Afgelopen zondagmiddag bracht ik met mijn vriendin enkele uren op het terras van een petit restaurant door. We wilden eerst naar het strand van Hoek van Holland afreizen, maar dat vonden we bij nader inzien te nationalistisch. Dus zaten we aan een grote ronde tafel in een bos onder takken van nog kale bomen te midden van nog wat kinderen, vrouwen en mannen. Aan onze tafel werd Spaans gesproken, niet door ons.
Mijn vriendin, de kleindochter van een zeevisser, had in het petit restaurant een bestelling geplaatst en een apparaatje meegekregen dat zoemde als de hap klaar was en kon worden opgehaald als je op het terras zat.
Ik kom al heel wat decennia in het petit restaurant, vroeger snackbar geheten. Het was toen en nu gevestigd in een soort houten bouwkeet. Vroeger, toen de vader van een van de huidige eigenaren de zaak dreef, was het er eenvoudiger. De klanten stonden voor een soort vitrine met waren, de vadereigenaar bakte. De man was stokdoof. Als er een bestelling de frituurbak in ging werd er vaak nog nabesteld tegen de rug van de vader: ‘Bertus, doe er ook nog maar twee ballen bij’ hoorde hij dat niet. Soms werd de sfeer venijnig als de ballen niet waren toegevoegd. Rotterdammers zijn vloekbeesten. Maar de frituurbakker kon er niks aan doen, doof is doof. De klanten begrepen dat op een gegeven moment wel en bestelden niks meer na. In de zaak stonden een paar tafeltjes met stoelen waaraan ’s winters snert werd gegeten. Iedereen kende iedereen bij naam.
De zaak is gemoderniseerd, prijzen stegen mee. De sfeer is er als vanouds maar toch anders. De manbaas staat te bakken, de vrouwbaas bedient de computer en een paar jonge mensen zorgen voor de bestellingen en het ijs. Uiterlijk is de bouwkeet, boshut klinkt vriendelijker, zoals ze was. Maar de terrassen zijn vergroot en het meubilair van plastic. Menukaarten liggen op tafel. Het is de Wim Sonneveld verandering die zich heeft voltrokken. Alles komt, alles gaat, zeggen ze in het boeddhisme.
Moedig voorwaarts!