Als agnost ben ik huiverig voor toezeggingen.
Beloften doe ik niet lichtvaardig.
Contracten sluit ik alleen af als het echt niet anders kan.
Geloften heb ik nog nooit afgelegd.
Lekengeloften, kloostergeloften, zwijggeloften, bodhisattvageloften – ik moet er niet aan denken.
Ik zal proberen uit te leggen waarom.
Herinner je je nog wat ik zei over bewondering in ‘Wie niet weet die niet dweept’?
Al die aannames die je bewust of onbewust moet doen over de vrije wil voordat je een kader hebt geschapen waarbinnen bewondering op zijn plaats is?
Zoiets geldt hier ook.
Het is niet dat ik principieel tegen geloften ben, ik betwijfel alleen of aan alle voorwaarden is voldaan die mijn geloften mogelijk, geloofwaardig en haalbaar maken, of aan zelfs maar één zo’n voorwaarde enigszins.
Naar mijn gevoel kan je pas iets beloven als je zeker weet dat je de touwtjes in handen hebt.
Weet ik honderd procent zeker dat ik de touwtjes in handen heb?
Ik mag dan misschien een wil hebben, maar is die wel van mij?
Hij mag dan misschien van mij zijn, maar is hij daarom vrij?
Kan ik helemaal zelf bepalen wat ik wil?
Een eenvoudige proef op de som leert van niet.
Zo wil ik bijvoorbeeld best beloften willen doen, contracten willen afsluiten en geloften willen afleggen, maar willen willen is geen willen.
Ik wil het niet, al heel lang niet meer, en ik zou niet weten wat ik moest doen om het weer te willen.
Wat ik wil, lijkt zich aan mijn wil te onttrekken.
Waarom zou ik hem dan de mijne noemen?*
* Ik weet niet eens of ‘de wil’ wel meer dan een wijze van spreken is. ‘Ik wil neuken’ betekent voor mij gewoon dat ik daar zin in heb, niet dat er ergens in mijn lichaam of geest een wil woont die Hans heet en zijn zinnen heeft gezet op geslachtsgemeenschap.
Zelfs als mijn wil werkelijk van mij is en ik dus helemaal zelf kan bepalen wát ik wil en hoe stérk ik het wil, hoe groot is dan mijn zeggenschap over de omstandigheden die de uitslag van mijn doen en laten bepalen?
Zelfs als ik werkelijk de baas ben over mezelf én over de omstandigheden, hoe moet ik dan zonder kristallen bol om in de toekomst te koekeloeren van tevoren weten wat goed of slecht is, in welk opzicht, voor wie en op welke termijn?
Stel dat ik werkelijk de baas ben over mezelf en over de omstandigheden, en ook nog eens over een kristallen bol beschik waarmee ik in de toekomst kan kijken, hoe moet ik dan in vredesnaam alle tegenstrijdige belangen van alle verschillende belanghebbenden met elkaar in overeenstemming te brengen?
Tja.
Daar kan je over bomen tot ze de hemel in groeien, naar boven klimmen en het rechtstreeks aan God of de Duivel zelf vragen, of aan hun stoelpoten zagen tot ze pardoes op hun gat vallen, of jij in het hunne, zonder ooit tot een conclusie te komen.
Het enige waar ik toe ben gekomen is inclusie – een nevenschikking van alle denkbare conclusies, waaruit ik geen keuze heb weten te maken.
Alle denkbare conclusies permanent voor ogen houden is helaas teveel gevraagd van een éénsporengeest als de mijne.
Bovendien ben ik in aanleg minder van het snappen dan van het schrappen.
Meer van het snoeien en het kappen.
Toezeggingen doe ik praktisch niet meer, al sta ik ook daar niet voor in.
Noem dat desnoods juist spreken.
De enige gelofte die ik dagelijks afleg is de lege.