‘Wij kunnen vreugde scheppen door dood en lijden te aanvaarden én volop leven en geven’, een zinsnede uit de laatste alinea van mijn vorige column. Wel, de dood van een dochter van een dierbare vriend, het lijden van een goede kennis door een zware covid-infectie en de ongeneeslijke, slopende ziekte van een andere vriend zetten het thema van ‘dood en lijden’ hoog op mijn innerlijke agenda. Het roept onder meer de vraag op: ‘waar en wanneer werd ik geconfronteerd met heftig lijden?’ De zware kiespijn, de kater van vroeger na een nachtelijk drankfestijn, zelfs het ongeval waarbij ik acht meter naar beneden viel op een bouwplaats en waarbij ik diverse (gecompliceerde) botbreuken opliep, plaats ik niet onder de noemer ‘heftig lijden’. De ingrepen van (tand)artsen, een medicijn en gewoon uitzieken brachten verlichting.
Als het om heftig lijden gaat, bedenk ik me, heb ik zelf minder met fysieke en meer met emotionele pijn geworsteld. De emotionele pijn van een jeugd. Ik groeide op in een situatie waarin alcoholisme en huiselijk geweld aan de orde waren. Een jeugd zonder echt ‘thuis’, waarin ik op zeer jonge leeftijd de wereld in vluchtte. Als een ziel zonder ankers in een levenslang proces van zelfonderzoek, waarin vergeven een belangrijke plaats kreeg (ouders gaan zien als gekwelde zielen in plaats van daders). Het enkele malen kortstondig bezoeken van een therapeut maakten onderdeel uit van deze zoektocht. Het inzicht dat er alom lijden is in deze onvoltooid verleden tijd, dat ‘elk huisje zijn kruisje heeft’ hielp ook. Door verhalen van anderen over hun ellendige jeugd (verhalen die mij regelmatig het gevoel gaven: ‘oef, dat is mij bespaard gebleven’) kon ik relativeren. Maar lijden met lijden vergelijken, de ene pijn tegen de andere afwegen, helpt niet fundamenteel in het aanvaarden van wat is. Het relativeert, zo gezegd.
Meer fundamentele heling van mijn emotionele pijn ontstond door ‘zin geven’ aan het lijden uit mijn jeugd. Zingeving door het besef van het leerpotentieel dat mijn jeugd mij verschafte. Ik kreeg geen degelijke opvoeding, geen ankers aangereikt. Dat behoedde mij later voor een proces van ‘worsteling’ om los te geraken van diep verankerde, door opvoeders aangereikte, overtuigingen. Worstelingen die ik maar al te vaak gezien heb bij streng kerkelijk opgevoede vrienden. Naast de eenzaamheid en het me verlaten voelen, kon ik op basis van dit besef waarde toekennen aan de pijnlijke gedachte ‘ik heb in feite geen vader en moeder gehad’. Ik zag de waarde van een ziel die niet vast verankerd in de haven hoefde te blijven liggen, die door de wereld kon zeilen zonder ergens snel vast te geraken. Ik zag hoe op veel kusten, waar mijn ziel arriveerde, waardevolle inzichten aan boord zijn genomen. Tot de kostbare vracht de innerlijke leermeester wekte, die het roer overnam en het schip door vele stormen ging loodsen.
Als het om vermijdbaar lijden gaat (kiespijn) neem een pijnstiller of ga naar de tandarts! We zijn geen masochisten, toch?
Maar voor veel onvermijdbaar lijden is er geen pil of een snelle ingreep. Wel kunnen we, hoe moeilijk ook, proberen zin te geven aan onvermijdbaar lijden. Dat leerde ik op mijn levensweg. Zo leerde ik ook van Victor Frankl[1]. Hij beschrijft in één van zijn publicaties een ervaring met een arts die zwaar depressief is door het overlijden van zijn vrouw. Frankl stelt hem de vraag: ‘hoe zou uw vrouw het gevonden hebben als u eerder dan zij overleden was?’ De arts antwoordt: ‘Mijn god, dat zou zij echt niet hebben kunnen dragen, nee zeker niet’. Dit bracht de betreffende arts een nieuw inzicht over de zin van zijn lijden: zijn geliefde vrouw verdriet besparen. Zo kon hij zijn lot aanvaarden en dat opende de poort voor zijn geblokkeerde rouwproces.
Je moet er maar zin in hebben, zin geven aan lijden. Maar als je er zin in hebt, leidt de weg, volgens mij, langs aanvaarden, naar in ons zelf kijken en naar onszelf diepgaand durven bevragen. Een troost is dat er vaak onderweg steun is van ‘helpers’. Een troostrijke gedachte is ook dat je op de weg van zingeving jouw mededogen ruimte kunt geven en op veel manieren en plaatsen actief emotionele en materiele steun kunt geven. Zo vreugde scheppend in deze onvoltooid verleden tijd.
Vreugde kan men ook scheppen in het perspectief van ‘voltooid verleden tijd’. Het perspectief waarin voor veel boeddhisten de huidige individuele geest na de fysieke dood terugkeert in een volgende bewustzijnsstaat. Voor godsdienstige mensen is er de troost van een hiernamaals, waarin je dichtbij de almachtige schepper kunt komen.
Maar in beide gedachtesystemen ligt ‘de slang’ op de loer, een ‘addertje onder het gras’. Bij boeddhisten in de vorm van de wet van karma en bij veel gelovigen het zondebesef. Wijd ik me wel voldoende aan heilzame zaken, sturen mijn zonden mij na de dood niet linea recta naar de hel? Daarmee een oud gezegde illustrerend: ‘de mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest’.
[1] Viktor Emil Frankl (Wenen, 26 maart 1905 – Wenen, 2 september 1997) was een Oostenrijks neuroloog en psychiater en werd ook bekend als overlever van de holocaust. Frankl was de grondlegger van de logotherapie, een vorm van existentiële analyse. Een zienswijze van hem is dat de mens een betekenis zoekend schepsel is.
Henk van Kalken zegt
Ik werd geraakt door je artikel, Wouter. Niet alleen vanwege de herkenbaarheid, maar ook door de gedachte (wij lijden toch het meest door gedachten) van onvermijdelijkheid. Alle energie gaat zitten in hoe het niet is, in plaats van te zijn met hoe het is. Juist de gedachte aan hoe het zou moeten zijn vergroot het lijden tot ondraaglijkheid.
Wouter ter Braake zegt
Wat een verrijkingen worden me aangereikt:
– alle energie gaat zitten in hoe het niet is, in plaats van te zijn met hoe het is. Dank je wel, Henk.
– we zijn immers allemaal kleine mensen en van wie grote moed wordt gevraagd. Dank je wel N. Tankink.
N.Tankink zegt
Mooi verwoord, dank je wel, het is helpend om te lezen hoe anderen met lijden omgaan. En daarin hun weg vinden. We zijn immers allemaal kleine mensen en van wie grote moed wordt gevraagd. Fijn om dat met elkaar te delen (en dat daarmee ms kan dienen als extra hulp bij het helen, voor zowel schrijver als lezer).
Gerry Verbeek zegt
‘Tot de kostbare vracht de innerlijke leermeester wekte, die het roer overnam en het schip door vele stormen ging loodsen.’
Wat mooi Wouter!
Dankjewel voor het delen.
Behouden vaart …