‘Als we niet volkomen aanwezig en springlevend zijn voor onszelf of voor wie ons lief zijn, waar zijn we dan eigenlijk? We rennen maar door, zelfs in onze slaap. We rennen omdat de angst om alles te verliezen ons op de hielen zit.’*
Volkomen aanwezig zijn is een belangrijke oefening. Zeker wanneer we voor belangrijke keuzes in ons leven staan. Bij mij was dat vorige week aan de orde. De oncoloog adviseerde extra medicatie te nemen om mijn levensduur te verlengen. Wetenschappelijk onderzoek heeft namelijk aangetoond dat die medicatie, gelijktijdig ingenomen met de medicatie die net verlengd was mogelijk een jaar langere levensduur zou op kunnen leveren.
De kwaliteit van leven was in dat onderzoek niet meegenomen. Vanaf het begin, nu bijna vijf jaar geleden, staat de kwaliteit van leven voorop. Daarom heb ik me niet meteen laten opereren hoewel het geadviseerd werd en gewacht tot het niet langer meer verantwoord werd geacht; daarom niet bestraald – het advies was zeven weken lang, vijf dagen in de week – omdat de bijwerkingen me te groot waren. Met als belangrijke factor het antwoord op mijn vraag: “garantie tot de hoek zeker?” Het antwoord: “niet eens tot de hoek.” Later bleek bij een volgende scan dat met terugwerkende kracht er al uitzaaiingen waren en zouden de bestralingen dus helemaal voor niets zijn geweest …
De nu door de oncoloog voorgestelde medicatie zou me veel vermoeider maken dan ik al ben en zou ook mijn geheugen en andere cognitieve functies aan kunnen tasten. Daarmee zou mijn leven zodanig aangetast worden dat die niet meer overeenstemt met de kwaliteit van leven die voor mij acceptabel is. Die kwaliteit is al behoorlijk achteruit gegaan en verder achteruit wil ik (op dit moment) niet gaan.
De kunst te leven is voor mij zo lang mogelijk op een voor mij acceptabele manier door dit leven te gaan. Alles is veranderlijk, dus ongetwijfeld zal ik de normen die ik nu heb voor wat kwaliteit van leven is, aanpassen, zoals ik dat eerder heb gedaan.
Daar bewust van zijn, daar mee om gaan op goede én op slechte dagen, is een kunst op zich. Dat vraagt een grote flexibiliteit, een bepaalde speelsheid en onbevreesdheid.
En die onbevreesdheid, dat leven zonder angst, is de essentie. Thich Nhat Hanh schrijft er in zijn commentaar op de hartsoetra het volgende over:
‘De achtergrond van angst is onwetendheid, het onvermogen om onze aard van het ‘niet zelf’ te begrijpen.
De hartsoetra is een aansporing tot onbevreesdheid. Als we de onderling afhankelijke en zelfloze aard van alle dingen diepgaand onderzoeken, zien we dat er geen geboorte en geen dood is en overstijgen we alle angst. Een ontwaakt persoon blijft onverstoord, meestromend met de rivier van geboorte en dood.’
*Geen dood en geen vrees
Thich Nhat Hanh