Monnik: Wie de top van een honderd voet hoge bamboepaal…
Meester: Daar kan ik je niet aan helpen.
Monnik: Waaraan niet?
Meester: Maar ik heb nog wel een oude hengel in de schuur staan. Tien voet, om en nabij. Hebben?
Monnik: De top van de honderd voet hoge bamboepaal staat voor de grote dood, verlichting, de wolkeloze hemel, de toestand van absolute leegte, het einde van de dualiteit, waar niemand meer is die ziet en niets meer dat gezien wordt.
Meester: Dus ook geen paal en geen top, geen grote dood en geen verlichting, geen wolkeloze hemel en geen toestand van absolute leegte, geen dualiteit en geen einde daarvan, geen niemand en geen niets, geen zien of ongezien zijn.
Monnik: Vasthouden aan het ware zelf is de valkuil van de leegte, de ergst mogelijke zenziekte. Om daarvan te genezen moeten we nog een laatste stap zetten, waarbij we ook het absolute achter ons laten. Dan pas kunnen we vrijelijk in alle tien richtingen bewegen.
Meester: Waar geen zelf is kunnen we ons er ook niet aan vasthouden, waar geen leegte is kunnen we er ook niet in vallen, waar geen zengezondheid is heerst ook geen zenziekte, waar geen houvast is vallen we onophoudelijk vrij.
Monnik: Volgens mij zit u nog steeds vast in de top van een honderd voet hoge bamboepaal.
Meester: Volgens mij zit jij nog steeds te hengelen.
Deze tekst maakt deel uit van de serie Niet om door te komen, de Poortloze Poort. Woord: Hans van Dam. Beeld: Lucienne van Dam. Alle teksten van deze serie. De Poortloze Poort op NietWeten.nl. Alle publicaties van Hans van Dam in het Boeddhistisch Dagblad.