Het tja maakt volmaakt evenwichtig, wie tja heeft is steeds in balans.
Geloof je dat? Zak in je kat, ik zeg maar wat. Balans tegenover onbalans is gewoon de volgende dualiteit. Een innerlijke tegenspraak die innerlijke spanning veroorzaakt waarin de denker net zolang gevangen blijft tot hij er niet meer in gelooft.
In werkelijkheid raakt Meester Tja steeds uit balans, net als jij, net als ik, als een knie die telkens knikt, als een enkel die verzwikt, het gaat maar door totdat je stikt – zo is het leven. Alleen de doden zijn onverstoorbaar maar daarom rusten ze nog niet in vrede.
Wel keert Meester Tja als een vleesgeworden tuimelaar telkens terug naar zijn uitgangspositie. En snel ook, vergeleken met vroeger toen hij alleen maar ja of nee kon zeggen en zich daar net als de meesten van ons keurig aan hield:
Een man een man
Een woord een woord
Voorspelbaar als
Een eiken poort
Die piept en kraakt
Maar nimmer zwicht
En ofwel open is
Of dicht
Meester Tja – naar willekeur zegt hij ja, nee of tja. In dezelfde adem zegt hij tja tegen zijn ja, nee of tja.
Het is dus niet zo dat hij nooit meer iets bevestigt of ontkent, nooit meer iets aangaat of afwijst. Neutraliteit staat bij hem niet hoger in het vaandel dan aanvaarding of afwijzing. Hij hééft niet eens een vaandel.
Het tja is zijn standbeen, het ja dan nee zijn speelbeen. Zonder het laatste groei je krom, zonder het eerste val je om.