In advertenties lees of hoor je vaak dat je jezelf moet worden en dit doe je dan “door het beste uit jezelf te halen”. Nietzsche vond dat ook al, hij citeert de woorden van de Griekse auteur Pindarus (518 – 438) “word wie je bent” in zijn boek “De Vrolijke Wetenschap” (270, 290, 335). Volgens deze opvatting ben je dus in de wieg gelegd om jouw unieke authentieke zelf te worden. Als je dit niet lukt, dan is je bestaan een verspilling van ruimte. De jeugd wordt daarom geleerd om erg kieskeurig te zijn bij het uitzoeken van een nieuw stel gympies of de scheuren in de nieuwe spijkerbroek. Alles moet immers passen bij jouw unieke zelf!
Het ontstaan van de cultuur
Volgens de literatuurwetenschapper René Girard (1923 – 2015) worden we juist niet als een uniek zelf geboren. Dit is volgens hem een romantische leugen waarmee we onszelf voor de gek houden. We ontwikkelen ons niet eens tot een uniek zelf, want in de regel worden onze keuzes niet gemotiveerd door een eigen unieke behoefte. We willen meestal graag hebben wat anderen al hebben, juist omdat die anderen dit willen hebben.
Het wordt echter nog erger. Als we volgens Girard deze waardevolle goederen of eigenschappen dan uiteindelijk bezitten, is het verschil tussen ons en de anderen zo klein geworden, dat we elkaars rivalen worden. Het gevolg is uiteindelijk een strijd van allen tegen allen. Deze kan alleen maar eindigen in een totale chaos, tenzij we kunnen afspreken hier iemand de schuld van te geven. Deze zondebok wordt dan uitgedreven en zo wordt de vrede weer hersteld. Dit uitdrijven van de zondebok moet echter steeds weer als ritueel worden herhaald en zo ontstaat volgens Girard de religie en daarmee de cultuur van de mens.
Hoewel Girard op verschillende plaatsen toegeeft dat dit maar een hypothese is, verdedigt hij deze hypothese met zoveel overtuiging, dat ze steeds meer op een dogma gaat lijken. Dit heeft hem enthousiaste volgelingen opgeleverd (vooral bij aanhangers van de joods-christelijke traditie), maar ook veel kritiek. Volgens Gunter Gebauer in het boek “Mimesis” (1992, zie bladzijde 238) probeert Girard te veel op een hoop te gooien. Volgens anderen begeeft Girard zich hiermee bovendien vaak op terreinen waar hij niet echt een deskundige is.
De roman
Hoe is Girard aan zijn “hypothese” gekomen? Girard gaf Franse literatuur o.a. aan de Stanford Universiteit in de VS. Hij maakte naam met studies over Albert Camus en Marcel Proust. Bij het behandelen van de beroemde romans uit de 19e eeuw viel hem een patroon op: de hoofdpersoon streeft altijd naar iets dat anderen al hebben om zich zo een plaatsje in de wereld te veroveren. Dit noemt hij de waarheid van de roman. Goede romans laten dit duidelijk zien, slechte romans verbergen dit. Romans die Girard daarbij vaak noemt zijn met name “Don Quichote” van Cervantes, “Het rood en het zwart” van Stendhal, “Op zoek naar de verloren tijd” van Marcel Proust en “Ondergrondse Notities” van Fjodor Dostojevski.
Don Quichote neemt de ridder Amadis als zijn grote voorbeeld. Alles wat hij onderneemt is uit naam van Amadis en hij probeert zich in allerhande situaties net zo te gedragen. Amadis noemt Girard in zo’n geval de bemiddelaar. De begeerte of hier het ideaal, heeft dus de vorm van een driehoek. Vaak liggen de basishoeken, gevormd door de verlangende en de bemiddelaar, ver genoeg uit elkaar om ze gescheiden te houden. Als de driehoek smaller wordt, omdat subject en bemiddelaar zich met elkaar kunnen identificeren, worden deze elkaars rivalen en dan ontstaat er een conflict. In dat geval is er sprake van een “inwendige bemiddeling”.
Don Quichote weet dat hij Amadis niet is en nooit kan worden, deze blijft een ver ideaal. Girard noemt dit een “uitwendige bemiddeling”. Stendhal beschrijft in zijn roman de ijdelheid van de mensen. IJdelheid is volgens hem iets alleen maar willen omdat iemand anders het wil. Zo probeert iemand zijn vriend verliefd te laten worden op zijn vrouw om zo te zorgen dat hij zelf ook weer van haar gaat houden. Natuurlijk loopt dit verkeerd af. Beide mannen worden uiteindelijk elkaars rivalen en de hoofdpersoon verliest. Als je de gelijke wordt van je rivaal, ontstaat er een onoplosbaar conflict.
Bij Proust kan de bemiddelaar een persoon in de eigen geest zijn. Het conflict wordt dan een innerlijke strijd waar moeilijk een oplossing voor kan worden gevonden. Ook bij Dostojevski is de afgunst de bron van de begeerte.
Volgens Girard is onze begeerte dus niet ons eigendom. Dit is alleen het geval in uiterste situaties, wanneer we toevallig uit onszelf iets heel graag willen. Hij noemt dit de hartstocht. Meestal willen we de dingen alleen maar omdat anderen ze willen. Het bezit van zoiets geeft ons status en voldoening. Als een ander echter ook zoiets heeft, dan willen we weer iets anders, of proberen we te zorgen dat hij het verliest.
