“Dit boek is ontstaan vanuit een reflectie op de waarde van de levenskunstige wegen uit de wereldfilosofie, primair de westerse, oosterse en zuidelijke. We willen de lezer graag doen stilstaan op enkele hoogtepunten van het mondiale levenskunstige denken, waarna hij of zij gesterkt door dit panorama verder kan gaan met de eigen denkrichting. Bij deze imaginaire tour laten wij ons inspireren door drie hoofdgedachten uit de wereld filosofie: de netwerkgedachte (“ik ben omdat wij zijn”), het zoeken zonder vooroordelen (“de weg ontstaat door hem te begaan”) en grenzeloze nabijheid (“verlichting is intimiteit met alle dingen”).” Aldus de schrijvers Michel Dijkstra en Simone Bassie (bladzijde 10) in hun boek Wuwei, Ubuntu, Buen vivir.
Levenskunst?
Dit klinkt allemaal erg mooi, maar als filosoof wil ik het ook graag begrijpen, dus laat ik dit vertalen in meer alledaags taalgebruik. Het begint dus met nadenken over verschillende soorten levenskunst uit verschillende culturen. Levenskunst lijkt een nieuw modewoord te zijn, de opvolger van “spiritualiteit”. Het is een kunst, dus iets wat je kunt leren maar waar moeilijk regels voor te geven zijn. De stakkers die daar niet goed in zijn kunnen het blijkbaar nog leren van iemand die de kunst wel verstaat. Dit mag natuurlijk wel wat kosten. Het is immers wel zo prettig als je het goed kunt, want leven doe je elke dag.
Hoe weet je nu of iemand dit goed kan? Laat ik een voorzetje geven: iemand die goed kan leven is gelukkig, waarbij zijn of haar geluk niet afhangt van de omstandigheden. Dit lijkt echter geen algemeen aanvaarde opvatting. Volgens de woestijnreligies (jodendom, christendom en islam) en het hindoeïsme begint de pret pas als je dit tranendal hebt verlaten. Sommigen, de “mystici”, beweren dat ze daar in dit leven alvast een voorschotje op hebben genomen. Het boeddhisme, het daoïsme en een aantal antiek Griekse tradities lijken het er wel mee eens te zijn. Een goed leven is volgens hen een leven waarbij je je helemaal niks van het leven hoeft aan te trekken, waardoor je voortdurend gemoedsrust ervaart. Hoe kun je dit echter levenskunst noemen? Is dat niet hetzelfde als een restaurant dat maaltijden serveert voor mensen die vasten?
Platonisme
Er is nog een overtuiging die aan dit boek ten grondslag ligt, ik heb het vaak de theosofische illusie genoemd. In feite is het niets anders dan stiekem platonisme: het verzwegen geloof in een universele bovennatuurlijke waarheid. Er wordt gewag gemaakt van “wereldfilosofie” en “mondiaal levenskunstig denken”. Wat wordt dan bedoeld met het woordje “wereld”? Het hindoeïsme is een wereldreligie, maar dat betekent alleen dat het veel aanhangers heeft, niet dat iedereen op de wereld hindoe is. Een wereldtaal wordt niet door iedereen gesproken. Zou een “wereldfilosofie” een filosofie zijn die door vele mensen wordt bedreven? Filosofie is streven naar wijsheid, het zou mooi zijn als veel mensen overal op de wereld dit zouden doen, maar eerlijk gezegd merk ik er weinig van. Toen ik filosofieles gaf op het middelbaar onderwijs probeerde ik de leerlingen te stimuleren om samen na te denken. Behalve in Frankrijk zijn er over de gehele wereld genomen betrekkelijk weinig middelbare scholieren die filosofieles krijgen. In veel landen mag je niet eens hardop nadenken. Hoezo wereldfilosofie?
Zou het kunnen dat de schrijvers stiekem denken dat iedereen op de gehele wereld in wezen dezelfde tijdloze ideeën heeft over wat een goed leven is, zoals men vroeger dacht dat je geboren werd met een idee van wat God is? Wordt hier niet het hebben van een idee aangezien voor filosofie?
