
‘Veranderingen zijn moeilijk te realiseren, heb ik ervaren. Mijn werkgroep ging vier jaar geleden ter ziele, er waren maar weinig boeddhisten die er belangstelling voor hadden. Mensen zeiden gewoon dat ze in hun werk al met dit soort dingen die wij voorstonden bezig waren. Als psychotherapeut, of als onderwijzer. Het boeddhisme deden ze ernaast, om zichzelf te ontwikkelen.’
Is het ieder voor zich en zie je dat ook niet terug in het boeddhistische landschap?
‘Ja, misschien wel. Ik heb een tijd gedacht dat tradities zich in een vorm, die we westers boeddhisme zouden kunnen noemen, zouden samenvoegen. Die lijkt er ook wel in enige mate te komen, maar daarnaast blijven de meer traditionele tradities ook bestaan. De versplintering is niet van tijdelijke aard. Er is blijkbaar niet zo’n behoefte om één grote boeddhistische gemeenschap te vormen, ook niet in andere landen in Europa. Iedereen leeft met, maar ook naast elkaar. Daarom is samenwerken binnen de BUN ook zo lastig. De vrijwilligers in die sangha’s steken hun energie liever in hun eigen tradities. Ze voelen nauwelijks verwantschap met andere tradities.’
Vind je dat jammer of is dat juist een zegen, zo’n cafetariamodel?
‘Nou, een zegen vind ik wat te stellig, maar ik heb er tegenwoordig minder problemen mee dan vroeger. Toen was ik wel voorstander van een grote, sterke boeddhistische organisatie, die een grote aantrekkingskracht zou hebben op mensen en organisaties. De praktijk is anders, ieder heeft zo z’n eigen behoeften. Accepteren is dan het beste. Dat betekent dan wel dat het boeddhisme als georganiseerde maatschappelijke kracht zwak is. Maar wat geeft dat, waarom zou boeddhisme flink en groot moeten zijn? Dat is een idee in de hoofden van sommige mensen, dat het boeddhisme hier belangrijk zou moeten zijn.’
Zonder het te zeggen praat je nu over de BUN. Je hebt je kritiek op het functioneren van die organisatie nooit onder stoelen of banken gestoken.
‘Ja, inderdaad, de BUN. Door een boeddhistische bovenbouw opgericht vanuit de idee dat boeddhisten deel willen uitmaken van een boeddhistische kerk, een zuil. Waardoor het boeddhisme zijn heilzame invloed beter naar buiten zou kunnen brengen. Maar in de praktijk blijkt dat idee helemaal niet aan te slaan, zijn afzonderlijke groepen boeddhisten daar helemaal niet mee bezig. Dat wilde ik in mijn kritiek aan de orde stellen.’
In het rapport Lotusbloem van de gelijknamige commissie, die de problemen binnen de BUN onderzocht, staat dat de aangesloten sangha’s zich meestal laten vertegenwoordigen door bestuurders. Leraren laten zich nauwelijks zien en laten hun invloed niet gelden. Er zou een lerarenraad moeten komen.
‘Ja, ik heb dat ook gelezen. Nou, het woord leraar wordt wel makkelijk gebruikt, ik weet zelf vaak niet wie er een leraar is. Ben jij dat? Wie neemt ze de maat? De leraar van de Leven in Aandacht groep is natuurlijk Thich Nhat Hanh, alle anderen zijn alleen maar hulpkrachten. Vrijwilligers, die een baan hebben of een uitkering of wat dan ook. Het boeddhisme doen ze er naast. En waarom bemoeien ze zich nu al niet meer met de BUN? Brengt zo’n lerarenraad daar verandering in? Wat hun invloed en bemoeienis zou kunnen zijn, is mij totaal onduidelijk. Mensen voelen zich verbonden met topboeddhisten, zoals de Dalai Lama of voor mijn part Noah Levine. Dat zijn de oorspronkelijke leraren.’
