Zo tegen het eind van de aflevering viel ik op tv in de discussie met en tussen filosofen in de serie Filosofisch Kwartet. Ze spraken over het nu maar dat het beter is vooruit te kijken, daar naar te streven. Nietzsche, de wil tot macht? Ik ben het wel met ze eens, stilstand is achteruitgang. De filosofen brachten de dood in het gesprek. Dat het altijd goed is je te realiseren dat je dood gaat. Ook al ben je jong. Nog even het boek schrijven, dat doen, zus doen, de dood als motor. Ook dat sprak me aan. Heel vroeger dacht ik dat ik niet ouder zou worden dan 30, dus ik had haast. Op een geordende wijze veel doen en laten. Tijd praktisch besteden. Nu ik ouder ben en veel verder dan 30 heb ik geen haast maar wil in korte tijd wel veel doen. Gewoon voor de leuk.
De laatste week ben ik nogal met mijn dood bezig nadat mijn dochter opmerkte dat ze al vier versies van mijn levenstestament heeft en ik haar vertelde met een vijfde bezig te zijn. Niet dat de nieuwe versie tekstueel anders zal luiden, mijn wensen op het gebied van reanimatie en levensbeëindiging zijn al jaren dezelfde, maar het kan nooit kwaad om de boel te actualiseren.
Ik wil niet gereanimeerd worden, door niemand. Maar hoe maak je dat duidelijk aan hulpverleners als je op straat in elkaar zakt en niet meer bij zinnen bent. Er zijn mensen die op hun borst de tekst ‘niet reanimeren’ hebben laten tatoeëren. Maar begrijpen ze dat in Lapland of Birma. Er zou eigenlijk een internationaal ‘bordje’ moeten zijn waarop dat verbod wordt weergegeven. Een hart met een streep er door, zoals verboden in te rijden. Een verbodsbord. Ook makkelijk te tatoeëren.
Na de filosofen ontspon zich een gesprek tussen mijn vriendin, de kleindochter van een zeevisser en kind van een palingroker/transporteur en mij. Het ging over kleine zaken, herinneringen die overblijven na de dood van een geliefde in de vorm van een vaasje, een boek, brieven, foto’s, een beeldje, wat borden, zaken die emotionele waarde hebben maar tegenwoordig naar het grof vuil verhuizen als een woning wordt leeggeruimd. De dood laat dan geen stoffelijke herinneringen na. Zo links en rechts in de Kloosterbunker staan een klein huisje, een koperen gewicht van een pond, een porseleinen beker met houten naalden om vissersnetten te boeten. In de logeerkamer hangt een koperen beddenpan met lange houten steel. Ze zijn ooit door de hand van gestorven familieleden gegaan. Ze doen me herinneren aan waar ik vandaan kom.
Mijn vriendin en ik vinden het wel jammer dat het tegenwoordig de trend is om ‘nee, ik hoef niks’ te zeggen.
Moedig voorwaarts!