Waarom praten Theravada en Mahayana niet met elkaar over de uitdagingen van het westerse boeddhisme, in plaats van met elkaar te steggelen over eeuwenoude verschillen?
Niemand beschikt over hét woord van de historische Boeddha, maar velen doen graag alsof. Op de website van het Amerikaanse boeddhistenblad Tricycle (zie bronvermelding) doet canonvertaler en Theravadageleerde Thanissaro Bhikkhu een poging een speer van woorden te werpen in het hart van een modieuze aandoening van het westerse boeddhisme, de overtuiging “dat alles onderling verbonden en één zou zijn.”
Thanissaro geeft toe, de Boeddha kende momenten van nondualistische meditatieve verzonkenheid, bij wijze van uitzondering dan, in een overigens duidelijk dualistische leer. Boeddha’s middenweg vermeed expliciet het zelfbedrog van een “Al”; je hoeft er de sutra’s van de Pali Canon maar op na te slaan. De Al-eenheidshypothese wordt gevoed door onderdelen van het Oost Aziatische boeddhisme en door een romantische, cultureel panreligieuze onderstroom in het Westen waarop de receptie van het boeddhisme is meegelift en nog steeds meelift.
Maar wie is de Boeddha van de Pali Canon? “Er bestaan geen aantekeningen van de woorden van de Boeddha in zijn eigen taal,” schrijft Thich Nhat Hanh in hoofdstuk vier van zijn boek Het hart van Boeddha’s leer (vierde druk, 2008). De periode van het bronboeddhisme mondde na honderdveertig jaar uit in een schisma, en er zouden er nog vele volgen. De periode van het vele-scholenboeddhisme zou daarna nog meer dan driehonderd jaar in beslag nemen.
Al die tijd waren de sutra’s het onderwerp van mondelinge overlevering en tekstuele aanpassing, afhankelijk van de school waarbinnen ze werden doorgegeven. Pas na zo’n vijfhonderd jaar werd de Pali Canon op schrift gesteld. Theravada is als enig overblijvende van het vele-scholenboeddhisme de erfgenaam van die canon. Als je de ruige tocht van deze collectie boeddhistische teksten door de eeuwen der eeuwen volgt, is er nog meer reden om te betwijfelen dat deze hét woord van dé Boeddha kan vertegenwoordigen.
Het verbaast mij soms dat Thanissaro Bhikkhu, dronken van zijn eigen woorden, ronkend zijn riedel blijft afsteken tegen de heterodoxie van het westerse boeddhisme. Zou je van iemand wiens Boeddha een middenweg bepleitte, niet wat meer wijze inschikkelijkheid verwachten? Omgekeerd geldt hetzelfde voor de aanhangers van Mahayana in het Westen, in hoofdzaak Zen en het Tibetaanse boeddhisme. Seculiere mindfulnessleraren zoals John Kabat-Zinn en andere meelifters aan de rafelranden van het boeddhisme, die geef ik op; dat is bij gebrek aan voldoende expliciete bedding in de Dharma onbegonnen werk. Uit eerdere geschriften valt overigens op te maken dat Thanissaro Bhikkhu zelf bijzonder gebeten is op figuren als Joseph Goldstein en Jack Kornfeld, die in zijn ogen Theravada te grabbel hebben gegooid door dit in het Westen in vereenvoudigde, verwaterde vorm aan te bieden.
Persoonlijk ben ik gefascineerd door Theravada, niet om de quasi-onafgebroken lijn van de tekstuele traditie, maar om de systematiek van de formule. De drie juwelen, de vier edele waarheden, dit is wat Mahayana in principe ook belijdt; in principe, want aan de formule wordt verder vaak slechts lippendienst bewezen, omdat in de praktijk van de beoefening het Oost Aziatische boeddhisme de voorrang lijkt te krijgen op de Indische traditie. Dat is eigenlijk vreemd wanneer alles met alles verbonden wordt geacht, wanneer iedereen volgens eigen tijd cultuur gestalte mag geven aan de Dharma, behalve die eigenzinnige theravadins.
