Geïnspireerd door hoofdstuk 24 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
Iedereen schept weleens op, tegen zichzelf of tegen anderen. Dieren, kinderen, dwazen, wijzen en goden – opscheppen doen we allemaal. Ook ik wil weleens opscheppen, al is het maar door niet op te scheppen.
Iedereen loopt weleens te paraderen, voor zichzelf of voor anderen. Dieren, kinderen, dwazen, wijzen en goden – paraderen doen we allemaal. Ook ik wil weleens paraderen, al is het maar door niet te paraderen.
Iedereen wil weleens schitteren, voor zichzelf of voor anderen. Dieren, kinderen, dwazen, wijzen en goden – schitteren doen we allemaal. Ook ik wil weleens schitteren, al is het maar door niet te schitteren.
Iedereen doet weleens alsof, voor zichzelf of voor anderen. Dieren, kinderen, dwazen, wijzen en goden – pretenderen doen we allemaal. Ook ik wil weleens doen alsof, al is het maar door niet te doen alsof.
Daarom:
Wie zijn pretenties ontkent, staat zwak. Wie zijn pretenties erkent, staat sterk. Wie andermans pretenties herkent, staat nergens op. Wie nergens op staat valt vrij. Of is dat weer opschepperij?