De verpletterende overwinning van president Gotabaya Rajapaksa in de algemene verkiezingen van 5 augustus in Sri Lanka opent de deur voor zijn regering om anti-conversie wetgeving in te voeren. Deze wetgeving maakt het mogelijk niet-boeddhistische religieuze genootschappen of leden daarvan in Sri Lanka te vervolgen en/of te verbieden.
De Sri Lankaanse Podujana-partij (SLPP) won 145 zetels in het 225 leden tellende parlement, waardoor de boeddhistische nationalistische president een algemene meerderheid kreeg. De daaropvolgende onderhandelingen met politieke bondgenoten en kleinere partijen suggereren dat de nieuwe regering ook dicht bij de tweederde meerderheid is die nodig is om de grondwettelijke veranderingen te bewerkstelligen die nodig zijn voor de anti-bekeringswetgeving.
In maart 2020 liet premier Mahinda Rajapaksa, broer van de president en vooraanstaand lid van de boeddhistische meerderheidsgemeenschap Sinhala, aan het All Ceylon Buddhist Congress doorschemeren dat hij wetten zou invoeren die religieuze of godsdienstige bekeringen strafbaar stellen als hij er zeker van kon zijn dat hij de steun van het parlement zou krijgen.
De nationalistische boeddhistische monnik Galagoda Aththe Gnanasara Thero, die in het verleden een sleutelrol had gespeeld als secretaris van een boeddhistische nationalistische organisatie genaamd Bodu Bala Sena (BBS), door aan te zetten tot geweld tegen de niet-boeddhistische minderheidsgemeenschappen, kreeg een zetel in het parlement. Hij werd door de Our Power of People Party genomineerd voor een parlementszetel op de nationale Lijst.
De verkiezingsuitslag werd door een lokale predikant omschreven als ‘zeer zorgwekkend’ voor de christelijke minderheidsgemeenschap. Er werd bezorgdheid geuit over de meerderheid van de evangelische christenen die tot niet-geregistreerde kerken behoren en voornamelijk bekeerlingen zijn. ‘Degenen die zich als hoofdkerk hebben geregistreerd… zullen enige bescherming hebben,’ zei een voorganger. ‘Niet-geregistreerde kerken zijn meestal arm, landelijk gelegen en niet geschoold in hun fundamentele rechten. We kunnen te maken krijgen met situaties waarin voorgangers en gelovigen zich niet bewust zijn van de beperkingen van de overheid en zichzelf in de problemen brengen.’
Anti-conversie wetgeving zou waarschijnlijk bekeringen ‘met geweld, fraude en verlokking’ criminaliseren. Dit zou vergelijkbaar zijn met de anti-conversiewetten in verschillende staten van het naburige India. Deze Indiase wetten, die interessant genoeg ‘vrijheid van religie’ worden genoemd, verbieden het gebruik van geweld, fraude of verlokking bij bekering. Hun vage termen maken christenen die hun geloof actief delen kwetsbaar voor valse beschuldigingen en veel Indiase christenen zijn lastiggevallen en vervolgd onder deze wetten.
bolletje zegt
gênant