Bevind ik mij op de weg VAN verlichting, of op de weg NAAR verlichting? Is verlichting doel of een weg?
Sinds ik mediteer voel ik me lichter, want (voor zover je op jezelf kunt reflecteren) ik voel me milder en innerlijk rustiger. Had ik dat ook kunnen zeggen zonder meditatie beoefening? Met het klimmen der jaren schijnt de mildheid immers vanzelf te komen.
Wie is hier aan het woord? Wie is ik, wie spreekt over ‘me’? Het overdenkende, reflecterende deel van mijn wezen? Dit deel kent maar al te goed het ego, dat ook in dit zelfde wezen huist. Een ego dat in weerwil van mildheid en innerlijke rust soms flink uit de hoek kan komen. Als de reflector dan weer de regie neemt, spreekt deze de wens uit (het gebed?) om alle op angst denken, boosheid, te kort gedaan voelen en op zelfverwijt gebaseerde zaken los te laten.
Volgens het ‘ideaalbeeld’ duidt dit er op dat ik nog ver van verlichting verwijderd ben. Toch? Of? Of kan het niet anders dan dat in deze wereld per definitie licht en schaduw in een wezen aanwezig blijven; en dat de wijze innerlijke waarnemer het zal moeten blijven stellen met en leren omgaan met ego (dat overigens ook wel handig is, zo niet noodzakelijk, voor zelfhandhaving).
Kan een menselijk wezen wel volledig verlicht raken en een boeddha worden? De historische Boeddha schijnt dat in deze wereld gerealiseerd te hebben.
Wel, hoe dan ook, ik denk te weten dat ik mij bevind op de weg VAN verlichting. Dat vertelt mij iets in dit vat vol tegenstrijdigheden dat ik ‘ik’ noem. Een ‘weten’ dat versterkt is door lichtpuntjes onderweg. In mijn situatie geen blauwe koepel waarin absolute stilte en vrede heerst (wat zou ik daar trouwens vreugde aan ontlenen). Maar ik beschrijf één voorbeeld uit de eigen reis, voor mij zeer betekenisvol.
Op mijn (enige) reis ooit in Tibet (2006) deden we het Tsurpu klooster aan, op 70 km van Lhasa. Het klooster bevindt zich op een hoogte van 4267 meter. Het bijzondere is dat er op deze hoogte een bos is met vrij hoge bomen, met in het midden een groot grasveld. Volgens onze Nepalese gids een meditatie- en picknickplek voor dalai lama’s, een rustplek om in zomers de hitte en drukte van Lhasa voor even achter zich te kunnen laten.
Ik zonderde mij af van de reisgroep en besloot op de ‘dalai lama meditatie- en picknickplek’ te gaan mediteren. Tegen een stemmetje in dat zei: ‘is dat geen heiligschennis, Wouter’? Enfin.
Op enig moment, ik weet niet hoe lang ik in stilte zat, voelde ik dichtbij de aanwezigheid van een ander schepsel. Toen ik mijn ogen opende keek ik recht in de snuit van een stevige, zwarte hond. Volledig overmand door angst siste ik ‘weg, weg’ of zoiets. Waarop de hond ‘waardig’ de bosschages ‘inschreed’ en een stem (die duidelijk van buiten mijzelf kwam) zei: ‘wees toch niet zo bang, Wouter’. Als het de hond was, kende hij in ieder geval mijn naam .
De volgende dag gingen we verder, op weg naar het hoogste punt van de reis, een pas op 5200 meter hoogte. Na een eerste half uur lopen, was er een korte adempauze bij een droog gevallen rivierbedding. Ik stond wat apart. Aan de overkant stond er de hond van de dag ervoor! We stonden beide stil en op afstand keken we elkaar in de ogen, ogenparen die over de droge bedding heen elkaar halverwege leken te ontmoeten, gedragen door (zo leek het wel) een langgolvige energiestroom. In innerlijke rust bood ik de hond mijn excuses aan voor mijn gedrag van de dag ervoor, waarop deze weer ‘waardig weg schreed’.
De vraag die me nog altijd bezig houdt: ‘ontmoette ik een boeddha-wezen, dat ik door mijn angst enkel als een bedreigende hond kon waarnemen?’ Mijn vriend de Nepalese gids, die ik veel later hierover vertelde, zei geen woord. Hij keek mij liefdevol aan en er welden tranen in zijn ogen.
Deze gebeurtenis en ook andere lichtpuntjes leerden mij dat er een weg VAN en NAAR verlichting is. Waar ik nu sta? Ergens. Met onder meer de vraag hoeveel levens/manifestaties het bewustzijn van het wezen, dat Wouter heet, nodig zal hebben om…ja, om wat te bereiken?
Och ik reis en de ervaringen zijn het goud, de rijkdom. Een rijkdom die mij helpt in liefde te kunnen geven.
robq zegt
Al die wegen en paden doen me vaak duizelen. Mijn systeempje kent eerder een veld van oneindige mogelijkheden. Een ‘pad’ heeft een oorsprong, einde, richting, verleden en toekomst. Moeilijk om daarop in het ‘nu’ te verblijven? In ieder geval voor mezelf te moeilijk.
Mag ik u de volgende uitspraak van Gandhi geven die in mijn geval wegen, paden en doel vervangt? “Als men goed voor de middelen zorgt dan zal het doel wel voor zichzelf zorgen”. Deze uitspraak koester ik als een belangrijke koan alhoewel het er geen is.
Marga de Jong zegt
mooie tekst. Dank je wel.