Ik groeide op in een gezin waar op de Anti-Revolutionaire Partij werd gestemd. Revoluties waren fout want goddeloos, vooral die van 1789 en 1917. De religieuze overtuiging zorgde voor kritiek.
Het hoofd van de ‘School met de Bijbel’ waar ik op zat, was voorzitter van de lokale Anti-Revolutionaire Kieskring. Hij liet ons zesdeklassers in schooltijd verkiezingsaffiches rondbrengen. Als dank kregen we een leesboekje uit de schoolvoorraad.
Toch maakte ik geleidelijk kennis met goede revoluties. De landbouwrevolutie van 12.000 jaar geleden was vooruitgang geweest. De industriële revolutie, sinds 1800, mocht er zijn.
Of was het bij nader inzien niet allemaal zo mooi?
De landbouwrevolutie vergemakkelijkte de opkomst van steden en staten als politieke eenheden. Versterking van foute macht was daarbij inbegrepen. Oorlogen werden gebruikelijke omgangsvormen.
Religies zorgden in het nieuwe systeem voor priesterlijke bevestiging van de politieke verhoudingen. En soms voor profetische kritiek.
De industriële revolutie dan? Die bracht weliswaar welvaart en kwaliteit van leven, maar tegelijk ontstonden ongelijke machtsverhoudingen tussen aandeelhouders en werknemers. De oorlog onderging een schaalvergroting en werd geïndustrialiseerd, tot en met kernwapens en drones.
Door de modernisering, die meekwam met de industrialisering, kreeg religie een andere rol. Kerken liepen bij ons leeg. Foute presidenten worden elders gekozen met religieuze steun. Terrorisme hoort bij sommige religieuze repertoires. En ja, af en toe klinkt er profetische kritiek.
Wat blijkt? Revoluties dragen Januskoppen. Ze lachen ons toe èn kijken ons dreigend aan.
Het anti-revolutionaire wantrouwen van mijn jeugd was nog niet eens zo gek. En religie blijft beschikbaar voor de beoordeling.