Het hart van de democratie is volgens de Franse filosoof Claude Lefort (1924-2010) een ‘lege plek’, onbepaald en ongrijpbaar. Niemand kan in een democratie de politieke macht grijpen of zelfs maar verpersoonlijken. Terecht, anders ligt volgens de filosoof totalitarisme op de loer. Dit artikel geeft een indruk van Leforts boek Wat is politiek?
‘Politiek is de publieke ruimte waarin verschillende individuen verschillende standpunten verkondigen zonder er ooit een einde aan het debat komt,’ schrijven de vertalers Pol de Wiel en Bart Verheijen op bladzijde 11 van hun inleiding. Men wisselt verschillende standpunten uit en verschilt van mening zonder een definitieve oplossing of eenheid te bereiken. De handzame inleiding van beide vertalers telt 28 bladzijdes.
Moderniteit
Volgens de Franse filosoof zijn democratie en politiek onlosmakelijk met elkaar verbonden. Frissen noemt in zijn voorwoord het politieke het domein van de macht, strijd en conflict, dat heeft te maken met de gebrokenheid van de wereld en de onvolkomenheid van het menselijk bestaan. Bovendien ‘democratie is de fundamentele erkenning dat burgerschap gaat over de minderheid die wij op enig moment en inzake enig onderwerp of belang steeds zullen zijn,’ bladzijde 10.
De Franse Revolutie luidde voor Franse filosoof Lefort de moderniteit in, die volgde op het ancien régime. De onthoofding van Lodewijk XVI in 1793 maakte een einde aan dit regime en de machtsverhoudingen ervan. Twee lichamen stierven echter, het eerste is het sterfelijke lichaam van Lodewijk XVI en het tweede ‘het onsterfelijke lichaam dat het koningschap en de eenheid van het koninkrijk uitbeeldde en dat verbonden was aan door God gegeven (transcendente) absolute orde,’ bladzijde 15.
Vanaf dit moment in 1793 kan de macht in de samenleving alleen maar door verschillende mensen worden uitgeoefend, op uiteenlopende manieren en zonder de mogelijkheid om zich deze macht toe te eigenen. Logischerwijs kan sindsdien ook iedereen de machtsuitoefening bekritiseren. Met de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger (1789) kondigden de revolutionairen het constituerende principe van de politiek af, waardoor de samenleving voortaan ingericht moest worden aan de principes van vrijheid en gelijkheid. ‘Deze onbelichaamde macht is het best voelbaar tijdens verkiezingen, wanneer de gehele ‘stem van het volk’ op het moment van spreken (het uitbrengen van de stem) onmiddellijk tot miljoenen aparte eenheden wordt teruggebracht,’ bladzijde 16. Na verkiezingen moeten de politici voortdurend in discussie gaan en hun meningen confronteren met anderen, merkt Dirk Verhofstadt op in zijn boekbespreking Het democratisch tekort.
Dick Pels stelt dat ‘het volk’ (de kiezers) de ‘politieke elite’ (de gekozenen) kan aanstellen en naar huis kan sturen. Dit geeft ‘het volk’ geen bovennatuurlijke macht om op te treden als soevereine laatste instantie. In een democratie is er een wisselwerking, een interactie tussen deze twee autonome en elkaar wederzijds vormgevende, begrenzende, in evenwicht houdende krachten, die aan elkaar gewaagd zijn. Beide hebben verschillende functies ‘in het raderwerk van de politieke representatie.’ ‘In dit dualisme schuilt juist de dynamische, energieke, permanent naar vernieuwing zoekende kracht van de democratie,’ aldus Pels op bladzijde 84 van zijn boek.
De staat
Op bladzijde 114 van het hoofdstuk Democratie & Totalitarisme schrijft Lefort dat dankzij de democratische vertegenwoordiging de democratische staat niet in zichzelf is gekeerd. Ook kan hij niet het centrum van almacht uitbeelden, als een staat met een compacte organisatie en een compacte macht. Immers, ‘In de democratie wordt de staat zelf onderworpen aan de meest verschillende maatschappelijke eisen en wordt hem, in laatste instantie, de politieke beslissing ontzegt.’ Die beslissingsmacht wordt neergelegd bij regering, die wezenlijk tijdelijk is en afhankelijk van de instemming van het volk.
