Enkele kreten uit het BD, uit hun context gelicht en losgemaakt van de auteur (met excuses).
‘Het mahayanaboeddhisme is een historische aberratie.’
‘Waarom toch zoveel energie steken in de uitleg en interpretatie van de dhamma. Het lijkt erop dat het boeddhisme zo aan de tijd wordt aangepast, dat er slechts een schil overblijft.’
‘De smaak van bevrijding is niet voor interpretatie vatbaar.’
Ik legde de ‘historische aberratie’ aan een historica voor. Zij antwoordde mij:
‘Historische aberratie is een uitdrukking die historici niet vaak gebruiken. Wanneer zou iets ook een historische aberratie zijn? Alles wat gebeurt is historisch, omdat het plaats vindt.
…
Als ik het artikel lees herken ik het patroon dat in de godsdienstgeschiedenis vaak voorkomt: Christus zegt van alles, Paulus voegt er het zijne aan toe, Augustinus schrijft er dikke boeken over en Luther nagelt zijn mening tegen de kerkdeur. Het interpreteren en recupereren van de boodschap houdt nooit op. Wil de echte christen opstaan?’
Historici kijken pas vreemd op als er van iets gezegd wordt dat het niet verandert. En is er één levensbeschouwing die meer expliciet dan het boeddhisme de verandering en de vergankelijkheid gethematiseerd heeft? Zelfs de Boeddha had al aangekondigd dat de dharma na 500 jaar zou verdwijnen. Nu is 500 in de Palicanon litteraire conventie voor héél veel, onoverzichtelijk veel zelfs. Niemand had blijkbaar stilgestaan bij wat er echt 500 jaar later zou gebeuren. (Een millenniumbug avant la lettre.) Daarom bleef de auteurs van teksten als de Lotus Sutra, 500 jaar later, niets anders over dan een metaverhaal te bedenken dat de historische Boeddha en de voorspelde 500 jaar in een bredere context situeerde.
Waarom zou de dharma niet voor interpretatie vatbaar zijn? Een religie die niet langer voor interpretatie vatbaar is, is een dode religie en hoort thuis in een museum. Een levende religie vraagt in ieder ogenblik, in iedere concrete situatie, opnieuw om interpretatie. Telkens opnieuw stelt zich de vraag: ‘Wat leert het mij voor de situatie zoals ze zich nu voordoet?’
Het boeddhisme is heel zijn geschiedenis bijzonder interpretabel geweest. Dat begon al bij de historische Boeddha. Hij had geen vastomlijnde leer, geen credo, geen stenen tafelen of heilig boek. Hij vertelde iedereen iets anders. Hij werd door zijn rivalen beschuldigd van zwarte magie omdat hij in zijn onderricht iedereen zo in de ban kon houden. Maar de ware toedracht was dat hij altijd wist aan te sluiten bij het referentiekader van zijn toehoorders. Aan asceten vertelde hij over lijden en een pad naar bevrijding. Aan brahmaanse priesters vertelde hij hoe ze bij Brahma konden verwijlen (letterlijk brahmavihara). Aan de jonge brahmaan Sigalaka leerde hij hoe hij een ritueel correct kon uitvoeren. Koning Passenadi raadde hij aan te vermageren en op dieet te gaan.
Heel mooi, maar knap lastig voor wie wil weten waar het nu eigenlijk over gaat. De systematisering van de leer is pas later gekomen, met verschillende interpretaties en verschillende scholen als gevolg.
Het boeddhisme wordt gezien als de eerste proselytische religie. De Boeddha vroeg zijn monniken om de dharma te verspreiden. Het is niet verwonderlijk dat zij net als hun leraar hun onderricht aanpasten aan hun toehoorders.
Een fascinerende episode in de geschiedenis van het boeddhisme is de komst naar China. We spreken van de sinificatie van het boeddhisme. Voor China bekende concepten zoals non-dualiteit, leegte, en onderlinge afhankelijkheid werden er uitgelicht, andere concepten zoals reïncarnatie en zelfs het aan het bestaan inherente lijden verdwenen wat naar de achtergrond. Teksten werden gesystematiseerd en er werd een hiërarchie van sutra’s gecreëerd. Een heel vreemde zaak is hoe de Palicanon gedegradeerd werd tot ‘voorlopig onderricht’ en andere teksten zoals de Lotus Sutra geëxalteerd werden. Niemand weet of de Lotus Sutra wel zo belangrijk was in het Indiase mahayana. Veel van die teksten zijn maar bewaard gebleven dankzij hun Chinese vertaling.
