De Nationale Herdenking in Nederland is direct na de Tweede Wereldoorlog ontstaan en was aanvankelijk een particulier initiatief. De eerste Nationale Dodenherdenking vond plaats in het Olympisch Stadion in Amsterdam op 31 augustus 1945, de verjaardag van Koningin Wilhelmina. In 1946 werd dit herhaald op 4 mei.
In 1946 nam de Commissie Nationale Herdenking, die voortkwam uit het verzet, daarin het voortouw. Deze commissie stelde ook richtlijnen op voor de lokale herdenkingen. Voorafgaand aan de stille tochten en de twee minuten stilte om acht uur ’s avonds werd vanaf 1947 ‘s middags een herdenkingsbijeenkomst met een cultureel en internationaal karakter gehouden in de Ridderzaal op het Binnenhof in Den Haag. Hiervoor werd ook het Corps Diplomatique uitgenodigd.
In de oorspronkelijke opzet ging het uitsluitend om de Nederlandse slachtoffers in de Tweede Wereldoorlog, maar sinds 1961 wordt officieel een ruimere definitie gehanteerd die alle Nederlandse oorlogsslachtoffers of omgekomenen – waar ook ter wereld – sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog omvat.
Datum en tijdstip
Van 1946 tot 1968 werd de Nationale Herdenking regelmatig naar 3 mei verschoven als 5 mei op een zondag viel. Daaraan kwam officieel een einde toen de regering in 1968 besloot de herdenking altijd op 4 mei te houden, ongeacht de dag van de week. Dit in verband met het feit dat voor verschillende religieuze groeperingen de rustdag op een andere dag van de week valt. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei volgt deze lijn.
Het Nationaal Monument op de Dam werd in 1956 onthuld. Vanaf 1961 vond de Nationale Herdenking hier plaats, om vier uur ’s middags in aanwezigheid van H.M. de Koningin. Op aandringen van de regering werden verschillende militaire herdenkingen samengevoegd met de herdenking in de Ridderzaal. Vanaf dat moment worden tijdens de Nationale Herdenking ook militairen herdacht die na 1945 zijn omgekomen.
Vanwege de Haagse wortels van de Commissie Nationale Herdenking werden in 1965 en in 1970 nog herdenkingsbijeenkomsten gehouden in de Ridderzaal in aanwezigheid van het Corps Diplomatique. Deze zijn hierna afgeschaft. Sindsdien houdt het parlement in de ochtend van 4 mei een herdenking bij de in 1960 opgehangen Erelijst van Gevallenen 1940-1945 in de hal van de Tweede Kamer.
In de jaren tachtig liep de belangstelling voor 4 en 5 mei sterk terug. De regering besloot in te grijpen. Eind 1987 werd het Nationaal Comité 4 en 5 mei ingesteld om het draagvlak voor 4 en 5 mei onder de bevolking te vergroten en meer samenhang tussen de twee dagen te realiseren. In 1988 werd daartoe de Nationale Herdenking op de Dam verschoven van vier uur ’s middags naar acht uur ’s avonds. Sindsdien wordt deze ook live op televisie uitgezonden.
Wie werden er herdacht?
In eerste instantie werden alleen de in de Tweede Wereldoorlog omgekomen Nederlandse militairen en verzetsstrijders herdacht. Het initiatief hiertoe werd genomen door Jan Drop (1907-1993) uit Den Haag, wiens vader en broer in de oorlog werden gedood. Drop en zijn vrouw Gré hielpen Joden aan onderduikadressen en ontvingen hiervoor de Yad Vashem-onderscheiding. De eerste herdenking werd op 4 mei 1946 gehouden.
In eerste instantie was de herdenking alleen voor gevallen strijders. In 1960 werden hier, na kritiek vanuit de (Joodse) gemeenschap, ook de meer dan 100.000 weggevoerde en vermoorde Joden aan toegevoegd, die daarvoor niet genoemd werden tijdens de herdenking.
