De beste spreker zegt maar wat, en zegt dat ook – bij dezen.
taoisme
Meester Tja 48 – Een goede denker laat geen gedachten na
Een goede dichter opent. Een goede reiziger blijft thuis.
Meester Tja 47 – Waarom voor de wijze alles eenvoudig is
De wijze ziet de zwakheid van kracht en de kracht van zwakheid.
Meester Tja 46 – De wortel van wijsheid en dwaasheid
Wat wijsheid lijkt voor een dwaas, lijkt dwaasheid voor een wijze. Wijsheid kan de wortel van dwaasheid niet zijn, dwaasheid niet de wortel van wijsheid.
Meester Tja 45 – Wie stilte zoekt hoort alles
Wie bezorgd is over zijn bagage zal slecht slapen. Wie goed slaapt zal beroofd worden.
Meester Tja 44 – Mezelf ken ik wel het slechtst
De hemel ken ik als de aarde.
Meester Tja 43 – De wegleidweg naar de hemel
De weg van het Tja is de weg naar de hemel. De weg naar de hemel leidt overal van weg. Ook van de hemel. Het is een wegleidweg.
Meester Tja 42 – Verlicht noch verduisterd
Vraagt u mij wie ik ben, dan zeg ik meester noch gezel, wijs noch dwaas, verlicht noch verduisterd.
Meester Tja 41 – Wie denkt er zo ver met mij mee
Is nirwana maar een idee? Is de boeddhanatuur maar een idee? Of is dat ook maar een idee? Wie denkt er zo ver met mij mee?
Meester Tja 40 – Wie nergens op staat valt vrij
Wie zijn pretenties ontkent, staat zwak. Wie zijn pretenties erkent, staat sterk. Wie andermans pretenties herkent, staat nergens op. Wie nergens op staat valt vrij.
Meester Tja 39 – Waarom de wijze niet van ophouden weet
Ook wie Tja heeft is mateloos. Hij weet niet van ophouden omdat hij nergens aan begint. Hij weet niet van beginnen, omdat hij overal klaar mee is.
Meester Tja 38 – Heel even dacht ik niets
Ook dat was zo voorbij.
Meester Tja 37 – Wie zichzelf in de schaduw stelt werpt geen licht
Wijs is wie zijn dwaasheid erkent. Ook dat is geen verdienste.
Meester Tja 36 – De wijze houdt zich aan het Tja
Al houdt het Tja zich niet aan hem, de wijze houdt zich aan het Tja. Zodoende is hij groot noch klein, herder noch schaap, echt noch nep.
Meester Tja 35 – Mijn meester heeft geen leerlingen
Boeddha en God, Zelf en ik – allen zijn volgelingen van het Grote Tja. Maar het Grote Tja is niet te volgen. Het is een meester van niets.
Meester Tja 34 – De grenzeloze ruimte tussen weten en niet-weten
Zo gering als het verschil tussen ongetwijfeld en onmogelijk, zo onmetelijk is het verschil tussen weten en niet-weten.
Meester Tja 33 – Waarom, dat vraag ik niet
Soms ben ik zus, soms ben ik zo. Waarom, dat vraag ik niet. Vraag ik het toch dan vraag ik niet waarom.
Meester Tja 32 – Wijsheid is van alle markten, maar nooit thuis
Niets is waar of onwaar, dat maakt het denken ervan. Ook dit is niet waar of onwaar, dat maakt het denken ervan.
Meester Tja 31 – Verzaak de wijsheid
Verzaak de wijsheid en u zult geen afkeer van begeerte hebben, noch onverschilligheid begeren.
Meester Tja 30 – Geen enkele richtlijn maakt vrij, dus luister vooral niet naar mij
Niet willen begeren is begeerte. Echt willen zijn is nep. Streven naar eenvoud is ingewikkeld. Niets is van nature onnatuurlijk.
Meester Tja 29 – Als het Tja van huis is dansen de denkers op tafel
Wanneer het Grote Tja uit beeld raakt, krijgen we samsara en nirwana.
Meester Tja 28 – Grote heersers heersen niet
Wat ze ook doen, ze doen maar wat, en ook hun niet-doen doen ze niet.
Meester Tja 27 – Tja maakt ongewild mild
Tja maakt ongewild mild. Wie ongewild mild is, sluit niets uit, wat hij ook uitsluit.
Meester Tja 26 – Geen ruimte zo groot, geen stilte zo diep
Geen ruimte zo groot als de ruimte van de lege geest. Geen stilte zo diep als de stilte van het lege woord.