Hetzelfde fenomeen zien we nu gebeuren met de komst van het boeddhisme naar het Westen. De dharma wordt gecast in het hedendaagse filosofische en psychologische jargon. Plotseling denken mensen dat de dharma gaat over verlichting, over ego, over blinde vlekken, over meditatie. We zijn er van overtuigd dat dat het boeddhisme is. We kijken zelfs meewarig neer op het in onze ogen sterk rituele Aziatische ‘volksboeddhisme’. De Aziatische boeddhisten van hun kant ervaren wat wij doen nauwelijks nog als boeddhisme. Bij de Boeddhistische Unie België (BUB) had ik regelmatig contact met Aziatische boeddhistische verenigingen. Hun zorg ging steeds over verblijfsvergunningen voor monniken, want: ‘Wie zou hun jongeren de shila bijbrengen?’ Daar ging het hun om. Helaas moest ik ze met een kluitje in het riet sturen want daar ging de BUB dan weer niet over.
Wie heeft de dharma naar het Westen gebracht? Ik neem het voorbeeld van een concrete figuur die ik zelf ooit heb mogen ontmoeten: Ashin Jinarakkhita, met zijn Chinese naam Teh Ching, de leraar van Ton Lathouwers. Hij was van Chinese afkomst, geboren in Java, Indonesië. Hij had in Groningen scheikunde gestudeerd. Hij sprak naast Indonesisch en Chinees vloeiend Nederlands, Engels, Duits en Frans. Hij werd als novice gewijd in een Indonesisch chanklooster en tot monnik in Birma door Mahasi Sayadaw bij wie hij een vipassanatraining volgde. Een man met een brede blik dus, over de grenzen van tradities en culturen heen.
In Indonesië probeerde hij het boeddhisme nieuw leven in te blazen. Hij bracht de verschillende tradities bij elkaar. Hij richtte een lekenbeweging op om niet alle macht bij de monniken te laten en autoriseerde leken als leraar. Toen in een anticommunistische reflex het geloof in één God in de Indonesische grondwet werd ingeschreven, introduceerde hij, zich baserend op een oude Javaanse tekst, Adi Boeddha als boeddhistische god. Dit leverde hem felle kritiek op, maar het zorgde er wel voor dat het boeddhisme in Indonesië niet van de ene dag op de andere in de illegaliteit belandde. Van nieuwlichters en uitleggers gesproken.
Jinarakkhita is maar een van de velen. De mensen die het boeddhisme van Azië naar het Westen gebracht hebben waren één voor één nieuwlichters binnen hun cultuur, met de Dalai Lama en Thich Nhat Hanh als meest bekende. Allemaal beseften ze dat het hoogtijd was om het boeddhisme de moderniteit binnen te loodsen. Zij waren niet wars van vernieuwingen en herinterpretaties, wel integendeel.
Een religie is niet wat de stichters ervan bedoeld hebben of wat er in de teksten staat, maar wat de beoefenaars er mee doen. Voor alle moslims die ik ooit gesproken heb is de Islam een religie van barmhartigheid en vrede. Zij kijken met afgrijzen naar degenen die er een rechtvaardiging voor geweld in menen te vinden. Ik neem aan dat Christus niet de brandstapels van de inquisitie voor ogen had, toen hij de liefde predikte. En de Boeddha leerde wellicht niet over meditatie met de bedoeling Japanse kamikazepiloten op te leiden.
Het westers boeddhisme zal zijn wat wij er van maken, niet één iemand maar wij allen samen, zoals vogels in een zwerm hun koers bepalen. Dat is een grote verantwoordelijkheid.
Wat mij recent hoogst verbaast is een opkomende anti-moderne tendens, niet in het Oosten maar hier in het Westen. We zien een terugkeer naar premoderne leerling-leraar relaties, naar voorwetenschappelijke opvattingen en naar een moraal van ‘mag-wel-mag-niet’. Een voorbeeld daarvan vond ik aantal discussies in het Boeddhistisch Dagblad over heel doctrinaire kwesties als transmissie, reïncarnatie, vegetarisme. Zowel de toon als de inhoud verontrusten mij. Rond mij hoor ik schampere reacties hierop in de zin van: ‘kan een Japanse meester ook al een fatwa uitspreken over een Nederlander die zich niet aan de Japanse geplogenheden houdt’ en ‘als dat het boeddhisme is, wil ik er niets mee te maken hebben’.
Is deze tendens maar een kiezelsteentje op de weg naar modernisering of het begin van het einde? Misschien is het boeddhisme binnen enkele jaren de meest fundamentalistische religie van het Westen.