Imitatie
Imitatie speelt een sleutelrol in ons leven. Elk kind begint zijn ontwikkeling door volwassenen na te doen en bouwt zo zijn identiteit en kennis op. Ons zelfbeeld en de manier waarop we ons leven inrichten, is hiermee op allerhande manieren gebaseerd op het imiteren van anderen. Dit kan tot allerhande problemen leiden. Het is bekend dat jongeren op dat gebied nogal stuurloos kunnen zijn en zich identificeren met alles wat indruk op hen maakt. Volwassenen wordt het verboden om een rolmodel te vormen, ze mogen slechts begeleider zijn in het volkomen autonoom geachte proces van de ontwikkeling. Het gevolg is chaos. Jongeren zijn soms als jonge eendjes die, nadat ze uit het ei zijn gekropen, zich blindelings hechten aan het eerste het beste bewegende voorwerp wat ze opmerken. Een van de gevolgen is bijvoorbeeld de cultus van “influencers”, die net zo afhankelijk zijn van hun volgers als de volgers van hen. Beide worden vervolgens gemanipuleerd door de grote reclamebedrijven. Een ander gevolg is de verspreiding van valse geruchten zoals de wappies dat doen. Dit is niets anders dan de imitatie van opvallende meningen, alleen maar vanuit de behoefte aan imitatie en om zich zo ergens bij aan te sluiten en een identiteit te bemachtigen.
Geweld
Alle conflicten en rivaliteit vinden dus volgens Girard hun oorsprong in de begeerte die ontstaat uit imitatie (mimese). Dit leidt tot conflicten tussen individuen en groepen waardoor het noodzakelijk wordt om iemand de schuld te geven. Zo wordt de spanning uit het conflict gehaald. Dit noemt Girard het zondebok-mechanisme en volgens hem wordt dit het meest duidelijk beschreven in de bijbel. De mensen zijn niet in staat om over zichzelf na te denken en hun eigen verantwoordelijkheid in het conflict te erkennen. In plaats daarvan vermoorden ze de zondebok en dat is steeds degene die in het conflict de minste steun krijgt. Als ze na de dood van zondebok zich erg opgelucht voelen en de vrede is hersteld, wordt de zondebok tot God uitgeroepen. De schuld die met de dode zondebok wordt begraven wordt getransformeerd tot een mythologie, die door iedereen wordt gedeeld. Dit vormt de basis die noodzakelijk is voor het ontstaan van de menselijke cultuur. Volgens Girard zijn religie en mythologie dus noodzakelijke stappen om het geweld te beheersen in de ontwikkeling van de mens. Het geweld ontstaat uit de rivaliteit die voortkomt uit de imitatie en het feit dat de gewenste dingen niet onbeperkt beschikbaar zijn. Zonder de uitdrijving van de zondebok zouden de menselijke conflicten volgens Girard veel gewelddadiger zijn. Hij dacht ook dat het belangrijkste doel van heilige teksten was om een eind te maken aan de praktijk van mensenoffers. De teksten zouden volgens hem als vervanging hiervan rituelen instellen en daarmee dus het zondebok-mechanisme vervangen.
Herziene vertaling
Het werk van Girard is al in 1986 in Nederlandse vertaling verschenen bij uitgeverij Kok Agora, maar nu in een herziene vertaling opnieuw uitgebracht bij uitgeverij Noordboek. Ik vraag me af of deze uitgave opnieuw een breed publiek zal bereiken. Het boek zelf ziet er mooi uit, daar zal het niet aan liggen. Girard is echter zoals gezegd inmiddels nogal gedateerd. Het is bovendien geen schrijver die gemakkelijk leest. Zijn zinnen buitelen over elkaar heen, argumenten worden niet uitgewerkt en de lezer wordt overdonderd met verwijzingen naar romanpassages. Girard kent de romans natuurlijk uit zijn hoofd, de lezer niet, dus die moet zich maar laten overdonderen zonder de schrijver echt te kunnen volgen. Bovendien haalt Girard feit en fictie naadloos door elkaar, doordat hij ervan uitgaat dat de geniale romanschrijver de werkelijkheid beter beschrijft dan de feiten.
Girard heeft altijd gelijk, net zoals Freud en Marx. Falsificatie is niet aan hem besteed. Hij kan met zijn hypothese van de imiterende begeerte alles verklaren en legt daarmee een verhullend netwerk van verklaringen over de werkelijkheid. Daarbij beperkt hij zich tot zijn eigen kleine wereld: de joods-christelijke traditie. De lezer vindt geen enkele verwijzing naar een Aziatische cultuur of religie, noch naar Zuid-Amerika en niet eens naar de islam.
De roman is het medium van de burgerlijke cultuur. Zou het niet kunnen dat afgunst en imiterende begeerte juist kenmerkend zijn voor deze burgerlijke cultuur? Speelden in arbeiderskringen de saamhorigheid en stabiliteit niet een veel grotere rol? Natuurlijk is het niet onmogelijk dat op andere plaatsen op de wereld voorbeelden kunnen worden gevonden van imiterende begeerte. Ik denk bijvoorbeeld aan de Chinese middenklasse van ambtenaren. Deze zouden echter elk hun eigen kenmerken moeten hebben en elk stuk voor stuk afwijken van het strakke schema van de hypothese van Girard.
Ondanks al deze bezwaren blijft de hypothese van Girard interessant, al was het alleen maar als uitwas. Er is aan de Universiteit van Leuven nog steeds een project gaande over de kracht en het belang van imitatie in de menselijke cultuur, met als titel “Homo Mimeticus”. Imitatie in bredere zin is dus wel degelijk een actueel onderwerp. Daarbij geeft het werk van Girard een zinvolle inbreng en het is toch mooi dat deze met de nieuwe uitgave weer kan worden geraadpleegd.