Eenheid en verschil
In dit boek zijn een 100-tal teksten te vinden, elk van ongeveer 300 woorden, die blijkbaar moeten gaan over wat een goed leven is en hoe je dat kunt bereiken. Het zijn korte beschrijvingen van opvattingen die stammen uit verschillende delen van de wereld en uit verschillende tijden. Doordat ze naast elkaar staan wordt gesuggereerd dat ze iets met elkaar te maken hebben, wat dat is moet de lezer maar raden. Blijkbaar zijn de schrijvers de enigen die dit weten.
Als de universele metafysische waarheid de teksten verbindt, dan doen de culturele verschillen er eigenlijk niet meer toe. Wil hier sprake zijn van wereldfilosofie, dan moeten de kennelijke verschillen worden teniet gedaan door een ware metafysische eenheid. De verschillen die het boek interessant zouden moeten maken, worden dus tegelijk ontkend. De lezer moet er overigens alleen maar even “bij stilstaan” en zich er verder niets van aan trekken. Blijkbaar veronderstellen de schrijvers dat hij of zij toch wel weet waar het om gaat. Maar hoe kan hij of zij er dan door “gesterkt” worden? Waarom dan dit boek?
Op de achterkant lees ik dat het boek een naslagwerk moet zijn en een gereedschapskist voor het maken van verbanden tussen alle windrichtingen. Nu is het beslist geen naslagwerk, het heeft de structuur van een scheurkalender. Het bestaat uit kleine stukjes, soms met een anekdote, vaak met een moraal. Een paar honderd woorden is beslist niet genoeg om een filosofisch onderwerp goed uit te leggen. Op Wikipedia vind je meer en betere informatie. Het gaat blijkbaar om het vergelijken. Als het echter gaat om het maken van “verbindingen tussen windrichtingen” dan vraag ik me serieus af of dat wel hoort bij een goed leven. Het lezen van het boek gaf mij meer een gevoel alsof iemand mij en paar handenvol puzzelstukjes uit meerdere verschillende legpuzzels had gegeven met de opdracht om er maar iets van te maken. De drie thema’s helpen daar niet echt bij, deze zijn erg vaag en de indeling is verre van consequent.
Het centrum overal en de omtrek nergens
Het boek zegt echter veel over het wereldbeeld dat nu heerst. In de middeleeuwen en de renaissance was er één waarheid. De aarde was het centrum van het heelal en God zorgde dat het geen rommeltje werd. Sinds de 17e eeuw is dit wereldbeeld gekanteld. Het centrum is verdwenen en er is geen grens aan het heelal. We leven in een oneindige bol waarvan het centrum overal is en de omtrek nergens. Dat de omtrek nergens is wil zeggen dat iets nooit genoeg is, er zijn geen grenzen meer, the sky is the limit. Dat het centrum overal is, betekent dat alles even belangrijk is. Elk atoom of trilling is een centrum van dezelfde natuurwetten en onderscheidt zich in absoute zin niet van een ander. Elk verschil is daarom onnatuurlijk, een soort heiligschennis. Er mag daarom geen verschil zijn tussen individuen, religies, levenskunsten of wat dan ook. Elke persoon is op zich universeel en daarom onvergelijkbaar en eenzaam. Levenskunst is een manier om jezelf te ontwikkelen, maar dan wel in je eentje volgens je eigen onvergelijkbare keuzes. Dit laatste is een bron van veel ongemak en persoonlijk leed. Dit boek biedt troost door de boodschap dat we in wezen allemaal toch hetzelfde zijn, even eenzaam en even afhankelijk van de eigen keuze.
Dit is tenminste zo als je er verder niet bij stil staat, want als je dat wel doet ga je aan je keuzes twijfelen. Het voelt een beetje alsof je een zorgverzekering hebt en een vergelijkingswebsite onder ogen krijgt met alle concurrenten. Onwillekeurig ga je vergelijken en bekruipt je de vraag of je wel de juiste verzekering hebt afgesloten. Natuurlijk kom je daar nooit achter, want het aantal aspecten dat je kunt vergelijken gaat ieders bevattingsvermogen te boven. Dat geldt niet alleen voor zorgverzekeringen, maar ook voor levenskunsten. Het gevolg is keuzestress en de nooit aflatende angst de verkeerde keuze gemaakt te hebben.