Er worden historisch beladen vooroordelen geuit: “Theravada is scholastisch”, “Hinayana is gericht op individuele bevrijding”, “wij doen aan aandachtsmeditatie, niet aan vipassana”; zo wordt er uit niet goed doordachte woorden een muur van apartheid gebouwd binnen het boeddhisme, zonder te onderzoeken waar hier anno 2020 een middenweg te vinden zou zijn. Uit de Pali Canon worden selectief anekdotische voorbeelden gelicht, wanneer dit zo uitkomt. Dit vertoon van tribalisme is des te spijtiger omdat in onze tijd juist alle bronnen tezamen komen. Dialoog is er vanuit Mahayana, zeker, met het christendom, maar niet of nauwelijks met Theravada. Waarom niet?
Thich Nhat Hanh probeert het beste van twee werelden te maken in Het hart van Boeddha’s leer. Nou ja, als we eerlijk zijn, dan past de erkenning dat hij in hoofdstuk twee van het boek navertelt hoe de Boeddha na zijn ontwaken te langen leste begon te preken voor zijn voormalige ascetische metgezellen. Het verhaal komt uit de Ariyapariyesana Sutra (MN26), maar op eigen gezag en in strijd met de tekst laat de auteur de Boeddha hier zeggen: “Beste vrienden, ik heb gezien dat niets op zichzelf kan bestaan, dat alles moet inter-zijn met al het andere. Ik heb gezien dat alle wezens met de ontwakingsnatuur zijn begiftigd.” Geheid dat Thanissaro Bhikkhu hier aanstoot aan zou nemen.
Op zijn beurt betoogt Thanissaro dat tegenover de massa van leed die in de keten van het voorwaardelijk ontstaan (‘paticca samuppada’) accumuleert, het doodloze staat dat de Boeddha met zijn ontwaken heeft bereikt. “Wie het voorwaardelijk ontstaan doorziet, doorziet de Dharma, wie de Dharma doorziet, doorziet het voorwaardelijk ontstaan,” zo citeert Sariputra uit een van de sutra’s een gevleugeld woord van de canonieke Boeddha (MN28). De massa van leed vormt een dualisme met het doodloze. Met andere woorden, bij Thanissaro is samsara, anders dan in Mahayana, niet gelijk aan nirvana.
Maar omdat de karmisch belaste stroombetreder van Theravada evenals de bodhisattva’s van Mahayana door een aaneenschakeling van wedergeboortes het goede moet doen, meent Thanissaro dat theravadins dáár juist, in de wereld, compassie moeten beoefenen. Vrienden van Mahayana, klinkt dit niet alsof moderne theravadins niet meer de teruggetrokken arahants van tweeduizend jaar geleden zijn?
Thanissaro drukt nog even door. Een duidelijk dualisme van goed en fout geeft een helder moreel kompas. Hij zinspeelt in zijn artikel in Tricycle op de in Mahayana nooit bevredigend opgeloste equivalentie van alle waarden, wanneer je in de wijsheid voorbij alle wijsheid in een opperste spirituele acrobatiek, om met Nietzsche te spreken, ‘jenseits von Gut und Böse’ bent geraakt. Als Thanissaro kan helpen met het oplossen van een op het oog merkwaardig ethisch probleem van een traditie die compassie centraal stelt, waarom niet? Als iets rekbaar en aanpasbaar is, dan is het toch wel de Dharma van Mahayana…
Wordt vervolgd.
Namu Amida Butsu,
Taigu
Jan Toussaint zegt
Ik heb als verkennend persoon naar de betekenis van het boeddhisme enige moeite om het artikel te doorgronden, en dat begint bij het begrip: Al-eenheidshypothese, is dat een woordkeuze die u zelf heeft bedacht, ik zou wel enige toelichting kunnen gebruiken. Verder vraag ik mij af of, als er wordt gesproken over het westerse boeddhisme, wat dat ook moge betekenen, er niet een stroming bij is gekomen, in plaats van dat er een poging is ondernomen om een eenheid te vinden. Mijn laatste vraag richt zich op de observatie van de rafelranden (Jon Kabat Zin …). Is de ontwikkeling van de mindfulness niet te verklaren uit de voor mij ondoordringbare en overweldigende hoeveelheid “boeddhisme” dat beschikbaar is; gaan wij nog meemaken dat er sprake kan zijn van de opheffing van de Babylonische spraakverwarring in het boeddhisme?