De staatsmacht kan voorkomen als een machine, die in veel gevallen ons lot blijkt te bepalen. Deze macht valt echter samen met een beweeglijk systeem, waarin ‘de openbare overleg- en besluitorganen om de zoveel tijd worden vernieuwd.’ De filosoof Lefort schrijft: ‘De verleiding van het populisme bestaat er daarentegen in dat de regering en de staat nagenoeg hetzelfde worden. Er wordt vaak gezegd dat het populisme feitelijk de scheiding tussen de burgerlijke samenleving en de staat verwerpt, maar moeten we niet constateren dat het tegelijkertijd de staatsmacht en de politieke macht verwerpt?’ Als dit het geval is, worden alle vormen van maatschappelijke vertegenwoordiging opgenomen in één machtssysteem.
Volkswil
De filosoof benadrukt op verschillende plekken in zijn werk dat de democratie altijd onder druk staat en dit zal niet veranderen, aldus de inleiders De Wiel en Verheijen. ‘Hoewel Lefort zich altijd heeft verzet tegen stemmen die meenden dat de bestaande democratie ‘schijn’ is, een aftreksel of speelbal in de handen van ‘het kapitalisme’, ‘de techniek’ of andere grotere krachten, erkent hij tegelijkertijd expliciet dat de democratie kwetsbaar is. Die druk komt voort uit de aard van de democratie zelf.’
De totalitaire verleiding bestaat eruit om de onbepaaldheid van de democratie teniet te doen en ‘de macht in dienst te stellen van de belichaming van de ‘ondeelbare volkswil’.’ De politiek moet doen wat het volk wil. Als de wil van het volk, waarnaar populisten verwijzen, tot absoluut zou worden verheven is er geen ruimte meer voor een eigen individuele mening. Er is immers maar één uitleg van de wil mogelijk en hiervan afwijken is verdacht. Populisten lijken een duidelijk beeld te hebben van wie wel tot het volk behoren en wie niet. Ze willen de verdeeldheid of de crisis in de samenleving oplossen door het in werking stellen van bepaalde uitsluitingsmechanismes. ‘Dit alles komt voort uit het sprookje van een juiste interpretatie van de ondeelbare wil van het volk in plaats van een veelheid aan religies, meningen en standpunten,’ bladzijde 25. Een dergelijke stap doet de democratie geweld aan. Volgens de filosoof bestaat die juiste interpretatie in een democratie immers niet, maar is tot het einde der dagen inzet van ‘een debat in onze geïnstitutionaliseerde politieke arena’s.’
Nepparlement
In Nederland beweerde Geert Wilders dat het parlement, waarvan hij nota bene vanaf 1998 deel uitmaakt een ‘nepparlement’ zou zijn. Hij schetste het beeld van een land dat op een catastrofe afstevent en aan de afgrond staat. De NOS meldt dat Alexander Pechtold bij die gelegenheid in 2015 zich afvroeg waar Wilders het lef vandaan haalt om tegen andere Kamerleden te zeggen dat ze de bevolking niet vertegenwoordigen. Pechtold stelt vast dat Wilders zelf het volk beweert te zijn.
Maarten van Rossem becommentarieert in zijn artikel de opmerking van Wilders en merkt op dat de kern van zijn retoriek eruit bestaat dat de democratie een schijnvertoning zou zijn. De elite zou de burgers overal buitenhouden en we zouden beter naar hen moeten luisteren en het land weer aan hen teruggeven. De criticus schrijft: ‘Dat deze retoriek zo effectief is, is zonderling, omdat ze totaal zinledig is. Nooit leggen de populisten uit hoe zij dit metaforische wensenpakket gaan uitvoeren. Zou niet juist een reguliere verkiezing de best mogelijk manier zijn om naar zo veel mogelijk burgers te luisteren? Waarom vinden de populisten de weerslag van die verkiezingen dan een nepdemocratie en een nepparlement?’