Enkele mensen bekritiseerden op een geheel eigen wijze, ik zeg dat maar voorzichtig, de BUN, BOS en BZI. De samenstellers van het rapport Lotusbloem zeggen te zijn geschrokken van de aard van de kritiek op het functioneren van de BUN. Boeddhisten zijn daardoor persoonlijk geschaad. Binnen de groep, zo schrijft de werkgroep, en ik citeer ‘hebben we ons afgevraagd hoe het mogelijk is dat mensen elkaar binnen een boeddhistische setting en met goede bedoelingen toch zo kunnen kwetsen.’ Jij nam ook geen blad voor de mond, toch.
‘In de eerste versie van het rapport Lotusbloem werd nogal zwaar de nadruk gelegd op wat het monsterverbond werd genoemd. Van mensen zoals Hoogendoorn, De Jong en ik. Het is opvallend dat boeddhisten in Nederland geen echte discussie kunnen voeren. Dat merk ik op bijeenkomsten en studiedagen. Iemand zegt iets, en nog iemand zegt iets, en dan probeert men het met elkaar eens te worden. Terwijl ik het eigenlijk heel goed vind om het in sommige gevallen helemaal niet met elkaar eens te zijn. Wat is daar mis mee? Die angst begrijp ik niet. In de gemeenteraad voerde ik als PvdA’er regelmatig oppositie, zonder dat je daar persoonlijk op werd afgerekend. In boeddhistische kringen is oppositie voeren ondenkbaar, dan ben je gelijk een lastpost. Natuurlijk, over de wijze waarop je dat doet, kan je een discussie opzetten, maar met het verschijnsel kan men in boeddhistisch Nederland niet omgaan. Vrijwel alles wordt met de mantel der liefde bedekt.’
‘Je ziet dat ook als een leraar in de fout gaat. Eerst is er ongeloof, dan volgt de erkenning. Dan komt bij de volgelingen en organisatie het besef van de gevolgen. De problemen worden gebagatelliseerd of onzichtbaar gemaakt. Maar het probleem blijft, ethiek is niet van elastiek. Dus als een leraar zijn macht en positie misbruikt , zou het over en uit moeten zijn. Maar nee, iedereen gaat gewoon door, alsof er niks gebeurd is. Maar steeds als je zo’n man ziet, denk je, jij hebt toch dat en dat uitgespookt.
De kwestie is natuurlijk: wie durft zo’n man de laan uit te sturen? Dat er wordt gezegd: nou wij hebben ons vergist, bij nader inzien deug je niet. Met het vertrek van de leraar stort ook de sangha in. Een leraar wordt vaak door anderen op een voetstuk geplaatst, lijkt onfeilbaar. Hij heeft niemand naast zich die hem collegiaal op zijn gedrag toetst. Eigenlijk zou dat wel op een of andere manier nodig zijn, maar goed, dan gaan we alweer iets organiseren.’
Jullie, de criticasters, gingen toch wel heel ver in jullie uitingen. Op het beledigende af, vind ik.
‘Nou ja, in een later stadium is dat wel geëscaleerd, vind ik nu ook wel. Wij, Hogendoorn en De Jong, en ik ook, wilden overleg hebben met het BUN-bestuur over hoe ongebonden boeddhisten toch vertegenwoordigd zouden kunnen zijn in die organisatie. En wij wilden in 2008 al praten over de invloed van de BUN op de BOS. Wij hebben daar opvattingen over. Maar op het laatst werden zelfs onze mailtjes aan het BUN-bestuur niet meer beantwoord. We voelden ons monddood gemaakt. Wij werden in de hoek gezet.
Door de BUN werd gewoon gezegd: word maar lid van een sangha , dan kan je via de ledenraad invloed uitoefenen. Nee, zei ik, dat wil ik als ongebonden boeddhist kunnen doen. En ook in zekere zin oppositioneel zijn. Maar ook zonder ons waren er allerlei conflicten tussen het bestuur van de BUN en BOS. Dus de lastposten waren daar zeker niet de oorzaak van.’
Heeft de opmerking in het rapport Lotusbloem over het niet boeddhistisch handelen van sommigen jou persoonlijk geraakt?
