Wat gaat er om in het hoofd van iemand die een aanslag pleegt en medemensen doodt? Na Christchurch en Utrecht spookt die vraag door mijn hoofd. Hun hoofden, mijn hoofd: aanslag, aangeslagen. Totaal verschillend – of toch niet?
Ik moest denken aan de Franse antropoloog Claude Lévi-Strauss (1908-2009) die de mens typeerde als een knutselaar, een bricoleur. Stel je voor: iemand verzamelt in de loop van de tijd allemaal onderdeeltje, palletjes, schroefjes en ringetjes. Zelf erfde ik van mijn vader zo’n metalen kastje met bakjes vol spijkertjes, gordijnrollers en oude sleutels. En dan, op een gegeven moment, is het juiste dingetje er om dat ene klusje tot een goed einde te brengen.
Het hoofd van de mens is volgens Lévi-Strauss zo’n ladenkastje, met in elk bakje een repertoire aan betekenissen en denkwijzen. Die bakjes zijn gevuld door opvoeding en scholing, door levensgeschiedenis en levensbeschouwing. Uit al die repertoires put die mens wat nodig lijkt om met een concrete situatie om te gaan.
Dat omgaan met repertoires kan heel lang goed gaan, zonder schade voor de samenleving, maar succes is niet gegarandeerd. De repertoires zijn onderling vaak tegenstrijdig, zelfs die van één persoon. Globalisering heeft de beschikbare repertoires verveelvoudigd. Dat maakt het kiezen moeilijker.
Wie een aanslag pleegt, maakt een geheel eigen gebruik van de voorhanden repertoires. Geweld is deel van zijn repertoirekastje, dodelijk in combinatie met gekwetstheid, vermeende roeping en vijanddenken.
Wie aangeslagen is, zoekt zin in geheel andere repertoires, maar kan verrassenderwijs bij dezelfde ingrediënten uitkomen.
Samenleven is zoeken naar gedeelde waardenrepertoires die medemenselijkheid onderbouwen. Maar het blijft knutselen door knappe knoeiers.
En hopen tegen aanslagen in.
andre zegt
Tot anders wordt aangetoond is het tot nu toe een schietpartij in een tram. Niet minder erg wel minder stigmatiserend.