Keisan was een van de monniken in Sogenji, een Duitser van een jaar of zestig. Hij was al weer een jaar of tien in Sogenji en daarmee één van de seniors. Een aardige kerel met een werkelijk hartverwarmende glimlach, maar om de één of andere reden kreeg hij het altijd weer voor elkaar om iedereen tegen zich in het harnas te jagen.
Bij de osesshins bijvoorbeeld. Als de laatste periode zazen er om een uur of negen op zat, dan moest je eigenlijk meteen – zonder pauze – door naar yaza (zazen buiten). Niet dat iemand zich daaraan hield: het was de uitgelezen kans om nog snel even wat te snacken. Chocola, pinda’s, een banaantje. Of om thee of koffie drinken, want we gingen zeker nog anderhalf uur door.
Maar dus niet als Keisan de koban (meditatieleider) was. Zodra de laatste periode zazen voorbij was, ging hij pontificaal midden in ons kleine keukentje staan en iedereen die het waagde om ook maar naar de waterkoker te kijken, kreeg een bars ‘This is no time for sarei, go straight to yaza‘ te horen. En dát was misschien nog wel terecht, maar vervolgens kwam hij zélf pas als allerlaatste naar yaza… als iedereen al minimaal drie kwartier buiten zat. Hoe onrechtvaardig! En dan viel hij – vooroverzittend op zijn kussen – óók nog eens meteen als een blok in slaap.
Zelf heb ik ook mijn aanvaringen met Keisan gehad. Ik kan me nog heel goed die keer herinneren toen we tijdens een osesshin naar de ofuro – ons grote gezamenlijk bad – liepen. Bij een osesshin was alles enkel en alleen op de training gericht en daarom werd er in principe zelfs niet gedoucht tussendoor. Alleen op de middelste dag gingen we – met een man of twaalf tegelijk – naar de ofuro.
Maar dat betekende niet dat je de tijd had om even uitgebreid te badderen en je spieren – pijnlijk van het vele zitten – in het hete water tot rust te laten komen. Binnen pakweg een kwartier moest je eerst van de zendo naar de ofuro lopen, daar aangekomen drie volledige buigingen voor het kleine altaartje maken, dan je in de krappe omkleedruimte – ook weer met z’n twaalven tegelijk – proberen zo snel mogelijk uit te kleden, daarna nog jezelf inzepen en wassen… en pas dan kon je jezelf in het heerlijke water laten zakken. Heel eventjes maar, want voordat de volgende groep arriveerde moest je afgedroogd, aangekleed en met nogmaals drie volledige buigingen weer buiten staan. Al met al had je dus maar een paar minuten. En om dus geen tijd te verliezen rende iedereen altijd zo snel als ‘ie kon naar de ofuro toe.
Op die bewuste dag moest ik ook nog eens heel nodig plassen en had ik me – om eerst nog even snel naar de WC te kunnen – ingesteld op een korte, maar krachtige sprint. Maar helaas, die dag was Keisan weer eens koban. Ik was al bijna halverwege toen ik hem uit de verte streng hoorde roepen: ‘Bert stop and come back… we walk to the ofuro in an orderly way…‘
De irritatie die ik toen voelde. Toegesproken worden alsof ik een kleine jongen was! En dat natuurlijk alleen maar omdat Keisan, die als koban voorop liep, zélf als eerste het bad in wilde! Want anders liepen we helemaal nooit in an orderly way, ook Keisan niet. Even kwam het in me op om net te doen alsof ik niks gehoord had en gewoon door te lopen, maar ja. Ik besloot toch maar om te doen wat me gezegd werd en op de anderen te wachten.
De rest van die dag heb ik alleen nog maar kunnen denken over hoe ik Keisan terug zou pakken. Hoe en wanneer ik hem met een paar rake zinnen eens goed op zijn nummer zou kunnen zetten. ‘Orderly?!? Right, if you manage to sit orderly on your cushion…‘ ‘Straight to yaza?! OK pal, I’ll see you there in 5 minutes then?!‘ Zo ging dat – in eindeloze variaties op hetzelfde thema – in mijn hoofd maar door en door…
Totdat ’s avond – vijf minuten voor het einde van de dag – er ineens iets in mijn hoofd wegviel, er iets leek te breken. Mijn ademhaling werd rustig en diep, mijn gedachten vielen stil en ik voelde mezelf overlopen van energie. Een moment van grote helderheid. En toen mijn gedachten weer terugkwamen, was dat zonder dat ze me nog in de weg zaten.
Na zazen liep ik meteen – zonder pauze – naar mijn vaste yaza plekje achter de sutra library. Het was een bijzonder heldere nacht en ik genoot van de onmetelijke sterrenhemel die zich boven me uitstrekte. En verder was er niks. Een moment van puur geluk. Kijkend naar de sterren was het enige wat ik dacht:
Wat een onzin is dit toch allemaal…
In 2012 en 2013 plaatste het Boeddhistisch Dagblad elke veertien dagen het relaas over de belevenissen in een Japans klooster van Bertjan Oosterbeek. Hij bracht daar een jaar door. Wij plaatsen nu opnieuw de hele lezenswaardige serie, echter in een hogere frequentie.
De verhalen ‘Sogenji desu – verhalen uit een Japans zenklooster’ zijn gebundeld en verkrijgbaar als boek en e-book.
Bertjan Oosterbeek schrijft nog meer verhalen, ook over zen. En die zijn te lezen op zijn website www.bertjanoosterbeek.wordpress.com?
(c) 2013 Bertjan Oosterbeek
peter C. Hendriks zegt
Ik denk niet dat Siddharta deze typische vorm van lijden een goed idee zou hebben gevonden.
Zazen doe je in principe in alle nederigheid alleen.