Ruim 5 jaar wonen we nu in Thailand en nog regelmatig laten we ons door gebeurtenissen verrassen. Zo zaten we ineens opgescheept met twee piepkleine baby-mini-eekhoorntjes. Himalayan striped squirrels heten ze in het Engels, en de wetenschappelijke naam is tamiops mcclellandi. Een Nederlandse naam heb ik niet kunnen vinden. We noemen ze maar chipmunks, naar de kleine eekhoornsoort waar ze nog het meeste op lijken. Mieke had wel eens laten vallen dat we nu zo veel bomen en struiken hebben staan dat er best leefgebied is voor een koppel eekhoorns. Maar dat ze nog eens al haar moeder- en verpleegsterskwaliteiten moest gaan aanspreken had ze niet kunnen vermoeden.
Daar liggen ze dan voor haar, in een haastig geïmproviseerd nest. Onderin een warmtematje dat normaal in koude winternachten dienst doet om te voorkomen dat de baardagame in winterslaap gaat. Op zich zou hij dat best mogen, maar omdat het ’s winters overdag toch weer tot zo’n 30 graden oploopt, is het beter om dat te voorkomen. De oogjes zijn nog permanent dicht; aan de hand van beelden die we online vinden schatten we ze hooguit zo’n 3 weken oud. Viavia kregen we het advies om ze een bepaald soort babyvoer te geven.
Dat blijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Mieke heeft de nodige ervaring met het grootbrengen van ouderloze dierenbabies, zoals onder meer uit deze eerdere blogs blijkt. Maar de chipmunks zijn niet echt happig op de spuit met babyvoer. We denken, of misschien is het hopen, dat ze gewoon nog even moeten wennen en dat ze als ze honger krijgen wel zullen toehappen. Maar het blijft een worsteling om het voer bij ze naar binnen te krijgen.
Na een dag of twee moeten we toch iets anders ondernemen. We besluiten er dan maar mee naar de dierenarts te gaan, om te checken of we wel op de goede weg zijn. Dan komt de domper: een van de beestjes ligt dood in het nest. Mieke geeft de andere zo goed en zo kwaad als het gaat wat voer en pakt dan de dode chipmunk. Zomaar in de compostbak gooien ziet ze niet zitten, dus er moet toch maar een kuiltje voor gemaakt worden in de tuin. Dan, in een opwelling, begint ze het beestje zachtjes met een vinger op de borst te tikken, ze blaast wat lucht over het snoetje, tikt weer een aantal keren, blaast, tikt en na een paar minuten begint de chipmunk zowaar weer met haar pootjes en kopje te bewegen.
De dierenarts constateert dat ze er inderdaad niet zo goed aan toe zijn en dat het voer dat ons geadviseerd werd totaal ongeschikt is. De beestjes blijven 2 dagen daar en als we ze weer ophalen zijn ze al flink opgeknapt. Het voer dat we nu hebben gaat er grif in. Binnenkort mogen ze hun eerste fruithapje.
We zijn benieuwd hoe het verder gaat. Als ze het overleven gaan we ze uiteindelijk voeren in een soort nestkastje in een boom en dan kunnen ze zelf besluiten of ze hier blijven wonen of toch een andere plek opzoeken. We hopen natuurlijk het eerste, en de kans daarop is ook redelijk groot, want voor de dichtstbijzijnde andere geschikte woonplek moeten ze de open rijstvelden oversteken en daar zijn ze niet dol op. Dus wie weet, heeft Mieke straks haar inwonende koppeltje eekhoorns.
Voor mij persoonlijk is het dan weer een veilig gevoel om te weten over welke magische reanimatiekwaliteiten mijn lief beschikt. Voor mij geen andere woonplek dus.