Schoksgewijs werden de definities wie vereerd moest worden aangepast. In 1961 werd het officiële memorandum voor 4 mei aangepast, waardoor ook de aan Nederlandse kant gevallenen tijdens andere militaire conflicten werden herdacht, zoals bij de politionele acties in de nadagen van Nederlands-Indië en bij VN-vredesoperaties in bijvoorbeeld Libanon, Bosnië en Afghanistan. Uiteindelijk werden alle Nederlanders herdacht die vanaf de Tweede Wereldoorlog door oorlogshandelingen of bij VN-vredesmissies waren omgekomen, zowel in als buiten Nederland.
De eerste grote ophef rond dodenherdenking ontstond in 1970. Twee mannen van de ‘Amsterdamse Jongerenactiegroep Homoseksualiteit’ probeerden een krans te leggen op het monument op de Dam voor de in concentratiekampen omgekomen homoseksuelen. Dit werd verboden en de mannen werden afgevoerd door de politie. Na Kamervragen mocht het jaar daarop wel een krans worden gelegd voor de tijdens de Tweede Wereldoorlog omgekomen homoseksuelen en zigeuners.
Vanaf 1981 is de herdenking ook gericht tegen ‘racisme en onverdraagzaamheid’. In 2015 werd in het memorandum vastgelegd dat alle slachtoffers de Nederlandse nationaliteit moeten hebben gehad. In 2019 werd dit weer aangepast, omdat hiermee ongewild groepen buitengesloten zouden kunnen worden, zoals de joodse vluchtelingen uit Duitsland.
In 2013 deden het Nederlands Verbond voor Progressief Jodendom, de Raad van Kerken, het Contactorgaan Moslims en Overheid en het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap een gezamenlijke oproep om alleen nog de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Ze vonden dat de beweegredenen voor het houden van de herdenking “niet meer helder” overkwamen. Nu er ook slachtoffers van andere oorlogen herdacht werden, zou dit volgens hen geleid hebben “tot verwatering en het wegvallen van het onderscheid tussen daders en slachtoffers”.
Verzoening
Er bestaat geen algemene consensus over het onderwerp van een (symbolische) verzoening. De toenmalige Duitse ambassadeur Thomas Läufer opperde in een bijdrage aan dit debat eind 2009 in het tv-programma De oorlog: “Als we het met de verzoening serieus menen, horen wij ook op de Dam te staan”. Lokaal waren er wel diverse omstreden initiatieven. Expliciete herdenking van Duitse doden ligt echter erg gevoelig ook als het niet om overtuigde nazi’s maar om jonge dienstplichtigen gaat.
In 2021 hield de Duitse Bondskanselier Angela Merkel een toespraak bij de Nationale Herdenking van de Bevrijding. Daarbij is het betekenisvol dat haar bijdrage niet op 4 mei, maar op 5 mei viel.
Coronacrisis
In 2020 en 2021 vond er in verband met de coronacrisis in Nederland een aangepaste dodenherdenking plaats. Er was in deze jaren een door de regering aangepaste vlaginstructie afgekondigd. Het leggen van kransen, bloemen en het herdenken vond bij de monumenten in stilte plaats. Ook de Nationale Herdenking op de Dam in Amsterdam was zonder publiek.
Op 4 mei sluiten winkels in Nederland om uiterlijk 19.00 uur volgens de winkeltijdenwet. Een gemeente mag bepaalde winkels toestemming geven om open te blijven.
De twee minuten stilte gelden in het hele land, ook op plaatsen waar geen plechtigheid wordt gehouden. Treinen, trams, metro’s en bussen worden stilgezet en van iedereen wordt verwacht om acht uur een moment van stilte in acht te nemen, waar diegene zich ook bevindt. Metrotreinen rijden door tot het eerstvolgende station en houden daar stil. Op de snelweg is het echter verboden een auto stil te zetten. Automobilisten kiezen daarvoor een geschikte afrit of parkeerplaats. Dit wordt geadviseerd via de radio. Verder blijven hulpdiensten normaal actief.