De tathagata, eeuwig en altijd dichtbij. In onze handen, onze gedachten en in ons spreken, daar waar de lotus bloeit. Zoals de regen alle planten van water voorziet, verstrekt het alle levende wezens een helpende hand, een glimlach en wijsheid.
Het leven van de tathagata gaat nooit verloren, want de levensader stroomt, het hart klopt bedreven en altijd kundig. Compassie is waarlijk het grote voertuig, onze ademhaling het onuitputtende instrument. Zuiver dit Boeddhaland, met elke stap en elk woord. Geen levend wezen vergeten we, Kannon altijd achtzaam. Zwaar deze taak! Het Boeddhaland is moeilijk te zien, zij lijkt zo ver weg.
Is het beter te streven naar de uitdoving, zo voortreffelijk en vredig? Ik moet wakker worden van deze droom, vol van energie. Verder het pad op. Het geschreeuw van de wereld is zo luid. Hoe kan ik rust vinden wanneer zij verdrinken in een meer van tranen, een rivier van bloed. Verblind en zonder wijsheid, de wereld staat in brand. Maar de lotus bloeit, de regen doet haar bloeien. De aarde geeft geboorte aan talloze Bodhisattvas. Oneindig is de Boeddhaweg.
‘Als een goede man of vrouw zelfs maar 1 frase van de lotus sutra kan verhelderen na mijn verscheiden, weet dan dat deze persoon een boodschapper van mij is. Hij of zij is door de Zo-gekomene gestuurd om zijn werk verrichten.’
Lotus Sutra, hoofdstuk 10.