‘De dharma herbergt vele schatten’ zei de Boeddha, ‘maar hij heeft maar één smaak, die van bevrijding’. De smaak van bevrijding is zeker voor interpretatie vatbaar, als het maar de smaak van bevrijding blijft.
Ujukarin zegt
Hmmm…. in de basis mee eens. Maar dat verschil tussen ‘Westers’ en ‘volks’boeddhisme is m.i. niet zozeer een clash tussen culturen, maar tussen verleden en toekomst ook in Azië. Aldaar verwesterst het leven snel, en is er steeds minder plaats voor boeddhisme gebaseerd op _blind gevolgde_ rituelen. De hypocrisie van veel der beoefenaars (en pijdragers) valt de nieuwe generatie langzaamaan op. Dus met alle respect voor hen, waaronder oudere leden van mijn schoonfamilie, die elke dag met goede bedoelingen én vanuit eigen goed gedrag de tempel bezoeken; maar een iets te groot deel der bezoekers is in het dagelijks leven totaal vervreemd van de ethiek (en meditatieve adviezen) van Boeddha en bezoekt de tempels slechts als aflaat en voor uiterlijke schijn.
Zoals in mijn praatje 2 maanden terug al stond: “Want het etnische boeddhisme is zodanig gedegeneerd dat het niet in staat zou zijn geweest voet aan de grond in het westen te krijgen onder kaaskoppen, net zoals in Azië al tientallen jaren de tempels bijna even snel leeglopen als hier de kerken!”
With folded palms,
Hans Orgyen Dhonden van Zanten zegt
Dank voor je verhaal. Ik wil respecteren dat veel mensen hun houvast en zin vinden in ‘ het ware geloof’. Zelfs als dat niet wederzijds is. Soms is dat moeilijk vol te houden als er bijvoorbeeld hoofden afgehakt worden of covid-19 ontkent. Ik realiseer me dan maar dat ook deze ‘ abberaties’ bij de weg van menswording horen. Dat doet me wel pijn. Wat mij overeind houdt zijn gesprekken over boedddistische thema’s met reflectie op eigen voelen, denken en handelen. Dat is, hoop ik, een bescheiden bijdrage aan -ook boeddhistische – dynamiek van evolutie. Die bijdrage is gebaat bij bijbels en boeken, bij traditie en moderniteit, bij vernieuwing en weerstand. Hoe mooi dat we zo kunnen leven.
G.J. Smeets zegt
“De Boeddha vroeg zijn monniken om de dharma te verspreiden.”
Dat is nog maar de vraag want wat hij gezegd heeft weet niemand. Alles maar dan ook alles wat in zijn naam is opgetekend is literaire fictie, om niet te zeggen geroddel achteraf. Maar aangenomen dat hij inderdaad mensen op het missionarispad heeft gestuurd, wat is dan de dharma die zo nodig verspreid moest worden? Het is maar aan wie je het vraagt en in bovenstaand stuk luidt het antwoord “Vele schatten met de smaak van bevrijding.”
Wat die schatten zijn, ook hier is het maar aan wie je het vraagt. Maar over één ding zijn ze het allemaal eens: bevrijding. Bevrijding van dit en van dat, van zus en van zo. Alsof ook maar iemand weet wat vrij zijn is. Boeddhisme is een verlossingsleer. Zoals elke verlossingsleer wordt het publiek aangepraat wat zijn ketenen zijn en vervolgens hoe die kunnen worden verbroken, doorgezaagd, doorgeknipt, afgeworpen. Die pretentie is nooit en nergens waargemaakt. De mislukking van die pretentie heet ‘religie’.
Hans O.D. van Zanten zegt
#Smeets: in elk handboek organisatiekunde staat: zoek eerst de oorzaak van een probleem voordat je aan een oplossing begint. En de arbowet schrijft zelfs voor ziekmakende arbeidsomstandigheden bij de bron aan te pakken. Dat is toch een behoorlijke bevrijding voor veel mensen. Misschien zijn geinstitutionaliseerde religies niet zozeer een mislukking maar worden ze ingehaald door culturele evolutie.
G.J. Smeets zegt
Organisatiekunde is zo oud als de mensheid. De Chinezen, de Egyptenaren, de Maya, de Romeinen, etc. etc. waren er meesters in. De organisators van het militair-industriële complex in de Koude Oorlog waren er ook goed in. Evenals het PBL (planbureau voor de leefomgeving) dat sinds 2008 in NL operationeel is. Zoek de bevrijding in de culturele evolutie (jouw woorden).