Hij zegt niet alleen dat het parlement een schijnvertoning zou zijn, Wilders haalt ook honend uit naar bijvoorbeeld de rechterlijke macht. Dit past naadloos in de populistische logica om ook andere zelfstandige machtsdomeinen binnen de liberale democratie verdacht te maken met als doel ze te beknotten. Zie de analyse van Prof. dr. Gerrit Voerman Wilders en de ‘laffe rechters’.
Sterke leider
Leforts onderzoek naar de aard van het totalitarisme zette hem op het spoor van het democratieonderzoek, aldus de vertalers Van de Wiel en Verheijen. Hij was de eerste Franse filosoof die stelde dat de essentiële tegenstelling in de naoorlogse periode die tussen democratie en totalitarisme is en niet die tussen kapitalisme en communisme. Bovendien noemt hij het totalitarisme het bastaardkind van de democratie. De democratie is zo kwetsbaar, omdat de mensen met een onbepaaldheid worden geconfronteerd rond de basis van de macht, de wet en het weten in een democratie. Deze onbepaaldheid doet zich ook gelden bij andere aspecten van het leven.
De democratie loopt gevaar als de onzekerheid van de individuen groeit door bijvoorbeeld een grote economische crisis of een natuurramp. Dan ontstaat de roep om een ‘sterke leider die ‘orde op zaken’ stelt’, bladzijde 19. Bovendien ontstaat dan het verlangen naar het ‘Ene volk’, één enkele ‘klasse’ en een macht die de verdeeldheid kan opheffen. Is de macht in een democratie symbolisch, in het totalitarisme is het ‘gewoon’ en ‘alledaags’ en staat in dienst van groepen of personen. Ook is de macht niet meer onbepaald en bediscussieerbaar. De scheiding tussen de verschillende machtsdomeinen als rechtsspraak en kennisvergaring verdwijnt en komen in dienst te staan van het totalitaire ideaal.
Totalitarisme is iets anders dan de belichaming van de politieke macht tijdens het ancien régime. Toen verwees het naar een absoluut punt buiten de samenleving, dit wil zeggen: ‘naar een onwrikbare, door God gewaarborgde eeuwige orde.’ Het totalitarisme zoekt het absolute punt in het hart van de samenleving. De politieke gevolgen hiervan zijn groot. Als het ideaal kan worden gevonden binnen de samenleving, waarom is dit ideaal dan nog niet bereikt? Het antwoord is dat interne elementen dit verhinderen. Het programma van de totalitaire machthebbers is met hen af te rekenen.
Tot slot
Paul Frissen schrijft op bladzijde 10 van zijn voorwoord: ‘Claude Lefort is een politiek filosoof die ons voorhoudt dat de wijsheid en prudentie van politieke machthebbers af te meten zijn aan de mate waarin zij de pluraliteit van de burgers willen verdedigen met de macht van de rechtsstaat. Dat kunnen zij alleen doen in het besef dat democratie en recht de plek van de macht leeg houden en begrenzen. Dat vraagt van politieke machthebbers dat zij in de democratie de dienaren van minderheden zijn, en dat zij weten dat het recht geen instrument voor politieke doelen is, maar juist dient voor de insnoering daarvan.’
Prof. dr. C. (Claude) Lefort. Tilburg University, 2022 https://www.tilburguniversity.edu/nl/over/historie-en-academisch-erfgoed/eredoctoraten/claude-lefort-0
Pels, D. Het volk bestaat niet. De bezige bij, Amsterdam, 2011
Wilders: Tweede Kamer is een nepparlement. NOS Nieuws, september 2015
Van Rossem, M. Liever een aantrekkelijke leugen dan de waarheid. Maarten!, 2017-2
Verhofstadt, D. Het democratisch tekort – Claude Lefort, Liberales, augustus 2018
Prof. Dr. G. Voerman. Wilders en de ‘laffe rechters’. Over de populistische visie op de rechtsstaat. Parlement.com, september 2020
https://www.parlement.com/id/vlces5nkqcxf/nieuws/wilders_en_de_laffe_rechters_over_de
Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger (1789). Historiek, augustus 2021
https://historiek.net/verklaring-van-de-rechten-van-de-mens-en-de-burger-1789/143944/