‘Nou, bij alles wat ik deed onderzocht ik mijn motivatie, zeg maar een soort van zelfreflectie. Is mijn intentie bij elke mail die ik stuur wel zuiver? En die vraag kan ik nog steeds met ja beantwoorden. Dus ik voel me niet gekwetst en heb ook helemaal geen aanleg voor slachtofferschap. Net als bij de werkgroep geëngageerd boeddhisme weet ik dat ik soms maar één procent bereik van wat ik zou willen bereiken. Maar de drang om dingen te willen veranderen blijft. Het gaat niet alleen om de intentie, ik wil met mijn inspanningen ook wel iets bereiken. ’
Je had het gevoel door de BUN niet serieus te worden genomen. Behalve die kritiek op het bestuur, waar had je inhoudelijk met de BUN over willen praten?
‘Een van de punten was de koppeling tussen boeddhisme en commercie. Dat was een paar jaar geleden aan de orde. Er werd toen door niet de minsten in het Nederlands boeddhisme gezegd dat het helemaal geen slechte zaak was dat er geld werd verdiend aan het boeddhisme. Wij zeiden toen: het boeddhisme wordt zo verdund en uitgeleverd aan de commercie, dat is niet goed.’
Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat er toch ook boeddhistische leraren zijn die met het boeddhisme in hun levensonderhoud voorzien. Wat is daar mis mee?
‘Ik vind dat een grensgeval. In het boeddhisme kennen wij dana, belangeloos geven. Met name in het buitenland zorgen leken en leerlingen zorgen voor het levensonderhoud van de leraar. Dat principe is al duizenden jaren oud. Maar je kunt je afvragen of dana wel zo’n vrijwillig karakter heeft. Er drukt toch een soort verplichting op de gevers, doen ze het niet dan kan de leraar zijn praktijk wel sluiten als hij geen andere inkomsten heeft. Ik geloof ook niet dat er leraren in Nederland zijn die daar rijk van worden. Zelfs niet de bekendste.’
‘Er is een ontwikkeling die mij zorgen baart. Er ontstaan grote ketens, zoals Zen NL, die gericht zijn op groei. Leraren in opleiding kunnen als franchise ondernemer een pand huren of kopen en maken dan deel uit van dat landelijke netwerk. Zo’n keten kan alleen maar blijven bestaan als er groei is, dat is een economisch principe. Dus dan bestaat de kans dat de boodschap ondergeschikt wordt gemaakt aan de commercie. Van Zen NL vind ik dat deze organisatie te veel flirt met het bedrijfsleven. Het wordt zo commercieel. Daar heb ik moeite mee, dat is die oude linkse inborst van mij, van het bedrijfsleven moet ik niet zo gek veel hebben.’
Wat ik niet begrijp is, waarom zouden ongebonden boeddhisten een platform moeten hebben in de BUN? Dat staat toch haaks op elkaar. Je voelt je ongebonden en toch wil je nog in georganiseerd verband je invloed uitoefenen. Hoe kan dat nou?
‘Het hoeft voor mij niet meer, ik heb over dat onderwerp mijn zegje aan de commissie Lotusbloem kunnen doen. Het ging er toen om dat de BUN zich naar onder meer de overheid toe als representant van alle naar schatting 170.000 boeddhisten in ons land presenteerde. Waarvan ik zei, als je namens mij zegt te spreken, wil ik ook de gelegenheid hebben om op jullie beleid invloed uit te oefenen. Daarom heb ik aan de onderzoekers van de werkgroep Lotusbloem voorgesteld dat alleen individuen lid kunnen worden van de BUN, net als bijvoorbeeld in de protestantse kerk in Nederland. Dat is een vereniging van individuen, van gelovigen.’
‘En dat geldt ook voor de Boeddhistisch Omroep Stichting. Die zegt ook er voor mij te zijn, maar ik heb als boeddhist met veel van hun programma’s geen enkele affiniteit. Wij vonden dat de BOS in de uitzendingen meer moest benaderukken dat het een boeddhistische grondslag heeft. Door bijvoorbeeld programma’s puur over de dhamma te laten gaan. Ook als daardoor de kijkcijfers zouden dalen. En ik wilde ook dat de BUN de BOS zou aanspreken op die zogenoemde delegatieovereenkomst, waarin de BUN de zeggenschap over de BOS uit handen heeft gegeven. Daardoor krijgt de BOS steeds meer het karakter van een algemene omroep.’