Niet stilstaan
Als we nu de inleiding even laten voor wat ze is, dan lijkt het boek zeker aantrekkelijk. Het moge dan wel geen standaardwerk zijn, maar de stukjes zijn vlot geschreven en goed leesbaar. De schrijvers hebben geprobeerd om met weinig woorden veel duidelijk te maken en zijn daar over het algemeen in geslaagd. Er is veel variatie en afwisseling. Als je leest met een speelse instelling, biedt het veel informatie. Het stelt de lezer in staat in gesprekken de aandacht op zich te vestigen met een interessante opmerking. Het is ook heel goed mogelijk dat de lezer zo nu en dan op een spoor wordt gezet of aan iets wordt herinnerd dat nieuwe perspectieven opent. Er staan stukjes in over wat minder bekende stromingen in Afrika en Zuid-Amerika, waar de Inca-beschaving is herontdekt. Het is weliswaar geen “boek voor elke dag”, zoals op de achterkant staat, want er staat niets in wat je elke dag nodig hebt, maar wel iets voor op het toilet of in de wachtkamer.
Slordigheden
Er rest mij nog een laatste opmerking, waar ik niet onderuit kan. Er staan een aantal totaal onnodige slordigheden in. Ik bedoel niet de clichés, de misverstanden die al tientallen jaren de ronde doen. Een voorbeeld hiervan is de bewering dat de middenweg van het boeddhisme bestaat uit het vermijden van ascetisme en overdaad (bladzijde 26). Andere voorbeelden zijn de bewering dat een slechte gedachte negatief karma veroorzaakt (bladzijde 27) en dat Mozi weinig succes had (bladzijde 28, hij had tot aan de Han-dynastie meer aanhang dan Confucius). Die clichés kun je nog billijken door te veronderstellen dat de schrijvers niet alle bronnen hebben geraadpleegd.
Er staan echter ook feitelijke onjuistheden in die uit de duim gezogen zijn. Op bladzijde 70 staat dat het “nu” geen voor en na heeft. De schrijvers leggen uit dat daarom het “nu” heden, verleden en toekomst omvat. Dat lijkt echter juist te worden ontkend.
Op bladzijde 88 staat een vertaling van een zin van Nāgārjuna: “Alles is mogelijk voor hem voor wie leegte mogelijk is. Niets is mogelijk voor hem voor wie de leegte onmogelijk is.” Dit is vers 14 uit hoofdstuk 24 en als bron voor de vertaling wordt aangegeven “De grote weg naar het licht” van J. Ensink. Daar komt het echter niet voor, wel in de bloemlezing “25 Eeuwen oosterse filosofie” en het is een vertaling van Bruno Nagel. De schrijvers noemen het “mysterieus”, maar het is de afsluiting van een serie verzen waarin Nāgārjuna het verwijt krijgt de leer van de Boeddha te weerspreken. In zijn antwoord laat hij vervolgens zien dat dit juist geldt voor iemand die de leegte ontkent. Een betere vertaling is daarom “als je vindt dat de leer van de leegte niet klopt, dan klopt er niets meer; als je dat wel vindt, valt alles op zijn plaats.”
Op bladzijde 89 wordt de spreuk van Confucius “de edele is geen kruik” uitgelegd alsof bedoeld wordt dat een edel mens verschillende dingen tegelijk kan doen. Het is echter duidelijk dat wordt bedoeld dat de edele mens geen gebruiksvoorwerp is, maar zelf verschillende vaardigheden kan ontwikkelen.
Op bladzijde 82 staat dat er een gouden schijfje met een afbeelding van een mannetje in yogahouding is gevonden die dateert van de Indus beschaving van 3000 v.j. Het is in werkelijkheid een stempel om zegels mee te maken van een zacht stoort gesteente, steatiet.
Dit soort slordigheden zijn niet nodig en mogelijk staan er nog veel meer in die mij niet zijn opgevallen. Dat is jammer, want ze leiden vaak tot onnodige misverstanden.
Evaluatie
Mijn conclusie kan alleen maar zijn dat het boek het beste als amusement kan worden gelezen. Laat je inspireren en sta er verder niet bij stil, al weet je dat filosofen juist dit “stilstaan bij” van harte aanbevelen.