Boeddha vond luid giechelen en lachen ongeschikt voor monniken en nonnen. Hij stelde de vraag: “Waarom al dit lachen en feesten als de wereld in brand staat?” Tegelijk raadt hij degenen die meditatie al te ernstig opvatten aan om het fronsen op te geven en te oefenen in het glimlachen. “Wees een vriend voor de hele wereld.”