Je kunt toch via de participatieraad invloed uitoefenen op de programma’s van de BOS.
‘Ja, maar die raad is alleen maar een adviesclub, die twee keer per jaar vergadert. Het bestuur en de programmamakers kunnen dat advies gewoon naast zich neerleggen. En dat doen ze ook.’
Je hebt je ook geroerd over de zeggenschap die de BUN zou moeten hebben op de BZI, de boeddhistische zendende instantie, die zich bezighoudt met boeddhistische geestelijke verzorging in de gevangenis. De zes bgv’ers zijn met de beste intenties aan de slag gegaan. Waarom heb je daar kritiek op?
‘Het boeddhisme heeft helemaal niets met geestelijke verzorging, op dat gebied is er geen enkele traditie. Zoals je die wel ziet bij godsdiensten, waar de dominee, rabbi, pastoor of iman die taak is toebedacht. Maar het boeddhisme kent die traditie helemaal niet. Af en toe is het wel zo dat een leraar zich met persoonlijke problemen van een leerling bezighoudt, maar daar houdt het ook mee op. De georganiseerde en formeel gemaakte boeddhistische geestelijke verzorging is door Justitie opgetuigd. Er waren een aantal formatieplaatsen vrij en wij zijn in dat gat gesprongen. Want Justitie wil de schappen in de verzorgingswinkel gevuld houden.’
‘Nu wordt er trots gezegd dat de vraag vanuit de gedetineerden zelf komt. Het was logischer geweest, zoals het altijd in het boeddhisme gaat, om die geestelijke verzorging op een laag pitje, organisch groeiend, op te starten. Varamitra (hoofd van de boeddhistische geestelijke verzorging, JH) noemt het pionieren maar het was gewoon een raar begin. Die verzorgers zijn aan de slag gegaan, terwijl helemaal niet zeker was of er ook vraag naar was. En dat ging ook nog eens ten koste van de humanisten, die voorheen deze mensen onder hun hoede namen.’
‘Dan is er nog iets. Welk doel willen de bgv’ers bereiken met hun werk, want het is gewoon een betaalde job. Zonder gerichte opleiding zijn ze aan de slag gegaan. Zonder te weten waar ze zouden eindigen of wilden bereiken. Stel je voor dat een psychotherapeut of fysiotherapeut zo zouden werken. Ik grijp en kneed maar een beetje in iemand en wacht af wat het resultaat wordt. Het lijkt mij slim als mensen weten wat het effect kan zijn van hun handelingen.’
‘Er speelt nog wat anders mee. In de samenstelling van de bgv zie je ook de vorm van de BUN-structuur terug. Veel mahayana, weinig of geen theravada. Dus als een gedetineerde vraagt naar een verzorger uit de theravada of uit de Zuiver Landtraditie, kan die niet geleverd worden. Toch wordt er over dé boeddhistische geestelijke verzorging gesproken.’
Het is niet aan de orde, maar in een theoretisch geval. Wat zou het opheffen van de BUN betekenen voor de tradities en de sangha’s die daar in verenigd zijn? Zouden die daar schade door lijden?
‘Nee dat geloof ik helemaal niet. Sangha’s hebben niet zoveel gemeen met elkaar en werken nu ook al samen als dat nodig is. Ook op internationaal niveau, via de hoofdcentra in het buitenland. Het gaat vaak om heel persoonlijke contacten.’
‘Nog even over dat blog van mij. In de eerste plaats ben ik geen journalist, bij mij lopen feiten en meningen door elkaar. Het is nu een mengvorm. Maar tegenwoordig probeer ik steeds meer over de dhamma te schrijven. Waar ik nu mee bezig ben is hoe het seculair boeddhisme zich aan het ontwikkelen is, in bijvoorbeeld Engeland en Amerika. En of het boeddhisme zonder religie wel mogelijk is. Dus dat hou je nog van mij tegoed.’